1865. ft». t5.
VRIJDAG 39 SEPTEMBER.
53 Jaargang.
PLAATSELIJK BESTUUR VAN GOES.
VERORDENING tegen den invoer
van VEE enz. in de gemeente
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
1 *79/9 ff
■gg®»s&z y «§53»-
goessciie courant.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen-
Prijs per kwartaal 1,35fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiSn worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels
a 1,3© behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiSn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Bel^endmaliing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
GOES, doen te weten, dat door den Raad dier
gemeente in zijne vergadering van den 26sten
dezer maandis vastgesteld de volgende
Goes.
Art. 1. Het is verboden van buiten dit ei
land, binnen deze gemeente intevoeren: Rund
vee, Schapen, Varkens, versch geslagt Vleesek
en Spek, Huiden, Horens, Stal- en Straatmest,
benevens Pluimgedierte.
Art. 2. De overtreding van dit verbod zal
worden gestraft met eene geldboete van vijf en
twintig gulden en eene gevangenisstraf van één
tot drie dagen, opteleggen aan den eigenaar of
aanvoerder van het ingevoerd vee, vleesch en
spek of de ingevoerde buidenhorens, mest-
specien en pluimgedierte.
Art. 3. Hetgeen in strijd met deze veror
dening mogt worden ingevoerdzal worden
verbeurd verklaard en ter beschikking der po
litie gesteld.
Art. 4. Deze verordening treedt in werking
met den dag barer afkondiging.
Zijnde deze verordening aan heeren Gedepu
teerde Staten van Zeeland in afschrift mede
gedeeld.
En is biervan, uithoofde van de heerschende
veeziekteop grond van bet raadsbesluit van
den 26 dezerter bespoedigingafkondiging
geschied waar bet behoort den 27 September
1865.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris
H. C. PILAAR.
BeRLendm aiding.
De BURGEMEESTER van de gemeente GOES,
maakt bij deze bekenddat door hemnaar aanlei
ding van bet laatste gedeelte van art. 41 der wel
op het Armbestuur, van den 28 Junij 1854, {Staats
blad no. 100)de behandeling van de zaken het
Armwezen betreffendeis opgedragen aan den heer
J. A. A. ERANSEN van de PUTTEwethouder
dezer gemeente met ingang van den eersten October
eerstkomende.
Goes, den 27 September 1865.
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De discussie over de troonrede heeft weinig
bijzonders opgeleverd. Alleen de heer van Zuylen
uit Arnhem, die onder het opperbevel staat van
den generaal Groenheeft, bij de absentie van
zijnen superieur, de onderwijskwestie willen aan
roeren, opdat men niet denken zou, dat de school
wet-agitatie uit het hoofd is gesteld. Wij hegrij
pen echter niet, hoe de geachte afgevaardigde,
in de paragraaf der troonrede, eene miskenning
van het godsdienstig element bij het onderwijs
heeft kunnen zien, evenmin als het helder is,
waarom daarvan gesproken moest worden, waar
de kleurloosheid van adres en antwoord er henen
weesdat men bij deze discussie geen strijd
over dat onderwerp verlangde. Zeker was het
alleen om, naar de taktiek Groen, de zaak leven
dig te houden en wij twijfelen niet, of bij de
behandeling van het hoofdstuk binnenlaudsche
zaken, zullen wij meer daarvan vernemen. Hoe
kleiner de kans wordt, om door andere zaken
tot eene omverwerping der regering te komen,
hoe krachtiger men zich aan de onderwijs-kwes
tie wil vast klampenmaar ook bij de natie
ontwikkelt zich meer het bewustzijn dat de
zegen van bet onderwijs te groot is, om de wer
king der meest weldadige wetten te laten belem
meren, door allerlei chicanes, die men niet maakt
in het belang der zaak, maar om partijzucht en
partijbelang te voeden.
Wij hebben waarlijk medelijden met de diep
bedroefde oppositie, die in baar liefdevol pogen
bemoeijelijkt wordt door onze regering; die ten
oirbaar van bet land zich eene ledige schatkist
had gedroomd en nu de bittere teleurstelling
ondervindtdat er geen gebrek geen kwaad
slotgeene donkere toekomstniets van dat
alles is. Wij plaatsen dan ook hare taal, waar
zij huiten zich zelve van smartslechts roepen
kande minister liegtwant hij zulk een leed
geeft men zich nooit zoo naauw rekenschap van
wat men zegt. Zeer curieus echter zijn de rede
nen waarmede zij betoogen wil, dat zij alleen
gelijk heeft. Zoo voert zij onder anderen aan: de
minister liegt als hij zegt, dat aan alle eischen
kan worden voldaan, want b.v. voor buitenland -
sche zaken zou wel wat meer kunnen gebruikt
worden, maar er is geen geld. Men verbeelde
zich de huisvader, die de middelen voor zich ziet,
waarmede hij alle noodige behoeften van zijn
huisgezin zal kunnen bestrijden. Maar bij erkent
dat er voor een of ander, schoon niet dringend
gevorderd, nog wel iets meer zou kunnen ge
bruikt worden, indien er meer geld in kas ware,
zal hij daarom nu zeggen: aan alle eiscben kan
niet voldaan worden en dus kom ik tekort?
Het mag toch de vraag niet zijn of ook bij de
meest bloeijende toestand niet nog te wenscben
overblijft, maar of voldaan kan worden aan dat
gene, wat wezenlijk behoefte is, terwijl het dan
zeker vooruitgang heeten mag, als er uitzigt be
staat dat ook aan andere wenscben later wei-
ligt zal kunnen voldaan worden.
Het is gemakkelijk om te zeggen, dat de mi
nister van finantien slechts onwaarheid gespro
ken en de natie misleid heeft; maar het bewijs
daarvoor wordt niet zoo gemakkelijk geleverd.
Daarom begint de oppositie om de ministerieele
partij te sommeren, dat zij beginnen zal met óp
te geven op welken grond hare goede verwach
ting rust. Dwaas genoeg wil zij dus anderen
voor zich laten spreken en, dwazer nog, doet zij
even als of geene cijfers daar voor aller oogen
lagen, die ons den toestand doen kennen, waarop
onze verwachtingen gebouwd zijn. Zoodoende
gaan wij het oogenblik tegemoet, waarin de mis
leiding door de oppositie-pers blijken zalals
zij de bestreden waarheid niet meer zal kunnen
ontkennen. Inmiddels mag de natie zich ver
hengen, dat geene nieuwe lasten zullen worden
opgelegd en waar dit bewaarheid wordt, zullen
zelfs de becijferingen van het orgaan niet meer
baten om agitatie te wekken. Wij gelooven dan
ookdat geene bestrijding der oppositie meer
noodig is, nu het volk over feiten zal oordeelen
en de volksmisleiders zal leeren verachten. Wij
verklaren ons vooraf reeds voldaanalvorens
het orgaan zijne artikelen geeftwaarvan de
inhoud bekend is, en die hare beantwoording
vinden zullen in den loop der zaken, zooals
wij dien op goeden grond mogen verwachten.
Z. M. de koning heeft Maandag de commissie
uit de Eerste Kamer ontvangenter aanbieding
van het adres van antwoord. Z. M. heeft daarop
het volgende gezegd
Ik verzoek u aan de Eerste Kamer wel te
willen overbrengen, dat ik altijd den hoogsten
prijs stel op de betuiging van hare hulde en
dat ik mij gelukkig zal achten, indien de mede
werking der Staten-Generaalmet mijne rege
ring, de welvaart van het dierbare vaderland
moge bevorderen.
Dingsdag is de commissie uit de Tweede
Kamer bij Z. M. toegelaten, aan welkeZ. M.
geantwoord heeft:
Ik wensch van harte met de Tweede Kamer,
dat hare beraadslagingen met mijne regering
tot heil van het dierbare vaderland zullen strek
ken en ik verzoek baar mijnen bijzonderen dank
overtebrengen voor haar adres van antwoord.
In de memorie van toelichting, die boofdst.
V der begrooting (binnenlandse/ie zakenverge
zelt komt onder anderen voorsedert in het
afgeloopen jaar de koninklijke goedkeuring aan
het besluit der staten van 29 Mei 1863 moest
worden onthouden, zijn de regering en het ge
westelijk bestuur van Zeeland wel op eene na
dere regeling van het beheer der calamiteuse
polders bedacht geweest, doch konden zij daar
omtrent nog niet tot eenheid van gedachte
komen.
Intusschen is door den koning het dijkge-
schot over 1865 vermeerderd en dientengevolge
het rijkssubsidie verminderd met het bedrag,
datnaar de bekende tauxatiedoor de polders
te weinig werd betaald. Dit bedrag isnadat
eenige polders zich hadden vrij verklaard, p. m.