1865. N°. 26. DONDERDAG 30 MAART. 52"* Jaargang. jjlaatsefijff JSestuur oan ()oes. ii11 lil»'1 -w—wn wi! n n ml «i bksciie courant. Ac ill;*re deser foaraat (Mthiall tlaaa. das «a Donderdag avandaitgeaonderó op feeetdngea. rei)» por kwartaal f l.li fr. p. p. I.OO. Gewone advertenties worden a ZO el. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten «an 1-6 regels f 1.30, behalve liet «egelregt. De Intending van advertentidn kan gesebledcn tot vóór drie oren des namiddags op den dag der uitgave. BESCHRIJ F ING DER P4 TENTPLIG T1GEN. Bels.encimali.ing. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van GOES •Gezien, hebbende de circulaire van den heer Commissaris des Konings in deze provincie, de dato 17 dezer A no. 3404', 1« afd., (jisovineiaal blad no. 28) betrekkelijk de BESCHRIJVING dek PATENTPLIGTIGEN floor het dienstjaar 18651866. Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden lo. Ten aanzien der patentpligtigen in de 25 eerste tabellen der wet van dén 13 Mei 1819, (Staatsblad no. 34) omschreven, dat, met uitzondering van de patentpligtige slijters, tappers, kroeghouders en koffijhuishouders, die niet in de gewone beschrijving zutlén worden begrepen, maar aan welker huizen, zoodra mogelijk na den ingang van,liet dienstjaar, en zonder de gewone beschrijving «f te wachten, een declaratoir zal bezorgd worden, hetwelk na ver loop van drie dagèn zal worden afgehaald en welke verpligt zijn dadelijk de helft van hunnen aanslag te voldoen, waarna huu patent op Vertoon der kwitantie, alsmede van het bewijs dat hun des-wegens verschuldigde over het voorgaande jaar ten vollen aangezuiverd is, ter secretarie onmiddelijk verkrijgbaar zal zijn; de verklaringen, ter verkrijging van patent voor de patentpligtigen, binnen de provincie worden uitgegeven Van den 5 Mei 1865 tot en met den 15 dier maand. dat die verklaringen behoorlijk ingevuldzullen moeten zijn ingezameld of bij den ontvanger der directe belastingen ingediend, binnen deze gemeente op den 23 Mei 1865. dat de registers van gemelde patentpligtigen gesloten zullen worden, binnen deze gemeente, op den 7 Junij daaraanvolgende. •2t>. Ten aanzien der eigenaars, vaste huurders, of andere vaste gebruikers van binnenvaartuigenzal moeten worden gehandeld overeenkomstig de resolutie- van Z.- E. den minister van (inantien van 23 April 1852, no. 192, (provinciaal blad no. 57 van dat jaar). En wordt voof dezen de gelegenheid tot het doen der aangifte open gesteld van 1 Mei 1866 bij het gemeente-bestuur der plaats alwaar de belasting Verschuldigd is, onder overlegging van een aangift- biijet, daartoe bij die besturen verkrijgbaar. 3o. Ten aanzien van- de kiamers: Dat zij zullen gehouden zijn otn bij. het doen hunner aanvrage om patentop te geven de onderscheidene goederen welke zij voornemens zijn te koop aan te bieden. Zoo mede de wijze op welke zij hun beroep uitoefenen, naar aanleiding der onderschei dingen bij 1 der 7 tabel, gevoegd bij de wet van den 16 Junij 1832 (Staatsblad no. 30), alsmede de gezamenlijke inkoopswaarde der door hen te koop aangeboden wordende goederenzullende dien onverminderd door de patentpligtigen die hunne goederen in de herbergen of bergplaatsen, huizen en andere gebouwen van Herden uitstallen opgave moeten geschieden van den tijd der during van hun verblijf in de gemeente, en door hun die der- zelver waren in openbare veilingen buiten hunne winkels bij koopen van doorgaans beneden de 25,ieder, doen verkoopen, van dien der te houdene verkooping terwijl, zoo zij de wijze van dien verkoop veranderen, de waarde hunner waren vermeer deren of den duur des verblijfs of der te houdene verkooping verlengen, daarvan op den voet van art. 13 der wet van den 21 Mei 1819 en op de boete bij art. 37 bepaald, aangifte zullen doen in de gemeente alwaar zij zich bevinden en zoodanig aan- vullingsregt voldoen, als van hen bij werkelijk toegenomen be lastbaarheid zoude kunnen worden gevorderd. 4o. En eindelijk, dat de bedoelde kramers benevens de debi- tanten van loterij-briefjes, krachtens Zr. Ms. besluit van den 17 October 1820 (Staatsblad no. 22) op de boete bij 1 en 2 ▼an art. 32 der wet van den 21 Mei 1819 bepaaldverpligt »iju steeds hun patent met zich te voeren. En opdat niemand deswege onwetendheid zoude kunnen voor wenden zal deze worden gepubliceerdgeaffigeerdmitsgaders geïnsereerd in de Goessche Courant. Gedaan ten raadhuize van Goesden 25 Maart 1865. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. Het adres, dat volgens de Ilaagsche Courant, uit de residentie aan de Tweede Kamer gezonden werd om afschaffing van de doodstraf te vragengeeft de volgende gronden voor de bil lijkheid van het gevraagde dat een openbaar doodvonnis een nadecligen invloed uitoefent op de jeugd dat daardoor de familie van den veroordeeldehoezeer on schuldig aan zijn misdrijf, in het openbaar geschandvlekt wordt; dat de doodstraf, wel verre van de zeden des volks te ver-; beteren daarop eene schadelijke uitwerking heeft dat de wetten niet- over het leven van een mensch kunnen beschikken omdat zijne misdaad voortvloeit uit oorzaken io de maatschappij zelve aanwezig datde misdaad de orde van zaken verstorende, wel de mis dadiger ouschadelijk moet gemaakt worden maar dat dit doel niet wordt bereikt met hem van het leven te berooven eindelijk dat om alle deze redenen de doodstraf reeds is af geschaft in andere landen. Wij verheugen ons over de poging, ook in 'sllage aangewend en wenschen hartelijk, dat deze elders navolging moge vinden, maarzonder liet daar opgestelde adres te willen beoordeelen komt het ons bescheidenlijk voor, dat twee zaken wel ecnigzins sterker daarin hadden mogen uitkomen. Vooreerstzouden wij duidelijker willen wijzen op hetgeen de geschiedenis en de ervaring leeren, dat de doodstraf volstrekt niet gewerkt heeft, om het plegen van misdrijven tegentegaan of den afkeer daarvan te bevorderen. "Wat het zekere Dagblad thans met zooveel ingenomenheid opdischt, allerlei gruwelen die de dood straf nenschelijk moeten maken, pleit dunkt ons luide daartegen. Eeuwen achtereen is de doodstraf toegepast en ondanks deze toepassing hebben die vreeselijke misdrijven plaats gegrepen waarop het dagblad met innerlijk vergenoegen wijst. Waarlijk er kan geen welsprekender bewijs geleverd worden voor de mag- teloosheid der afzigtelijke strafoefening om de misdaad tegen te gaan. Alle die moorden zijn als zoovele bespottingen van de oude instelling en bewijzen, dat er altijd gevonden worden voor wien eigen leven en dat van anderen zoo weinig waarde heeft, dat zij het gemakkelijk ontrooven of zich laten ontnemen. De zulken worden door geen doodstraf van de waarde des leven» overtuigd, zij leeren het integendeel geringschatten. En de maat schappij ontvangt door de doodvonnissen geene de minste waar borg meer voor hare veiligheid daar zij integendeel zietdat galg noch guillotine van moord en allerlei kwaad afschrikt. In de tweede plaats komt het ons voor dat indien het be ginsel van straf isde orde te herstellen en hem die de ver storing veroorzaaktetot zijne verbetering tijdelijk onschadelijk te maken, dan is de doodstraf, met liet oog op de maat&énappij onvoldoende, met het oog op den misdadiger ongerijmd^ De wetgever heeft niet alleen verpligtingen omtrent de maatschappij, maar ook omtrent het individu. Bedoelt hij zijne vcr»?tering en daardoor het geluk van het algemeen, dan mag de 'gelegen heid tot verbetering niet benomen worden. Er zijn midisleó

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1865 | | pagina 1