1865. N0. 55.
VRIJDAG 31 JULI J.
52ste Jaargang.
«©-«ÏR&ajks*-®»-
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
GOESSCHE COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, nltgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,85, fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiën worden a IS et. de regel geplaatst.
Geboorte-huwelyks-' en doodberlgten van 1-0 regels
1,30 behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Beli.ond.mali.liis.
BURGEFEESTER en WETHOUDERS van GOES,
van het bureau van stemopneming aldaar, ontvangen
hebbende de Processen-Verbaal van inlevering der stem
briefjes en het opmaken der gedane stemming ter be
noeming van Drie Leden in den Gemeente-Raad
van Goes, gehouden den 18 en 19 dezer, uit welk
laatste proces-verbaal is gebleken, dat van de 240 gel
dige stembriefjes, tot lid van den Gemeente-raad be
noemd is:
de Heer J. W. van KERKWIJK, met 166 stemmen,
en dat voor de twee overige leden eene herstemming
zal moeten plaats hebben tusschen de heeren:
C. P. SOÜTENDAMdie 104 stemmen,
O. VERHAGEN, 89 v
C. C. van den BOSCH, 68
en mr J. G. de WITT HAMER, 59
hebben bekomen.
Brengen overeenkomstig art. 69 der kieswet van
den 4 julij 1850 Staatsblad No. 37) ter kennis van
een ieder die het aangaat, dat afschriften van genoemde
processen verbaal, ter gewoner plaats in deze gemeente
zijn aangeplakt en dat gelijke afschriften ter inzage
voor ieder, ter secretarie zijn nedergelegd, waar de
zelve dagelijks (uitgenomen des Zondags) van des voor
middags 9 tot des namiddags 2 ure voorhanden
zullen zijn.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 19 julij 1865.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN,
De secretaris,
H. C. PILAAR.
In de zitting van Maandag heeft de heer Ro-
ckussen zich beklaagd, dat de Minister van Kolo
niën in gebreke is gebleven te voldoen aan al
zijne beloften omtrent de indiening van wets
ontwerpen, de Oost-Indiën betreffende, en die
zoowel in de troonrede als bij latere gelegenhe
den waren beloofd. Wij zouden zeggen: het ver
wondert ons, dat juist de heer Rochussen met
deze beschuldiging komt. Zoo iemand, dan is
hij er van overtuigddat wetten, van belangrij
ken invloed op den toestand van Indie, niet kun
nen worden aangeboden zonder overleg met den
raad van Indie, en dat de minister dus afhanke
lijk is van het vroeger of later indienen der rap
porten en adviezen van dien raad gevraagd. De
beloften van dien aard, door eenen minister van
koloniën gedaan, moeten altijd met die reserve
worden aangenomendat de minister in staat
gesteld worde om daaraan te voldoen. Hij be
looft wat hij kan, en wij meenen, dat deze mi
nister getoond heeft een man van zijn woord te
zijnwaar het van hem alleen afhing te hande
len. Wij houden daarom de beschuldiging voor
ongegrond en onbillijk, vooral in den mond van
een oud-gouvemeur-generaal. Maar hoe zouden
wij ons verwonderen over dit feit, daar de heer
Rochussen behoort tot de oppositiedie liever
alles verkeerd voorstelt, dan vrede te hebben
met iets dat door dit ministerie geschiedt. Het
orgaan van den, ook door den heer Rochussen
bezoldigden, laster, heeft dan ook niet gedraald,
om de onregtvaardige beschuldiging als eene
daad van eerlijkheid en vaderlandsliefde voor-
testellen, gelijk het wederom de laagheid heeft,
om de ongesteldheid des ministers tot een voor
werp van spotternij te stellen en eene gevolg
trekking te makendie alleen kan opkomen bij
iemand, voor wien dergelijke handelingen een
gewoon bedrijf zijn.
De geschiedenis der aanneming van het trak
taat met Frankrijk, en vooral de wijze waarop
deze van zekere zijde besproken wordt, ontdekt
ons op nieuw de schandelijke en beginsellooze
praktijken, die door de oppositie tegen de rege
ring worden ondernomen. Terwijl niemand
ontkennen kan, dat bij dit traktaat al die voor
deden bedongen zijn, die men redelyker wijze
kon verwachten, heet het toch, dat de belangen
van Nederland schandelijk verwaarloosd zijn en
dat men slechts gegeven heeft, om schier niets
te ontvangen. Het bleek dan ookdat men dit
slechts voorgaf om sensatie te maken, maar
dat men au fond eene andere overtuiging toe
gedaan waszoodat ook de tegensprekers ein
digden met voor te stemmen. Teregt gaf de
minister van finantien zijne bevreemding daar
over te kennen, en ieder zal moeten toestemmen,
dat de vertegenwoordiger, die een gesloten trak
taat zoo nadeelig acht voor zijn Vaderland, ook
den moed hebben moet, om daartegen zijne stem
uittebrengen. Het zegt weinig, dat men die in
consequentie der oppositie verklaart uit het besef
der hoogere politieke gevolgen, die aan de verwer
ping eener internationale overeenkomst verbon
den zijn, of uit den eerbied aan den koning ver
schuldigd. Die brommende woorden verduisteren
het feit niet, dat men vroeger soortgelijke con
sideration ter zijde stelde en tegenstemdeen
vooral, dat men een votum heeft uitgebragt tegen
zijne overtuiging en tegen het belang der natie.
De heer Wintgensdie misschien door den loop
der discussie er meest toekwam om te stemmen
zoo als hij sprak, heeft dan ook, geheel alleen
staande met zijne stemde eer dat hij zich
gelijk bleef en het nationaal belang als het
hoogste argument liet gelden. Ook verdient het
opmerking, dat naar het beweren van het orgaan,
het traktaat eenparig werd afgekeurd door hen
die tot de meest bevoegde beoordeelaars kunnen
gerekend worden. Zij allen dus, die het goed
keurden, waren onbevoegd en die het, schoon
zij het afkeurden, uit Vaderlands liefde aan
namen dat is de helft der kamer, zij hebben
hunne goedkeuring gehecht aan een maatregel,
dien zij desbevoegd onaannemelijk achtten en
hebben het lieve Vaderland helpen verderven.
De heer Rochussen heeft zich speciaal de
belangen der kabeljaauw aangetrokken en de
heer Wintgens, daarmede instemmende, beweerde,
dat de Franschen de regten op die visch hadden
moeten verminderen, omdat het een zoo gezond
voedsel is. Voor die vaderlandsliefde zullen
misschien niet allen hem dankbaar zijn, die het
zoo verwerpelijk niet achten om, als de Fransche
wijn goedkooper te krijgen zal zijn, daarbij ook
een kabeljaauw te kunnen gebruiken. Eerder
zouden zij zich vereenigd hebben met den strijd
voor het aller belangrijkst handelsartikel, de
chicorei, die de heer Rochussen zelf misschien
zeer gaarne geheel onbelast zag vertrekken. Zou
het in die kabeljaauw-manie geweest zijn
dat de geachte afgevaardigde zich zóó vergat, dat
hij door den Voorzitter moest berispt worden?
Blijkbaar was de Amsterdamsche afgevaardigde
in een staat van hooge opgewondenheid, daar
hij ondanks de vaderlijke vermaning, op de wijze
der kinderen die gestraft worden, volhield »ik
meen het toch." Het geduld van den Voorzitter
mogt dan ook nu wel eens eindigen, want ook
de vrijmoedigheid heeft hare grenzen en het
was weinig parlementair, om de regering zoo
maar zonder bewijs, te beschuldigen, dat zij
de belangen des lands verwaarloost. Zulke be
schuldigingen worden niet geteld, als ze in een
of ander blad, dat geene vormen kent, worden ter
nedergeschreven, maar in 's lands vergaderzaal
moest men ze terughouden, of met waardigheid
en vooral met redenen omkleed, maar ook niet
dan bij zeer bijzondere aanleiding uitspreken.
Men doet meer nadeel met een twistappel in
het land te werpen, dan men voordeel aan
brengen kan, door wat meer kabeljaauw naar
den vreemde te helpen zenden. Zou er bij
de oppositie ook een verborgen spijt zijn, dat
de zitting gesloten wordt, nadat men alles heeft
aangewend om de regering te doen vallen, en
dat de slotsom is, dat het ministerie hooger
wordt gewaardeerd en steeds krachtiger steun
gevonden heeft bij de kamer en bij het volk?
De Eerste kamer der Staten Generaal is by
een geroepen tegen Maandag 31 Julij a. s.,
tot behandeling van het handelstractaat met
Frankrijk en de overige door de Tweede kamer
aangenomen wetsontwerpen.
In de zitting der Tweede Kamer van Dings-
dag, is het traktaat met Frankrijk goedgekeurd
met algemeene stemmen, behalve die van den
heer Wintgens, nadat eenige leden bezwaren te
gen dat traktaat hadden ingebragt en door on
derscheidene ministers beantwoord waren.
Na de aanneming van een wetsontwerp tot