IWW1IL DONDERDAG 4 MIL ]Jlaatsefiifi leslinir aan $oe§. SCHUTWEMIJ. 18115. .V. 35.* 52ste Jaargang. MIKSM HK COURANT. 5>e uitsave deiei' fourant geschiedt .llaau- oj> feestdagen. I'rtjs per kwartaal 1,35 fr. p. p. J 1,90. Gewone ndvertentiPn worden a 20 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels ƒ1,30, behalve liet zegelregt. lïe inzending van advertentie» kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. So3s.©n,c3Ls3!3L^.lE.i3a.g. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaatdat de kohieren van den HOOFDELIJKEN OMSLAG en van de plaatselijke belasting op de HONDEN, over het loopende dienst jaar, gearresteerd door den gemeenteraad den 10 dezer en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland'goedgekeurd den 26 daar aanvolgende aan den gemeente-ontvanger ter invordering toe gezonden zijnmitsdien ieder belastingschuldige vermanende, om het deswegens verschuldigde, ten kantore van voornoemden ont vanger te voldoen. En zal aan deze op de gebruikelijke wijze publiciteit gegeven worden. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 29 April 1865. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. aPix'ïoXio.E&ti©. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, Gezien de wet van den 11 April 1827 (Staatsblad no. 17) betrekkelijk de OPRIGTING van SCHUTTERIJEN en speciaal de artikels 1, 2, 7, 8 en 9, luidende als volgt „Art. 1. Ieder ingezeten van bet Rijk, die op den 1 Januarij van elk jaar zijn 25ste jaar zal zijn ingetreden en zijn 34ste niet voLeindigd zal hebben zal ingevolge de bepalingen dezer wetdaartoe opgeroepen zijnde verpligt wezen de schutterlijke dienst uit te oefenen. „Art 2. Als ingezetenen worden met betrekking tot de toe passing. dezer wet, beschouwd a. Alle Nederlanders, binnen bet rijk hun gewoon verblijf houdende; l. Alle vreemdelingen, binnen het rijk woonachtig, welke hun voornemen, om zich aldaar te vestigen, zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verklaringhetzij door het werkelijk overbrengen van den zetel van hun ver mogen en de hoofdmiddelen van hun bestaan. De tijdelijke uitoefening van hun bedrijf of handwerk in eenige ondergeschikte betrekking, gelijk die van leerling, knecht enz., kan op zich zeiven niet beschouwd worden als een bewijs van het voornemen om zich in dit rijk te vestigen. „Art. 7. Zij die in meer dan eene gemeente hun gewoon ver blijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrijving verpligt zijnbinnen die gemeente alwaar eene dienstdoende schutterij aanwezig is. Bijaldien in die verschillende gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende schutterijen bestaan zullen zij zich doen in schrijven in die gemeente, alwaar zij voor de personele belasting zijn aangeslagen en de ambtenaren in die gemeentealwaar zij ambtshalve verpligt zijn hun verblijf te houden. „Art. 8. Die van hunnen ouderdom geen voldoend bewijs geven zullen door het plaatselijk bestuur worden ingeschreven naar deszelfs oordeel, onverminderd de bevoegdheid van den in geschrevenen om van zijnen ouderdom nader te doen blijken. „Art. 9. Die bevonden zullen worden zich niet voor den 1 Junij te hebben doen inschrijven, zullen door het plaatselijk be stuur ambtshalve ingeschreven worden en door den na te melden schuttersraad worden verwezen tot eene geldboete; terwijl zij daarenboven zonder loting bij de schutterij zullen worden in gelijfd indien het zal blijkendat er tijdens de verzuimde in schrijving, geene redenen tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestonden. Gezien Zijner Majesteits besluit van den 21 Maart 1828 (Staats blad uo. 9), speciaal de art. 3 en 4 van den volgenden inhoud: „Art. 3. In het jaar na de eerste oprigting der schutterij en in ieder der volgende jaren, zal voor den 1 Junij de inschrijving zich tot zoodanige ingezetenen bepalen die op den 1 Januarij van dat jaar hun 25ste jaar zijn ingetreden; het register waarop de zelve worden ingeschreven, zal altijd het eerste register uitmaken, en zal voorts van de registers der vorige jaren het laatste of tiende komen te vervallen. „Art. 4. Tot deze inschrijving zullen zich ook moeten aangeven, diegenen, welke, schoon in andere gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving in de gemeente zijn komen wonen; alsmede vreemdelingen die sedert de laatste inschrijving in de termen gevallen zijn omvolgens art. 2 der wetals ingezetenen te worden beschouwd. De inschrijving van deze personen zal ge schieden in dat register waartoe zij volgens hunnen ouderdom behooren. Gezien Zijner Majesteits besluit van den 4 September 1828 (Staatsblad no. 55) voornamelijk de bepalingen van art. 7 en 8, aldus luidende „Art- 7. De gehuwden en weduwnaars een of meer kinderen hebbende, door sterfgeval of anderzins in de termen vallende om in de eerste klasse te worden overgebragt, zullen voor de eerst volgende jaarlijksche inschrijving, bij publicatie worden opgeroepen om daarvan kennis te geven aan het plaatselijk bestuur; wanneer deze kennisgeving mogt worden verzuimd en de nalatige, tenge volge van dit verzuim niet bij de schutterij is ingelijfd geworden, zal deswege door het plaatselijk bestuur proces-verbaal worden opgemaakt en aan de bevoegde regtbank toegezondenten einde de strafbepalingen van art. 1 der wet van den 6 Maart 1818 (Staatsblad no. 12) op de nalatigen toe te passen „Art. 8. De nalatige in bet vorige art. vermeld, zal dadelijk bij de schutterij worden ingelijfd, tegen ontslag van hem, die in zijne plaats wordt opgeroepen, de diensttijd door hem te vol brengen, zal ingaan met het jaar waarin hij is ingelijfd'geworden. Roepen bij deze op: alle mannelijke ingezetenen der gemeente, welke op den 1 Januarij dezes jaars hun 25ste jaar zijn inge treden, boedanige zijn die geboren in den jare 1840 om zich van den 15 tot en met den 31 der maand Mei, voor de schut terlijke dienst dezer gemeente, ter griffie alwaar daartoe dagelijks zal worden gevaceerd (uitgenomen des Zondags) des morgens van 9 tot des namiddags 2 urete doen inschrijven en zich vooraf te voorzien van een geboorte- of doop extract, ten einde zich van hunnen juisten ouderdom ter behoorlijke inschrijving te verzekeren en zich door eene verzuimde of onbehoorlijke inschrij ving niet bloot te stellen aan de straf bij boven geinsereerd 2de artikel der wet van den 11 April 1827 vastgesteld. Terwijl tevens worden opgeroepen, om zich ter bovengcnoemden tijd en plaatse te doen inschrijvenalle manspersonen geboren in de jaren 1831 tot en met 1839 welke in vorige jaren elders ingeschreven zijn doch sedert dien tijd binnen deze gemeente zijn komen wonen met overlegging van het bewijs der vroeger gedane inschrijving in eene andere gemeente, alsmede zoodanige ontslagene militairen en vreemdelingen, als sedert de laatste in schrijving in de termen der schutterij gevallen en binnen deze gemeente woonachtig zijn. Wordende de personen, welke reeds ingeschreven zijn en deel aan de loting' genomen hebben, behoorende tot de tweede klasse, zijnde gehuwden en weduwnaars met een of meer kinderen, welke door sterfgeval of anderzins als nu in de termen der eerste klasse vallenaangemaand om daarvan almede ten boven bepaalden tijde en plaatse kennis te geven. Zullende de onderscheidene daarvan te houden vegisters op den 1 Junij eerstkomende worden gesloten en degenen welke bevon-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1865 | | pagina 5