VRIJDAG 14 JULIJ. 52ste Jaargang. 1865. 53. GOESSCIIE COURANT. lie uitdove dezer Courant geschiedt Ciaandag en - v Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. PlijS per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels ƒ1,50, behalve het zegelregt. Oe inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. S©Is.©]ca.cJ.nflL^l5Li3a.s?. De BURGEMEESTER van GOES maakt bij deze aan de ingezetenen dezer gemeente bekend: dat het kohier no. 1 der PERSONELE BE LASTING over het dienstjaar 18651866, op den 5den dezer door den heer commissaris des konings in deze provincie executoir verklaardop heden ter in vordering aan den ontvanger van 's rijks belastingen gezonden is. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voor wende zal deze worden afgekondigd op de gebruike lijke wijze. Gedaan te Goes, den 12 Julij 1865. De burgemeester voornoemd M. P. BLAAUBEEN. »De journalistiek in Nederland verdient het offer van Rijkswege nietdat haar gebragt zoude worden door de afschaffing van het Dag bladzegel." Wanneer men dit vonnis in een onzer dagbladen leest, dat alzoo ook over zich zeiven oordeelt, dan zou men denken, dat niet alleen onze journalisten zelve innig overtuigd zijn van hunne tekortkomingen, maar dat wer kelijk de verwachte uitbreiding der journalis tiek niet opwegen zaltegen de schade die de schatkist staat te lijden. Waarschijnlijk was het een onbewaakt oogenblik, waarin het ge weten spraktoen het orgaan aldus oordeelde, en niemand zal het ontkennen, dat een dagblad, dat geen ander doel heeft dan de regering op de meest vuilaardige wijze te hekelen, weinig aanspraak maken kan op eene weldaad, die zeker met smaadredenen en hatelijkheden zou worden beloond. Maar valt het niet te ontkennen, dat de journalistiek nog niet op die hoogte staat, waarop wij haar in het belang des volks zouden ver langen, dan is de vraag of er waarheid is in het beweren, dat het offer door de schatkist te brengen zich niet beloonen zou. Wij durven de stelling volhouden, dat er door de afschaffing der zegelbelasting eene belangrijke schrede tot hare ontwikkeling zal worden gedaan en dat wel de vrucht van het offer niet zoo spoedig zal rijpen, maar dat voortduring van den druk- kenden last zelfs de hoop daarop moet benemen. Wij zijn de eersten om te erkennen, dat onze dagbladen nog maar weinig kunnen bijdragen tot volksverlichting en volksopvoeding; dat zij luttel uitwerken tot vermeerdering van litte- rarische kennis, en noch door vorm noch door inrigting op het schoonheidsgevoel werken. Wij voegen er bijdat om ze aan het ideaal te doen naderen, nog wel wat anders noodig is dan weg neming van financiële bezwarenmaar toch wij houden ons verzekerd, dat de bedoelde ontheffing ten minste in staat stellen zal om middelen te beramen, die tot verbetering kunnen leiden. Het is volkomen waar, wat dezer dagen in de Tweede kamer gezegd werd »het vak van publi cist is in ons Vaderland eigenlijk geen vak" en het is dat niet om de eenvoudige reden, dat de uitoefening daarvan geen middel van bestaan oplevert. Er mag een enkel publicist in ons land zijn, die goede zaken doet, om dat hij zich verkocht aan eene partij, over wier beurs hij gebiedt omdat zij bevel voert over zijn geweten, maar dat enkele voorbeeld bewijst juist, dat eerlijke publicisten, die vrij en zelfstan dig willen blijven, een doornenpad bewandelen. En wie zou zich bij voorkeur zulk een pad kiezen? Inderdaad de heer van Limburg Brouioer heeft de zaak uit het regte oogpunt beschouwd; als hij beweerde, dat afschaffing van zegel vermeer dering van debiet; deze laatste betamelijke ver goeding van onkosten zouden aanbrengen; dat ruimer middelen om een dagblad uittegeven in staat zullen stellen om de schrijvers beter te renumereren en dat er alzoo bij aanneming van deze wet, uitzigt bestaat, dat het vak van publi cist door meerderen ter hand genomen, met meer zorg zal beoefend worden, en wij voegen er bijdat men zijne billijke eischen aan de journalistiek eerst dan zal kunnen laten gelden. Evenmin als de heer van Goltstein maken wij ons illusien omtrent de verbetering van den maatschappelijken toestand door de pers, maar wel beschouwen wij haar als krachtig middel om op dien toestand te werken. Het is waar, dat ons volk weinig dagbladen leest, maar zij konden geene volkslektuur worden zoolang zij niet binnen het bereik des volks waren. Het een zal hier het ander helpen. Waar de toe gang tot het volk geopend is zal men zich meer er op toeleggen om het te naderen, en hoe meer de journalistiek aller behoeften omvatten zal, des te grooter zal hare uitbreiding worden. In de laatste jaren is reeds eene schrede voorwaarts gedaan en het politiek leven is meer opgewekt men neme de drukkende band der dagbladen weg en zij zullen dat leven krachtig helpen bevorderen. Daardoor zal ook eene schoone gelegenheid geopend zijn, om het volk op on kostbare en gemakkelijke wijze bekend te maken met den voortgang van wetenschap en nijverheid; om het kunstzin en liefde voor het schoone inteboezemen. Daardoor zal onze industrieel vrij en menigvuldig op de proeven van zijnen arbeid kunnen wijzen. Honderden, die geene boeken lezenmaar ligt een blad in handen ne men, zullen daardoor tot lezen worden opgewekt en een ruime weg zal geopend zijn, om aan de sociale ontwikkeling dienstbaar te wezen. De concurrentie zal toenemen maar zij stuwt voor waarts; de meeningen zullen onafhankelijker worden uitgesproken maar dat geeft wrijving; nuttige denkbeelden zullen worden verspreid en dat geeft licht; de onverschilligen zullen ont waken en dat bevordert leven. De natie kan intellectueel en moreel eene winst doen die het stoffelijk nadeel vergoedt; daarom wenschen wij de aanneming van deze wet, want indien de journalistiek wachten moet tot zij in allen deele dit offer verdient, wie zegt ons dan, wanneer de dag der verlossing aanbreken zal en immers vrijheid doet op elk gebied groeijen en bloeijen. Toen de Haagsche Courant ophield te bestaan, schreef het orgaan een artikelwaarin het zich zei ven bewierookte en waarin vooral de eerlijk heid en loijauteit van den lioofd-redacteur ver meld werd. Thans lezen wij de verzekering, dat dit niet was de uitdrukking van het persoonlijk gevoelen van den hoofd-redacteur, maar van het gevoelen van den raad van bestuur. Het publiek wordt dus verzocht, het geschrevene van 2 en 3 Julij te beschouwen als een compliment van den raad van bestuurwaartegen de consciëntie van den betrokken persoon opkomt. Wij zijn nu zoover gevorderd, dat het gespro kene in de Tweede Kamer voor nonsens wordt verklaard. Natuurlijk door het orgaan, dat altijd woorden spreekt vol zin en beteekenis. Men mag zich dus eerlang verwachten op een voorstelom de meerderheid der kamerleden in een krankzinnigen gesticht te plaatsen, de onwetende ministers naar het oude mannen huis te laten verhuizen. Een nieuw bestuur zit reeds in optima forma gereed om optetreden. De gouden eeuw breekt dan aan; de accijnsen herleven; de galg wordt in eere hersteld, om onderwijs bekommert de regering zich niet meer; zoo er nog wetten noodig zijn worden in één oogenblik volmaakte uitgevaardigdde ge- heele vertegenwoordiging is maar ééne stem, al thans zoo er nog gesproken wordt; uit de kolo niën komt spoedig zooveel geld, dat men in plaats van een gedwongen leening de ingezetenen dwingen zal eenige schatten aantenemen; marine en oorlog zullen ingerigt worden naar een stelsel, dat volstrekt geen geld kost; geheel het buiten land zal de vriendschap van het nieuwe Utopia zoeken en het volk maar met het burger- ministerie worden de burgerlui ook opgeruimd en wie zou dan nog van het volk durven spreken. BINNEftlLAMPSCHE BERICTEnT Maandag zijn in de Tweede kamer de dis- cussien over de zegelwet aangevangen. Acht sprekers hebben over de algemeene strekking het woord gevoerd, waarvan sommigen zich tegen, anderen zich voor het beginsel der afschaffing van het dagbladzegel verklaarden. De minister heeft de sprekers in het breede beantwoord. Daarna is art. 1 behandeld en na korte dis cussie zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Op art. 2 zijn amendementen voorgesteld die

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1865 | | pagina 1