ook de maatregelen door haar verordend mogen zijn dezelve
immer buiten de mogelijkheid zijn het gevreesde kwaad te weren.
Ik verwacht dat men zich ter bestrijding dier door mij aan
gevoerde onbevoegdheid, om namelijk bij plaatselijke ordonnantiën
té regelen, hetgeen reeds van 's rijkswege geregeld moet worden
geacht, zal trachten te beroepen op het arrest van den Hoogen
Raad van 11 Feb. 1862, maar het is juist dat arrest, dat wij
vermeenen tot staving van ons gevoelen te mogen inroepen; de
Hooge Raad toch betwijfelt daarin evenzeer of niet de veror
dening der. gemeente Middelburg werkelijk was getreden in het
algemeen Rijks belang, maar achtte, na de gedane wettelijke af
kondiging zich onbevoegd om de innerlijke waarde van die
verordening zelve te onderzoeken; nu is het intusschen bekend
door dé arresten van 10 November 1863 en 2 December 1864
dat de Hooge Raad eene andere denkwijze sedert is toegedaan
geworden en den regter wel degelijk thans bevoegd acht plaatselijke
verordeningen aan de Grondwet en aan de wet te toetsen en
buiten toepassing te tuten die verordeningen welke met de wet
in strijd mogten zijn.
3«. Maar ik ga verder M. II. Fe Gemeentewet schrijft voor dat
de Regering zorg drage dat overal van staatswege voldoend open
baar lager onderwijs worde gegeven met bijvoeging tevens dat
dit onderwijs zal gegeven worden met eerbiediging van ieders
Godsdienstige begrippen;
de Grondwet schrijft dus voor zoodanig onderwijswaarbij
te gelijk geëerbiedigd worden mijne denkbeelden aangaande het
Goddelijke Wezen en de wijs hoedanig dit Wezen door mij
behoort te worden vereerd.
Het is ten gevolge van die bepaling der Grondwet dus dat
ieder Nederlander regt heeft te vorderen onderwijs voor zijn kind,
en tevens dat dit onderwijs geheel vrij en onbelemmerd late zijne
Godsdienstige denk- en handelwijs, als welke men verpligt is te
eerbiedigen zonder dat men de bevoegdheid bezit den minsten
dwang hierop uitteoefenen.
En wanneer nu mijne begrippen aangaande God en zijne alvoor-
zienende zorg van dien aard zijn, dat dezelve mij verbieden mijne
kinderen aan de vaccine te onderwerpenzal dan dit artikel der
grondwetten mijnen aanzien, als niet bestaande mogen worden
beschouwd zal men het voorschrift der wet, dat aan ieder regt
tot onderwijs toekent, ten gevalle mijner godsdienstige begrippen,
voor welke ik regt heb eerbiediging te vorderenbuiten effect
mogen stellen ik vertrouw dat het ongerijmde hiervan zich door
ieder zal doen gevoelen.
Maar zouden dan alle maatregelen verboden zijn om te voor
komen dat de school geen middel worde ter verbreiding der kin
derziekte, en dat ten gevalle van de Godsdienstige denkwijs van
sommigen Men versta mij wel M. H.ik geloof dat de zorg
voor den gezondheidstoestand der burgerij tot de bepaalde verplig
tingenzoo wel van den algemeenen wetgeverals van ieder
Gemeente-Bestuur behoorten het is als zoodanig ook dat het
Koninklijk besluit van 18 April 1818 daartoe bepaalde aanwij
zingen geeft. Maar hoever strekt zich die bevoegdheid uit, alléén
,voor zoo ver dadelijk gevaar aanwezig is van besmettingdat
'kinderen alzoo uit woonhuizenwaarin besmetting heerscht, van
de school worden verwijderd gehouden zal men allezins goed
keuren en misschien zou men er ook in kunnen berusten als
maatregel van een' vergedrevene voorzichtigheiddat men niet
gevaccineerde kinderen als meer blootgesteld aan het gevaar van
besmettingtijdens het heerschen dezer ziekte het bezoeken der
«chool ontzeidde; maar onze verordening gaat verder, zij bepaalt
zich niet bloot tot het weren van niet gevaccineerde kinderen
gedurende het heerschen der kinderziekte, maar zij weert hun ook
daarna, ja zij blijft hun weren ten allen tijde, dus ook dan, wan
neer er geen het minste gevaar van besmetting kan bestaan. Nu
is het allen bekend dat de kinderziekte slechts een tijdelijk karakter
heeftdat er jaren voorbijgaandat de naam dezer ziekte zelfs
niet wordt gehoord; ja gedurende meer dan 30 jaren dat ik inwo
ner van deze stad ben, herinner ik mij slechts zeer enkele malen
eene verschoning van deze ziekte te hebben waargenomenhet
laat zich dus veronderstellen dat, wanneer men den gewonen loop
dezer epidemie nagaat, misschien jaren weder zullen verloopen,
wanneer de tegenwoordige geweken zal zijndat men van deze
krankheid niet meer hooren zal, en toch zullen de ouders, die uit
godsdienstige begrippen hunne kinderen niet aan de vaccine hebben
gemeend te mogen onderwerpen, verstoken zijn en blijven van alle
gelegenheid tot onderwijs hunner kinderen.
Hit moet ieder tegen de borst stuiten en in bepaalden strijd met
den wil van de Grondwet worden geacht; terwijl het tevens doet
zien, dat men met het stellen dezer verbodsbepaling geenzins op
het oog heeft gehad een maatregel van gezondheid, want dan had
men zich slechts bepaaldtot den tijd dat deze in gevaar kon
geacht worden te verkeeren,maar dat het een maatregel van dwang
'tot de vaccine is, zoo als teregt door de Gemeentestem dezelve is
genoemdwaarom dan ookalthans wat derzelver voortdurende
strekking betreft, dezelve zeer ten onregte in eene verordening op
'de openbare gezondheid is opgenomendaar, wanneer geene epi
demie van kinderziekte bestaatdezelve niet als een maatregel
ter bevordering van gezondheid kan worden beschouwd.
En zal men nu in opze Gemeente een zoodanig dwangmiddel
tot de vaccine durven 'invoeren,, terwijl het genoegzaam be
kend is, zoo als onze geachte voorzitter zich uitdrukte hoe ligtzinnig
en onverschillig, zoo wel wat de stof zelve, als het kind waaruit
ingeënt wordt, men vaak in dezen te werk gaat, waardoor bij
het meer en meer bekend worden van de schromelijke gevolgen,
welke eene dusdanige vaccine met zich kan voerende bekom
mering der ouders tegen het aanwenden van dit middel, ten vollen
gewettigd wordt.
In hoe ver daar bij, het al dan niet eene gemakkelijke ztak zij,
een juist oordeel over de gezondheidstoestand van het kind
waaruit men inëntte vellenkan ik niet beoordeelen maar
dat men zich desaangaande grootelijks kan vergissenwordt
bevestigd door 't geen men in Pruissen zietdaar te lande is
de koepokinenting van Staatswege algemeen verpligtend verklaard,
en bestaan alzoo ook door den staat aangestelde geneesheeren
aan welken deze taak speciaal is opgedragendeze mannen kan
men dus met regt veronderstellen, dat met het noodige toezigt
en kennis in dezen zullen te werk gaan, en toch worden in dat
zelfde Pruissenmenigvuldige klagten aangeheven over de ge
volgen der vaccine, door het overplanten van syphilitische en
andere krankheden waaraan men de kinderen ziet wegkwijnen
en dit zijn geene bloote allegatienmaar wordt gestaafd door
tal van procedures, welke gevoerd zijn tegen de respective ge
neesheeren, door welke de kunstbewerking der vaccinatie verrigt
werd en die ik in staat ben te kunnen opsommen.
En zoude men in ons vaderland en misschien ook in onze
stad zelfs, niet op dergelijke voorbeelden kunnen wijzen? ik zal
het oordeel hierover aan meer bevoegden overlaten.
Ik mag gelooven M. H. dat velen uwer, gelijk ook ik zelve
met dit alles vroeger minder bekend zullen geweest zijn; want wie
toch zou, bij de wetenschap hiervan, de verantwoordelijkheid op
zich hebben durven nemen, ook den minsten dwang uitteoefenen om
ouders tot de vaccine hunner kinderen te verpligten en zulks
te doen vooral zonder eenen, verantwoordelijken geneesheertot
dat einde te hebben aangewezen ik geloof niemand.
En mogt men nu ook al bet aangevoerde ter zijde kunnen
stellen en zich blijven geregtigd beschouwen eene verbodsbepaling
als de onderhavige, onder' welken vorm dan ook, op de open
bare school toepasselijk te doen blijvendan in allen gevalle, zal
men toch niet kunnen aannemen het regt te bezitten dezelve ook
op de bijzondere school toetepassenen hier M. H. beroep ik
mij op 't geen door Gedeputeerde Staten van Zeeland, ten jare
1861 zoo juist is bijgebragt, met het oog op de door hen aan
gevoerde artikelen der wet „de bepaling om op de bijzondere
„school niet toetelaten kinderen, welke niet gevaccineerd zijn,
„verklaarde zij te zijn eene miskenning van de vrijheidwelke,
„volgens de Grondwet in zake van godsdienst behoort te worden
„toegelaten, en die de wet op het lager onderwijs wil hebben
„geëerbiedigd."
Zoo dachten Gedeputeerde staten van Zeeland, terwijl in hun
rapport deswegens aan den minister zij er zich op beroepen
tot staving van deze hunne meening, dat de wet op het lager
onderwijs, van 1857, nevens de openbare school, ook het be
staan van bijzondere scholen toelaat; en uit de geschiedenis van
de wet blijkt, dat de wetgever met dit toelaten van laatstgemelde
scholen in de gemoedsbezwaren van velen heeft willen tegemoet
komen en waar laten, wat bij art. 164 der Grondwet wordt ver
zekerd; namenlijk dat ieder zijne Godsdienstige meeningen met
volkomene vrijheid belijden mag en dat het van algemeene be
kendheid is, dat juist in de koepok-inenting bij niet weinigen een
gemoedsbezwaar gelegen is. Het is op deze uitspraak dus Mijne
Heeren dat wij ons mogen beroepen wanneer wij van DL. vragen
dat de dwang, welke door onze veiordening, zoo wij meenen, ge
heel wederregtelijkop de bijzondere school wordt uitgeoefend
ter zijde moge worden gesteld; het is toch niet te loochenen dat de
verpligte vaccine, welke onze verordening voorschrijft, werkelijk
een gemoedsbezwaar voor velen is.
De Grondwet welke ieder het regt geeft met volkomene vrijheid
zjjne Godsdienstige meeningen te belijden, kan toch met deze be
woordingen wel niet anders bedoeld hebben, dan, dat het geheiligd
regt van vrijheid van geweten worde gewaarborgd; een regt dat
ieder Nederlander steeds dierbaar was en als het kostbaarst klei
nood moet worden beschouwd; voor dat regt was het, dat onze
vaderen 80 jaren lang hebben gestreden en daardoor Nederland
tot een toevlugtsoord gevormd voor allen, die, om des gewetens
wille, elders werden vervolgd; en dit regt steed3 te blijven hand
haven moet onzer aller roeping zijn; doordrongen van dat gevoel,
juichte men, toen eindelijk in 1857 de vrije school, die door de
Grondwet was beloofd, door de wet ook werd erkend, waardoor
men regt erlangde, naar eigene overtuiging, zijne kinderen te doen
onderwijzen en opvoeden, terwijl de wetgever geen andere ver-
pligtingen aan de oprigters van die school oplegde, dan bij de
schoolwet zelve zijn omschreven.En is het dan met deze vrijheid
bestaanbaar te achten? met het doel waarmede de vrije school
werd opgerigt, dat men bevoegd zoude zijn, door plaatselijke ver
ordeningen dezelve geheel ten gronde te rigtendoor aan die
oprigters voorwaarden op te leggen, die zoo geheel in strijd zijn
met hunne godsdienstige overtuiging?
Men mag beweren dat deze overtuiging op dwaling beriist
men mag dezelve aan bekrompenheid van inzigt toeschrijven,
maar men mag de bevoegdlicul aan anderen niet betwisten om