1805. N°.
MAANDAG 9 JANÏÏARIJ. 52'" Jaargang.
1864.
liOKSM'ilK COUIIAW.
n« uitgave teier Courant geschiedt Maas- W/«
dag n Donderdag aronduitgezonderd
op feestdagen.
Prfls per kwartaal ƒ1.95, fr. p. p. 1,90.
fiewone adrertentfën «vorden a SO et, de
regel geplaatst.
«ebcorte-, huwelijks- en doodberlgten van
1-6 regels /"l.SO, behalve bet xegelregt.
De Imendlng van advertentiën kan gesehleden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
III.
Het afgeloopen jaar is, in de geschiedenis van on» Vaderland,
niet merkwaardig door groote of bijzondere gebeurtenissen, maar
het vindt zijne belangrijke beteekenis daarindat onze vrijzinnige
instellingen bevestigd zijn, en dat over het algemeen vooruit
gang en welvaren het deel was der natie. De voorstanders van
stilstand en teruggang lieten niet na hunne pogingen aantewenden,
om den gang der zaken te stremmen, om ware het mogelijk
geweest het landsbestuur in andere handen te doen overgaan
maar hunne pogingen zijn allen afgestuit op eene krachtige
zamenwerking en op het gezond verstand van ons volk. Eene
oppositie, die zich hoe langer zoo meer ten doel stelt, om langs
alle mogelijke wegen haar doel te bereiken, die nu eens de beste
bedoelingen in verdenking zoekt te brengen, dan weder de beste
vrienden des Vaderlands door het slijk sleurt; die tot het belag-
chelijke afdaalt om haren spijt en wrevel lucht te gever., woelde
en wroette, maar maakte zich juist daardoor van hare zwakste en
donkere zijde bekend. Het geheele jaar door was zij onvermoeid,
om beurtelings degenen, op wie zij hare hoop vestigt, te vleijen
of te dreigen, maar zij heeft vruchteloos hare krachten verspild.
En al schendt zij ook het volk zelf, dat zij zegt te verdedigen,
al spreekt zij ook van eene blinde en slapende natie, zij was
niet bij raaate om volk en regering een haar breed te doen
afwijken van den ingeslagen weg, en hare wanhopende worstelin
gen bevorderen veel meer wat zij wil ondermijnen of vernietigen.
Daarom mee.nen wij, dat het geëindigde jaar voor Nedeiland
weder een gewigtig jaar was, en dat vooral, omdat de verkiezingen
voor de Staten-Generaal in den loop des jaars gehouden zoo
duidelijk bewezen hebben, wat ons volk wil en welke beginselen
het huldigt. De verkiezingsstrijd was heviger dan misschien
ooit te voren; hij leerde menigeen in zijne ware gedaante kennen,
hij liet nergens de gemoederen koel, maar bragt eene zeldzaam
betoonde krachtsinspanning te weeg, en moge hij ook al geen
zuiveren maatstaf aan de band geven voor de politieke rigting der
onderscheidene districten de uitslag bewijst het onloochenbaar
feit, dat de groote meerderheid van de natie de tegenwoordige
regerings-beginselen toegedaan is, en dat de overtuiging veld wint
datwie ook met het tegenwoordige zich niet onbepaald kan
tevreden stellen teruggang tot oude en versleten stelsels eene
ongerijmdheideene onmogelijkheid is. De laatst gehoudene
discussien in de Tweede kamer hebben dit boven alle bedenking
verheven. Zij wee* aan dat de partij van den stilstand werkelijk
stil staat. De stemmingen over de begrootingswetten zoowel
als de discussien over het adres van antwoord, bragten enkele
nieuwe tegenstanders aan het licht, maar gaven geene vermeer
dering van hun aantal te zien. Wij mogen het er voor houden,
dat de meeste kansen zijn voor eene voortdurende beweging
in de nu gevolgde rigting, want allen erkennen, dat, kan ook
tijdelijk daaraan eene stremming in den weg gelegd worden
men toch genoodzaakt wezen zal om weder te keeren tot hetgeen
men nu zoo fel bestrijdt.
Het ministerie heeft belangrijk in kracht gewonnen. Het
optreden van den nieuwen minister van buitenlandsche zaken i*
in allen dcele eene aanwinst geweest. Vóór hij optradt zocht
men de keuze bespottelijk te maken, omdat de persoon des mi
nisters onbekend was en geene politieke antecedenten hadbij
zijne eerste ontmoeting met de tweede kamer kwamen enkele
overmoedige leden hem op den proef stellen, maar het bleek alras,
dat men wel met cenen onbekenden maar geenszins met eenen
onbekwamen minister te doen had. Het gevolg was dan ook
dat de aanvallers beschaamd terugweken en dat men kennelijk
eerbied had voor den man die toonde zoo goed op de hoogte
te zijn. Wij behoorden tot hendie de aftreding van zijnen
voorganger betreurden, maar constateren gaarne, dat de opvolger
van den heer van der Maesen, door zijne persoonlijkheid of waar
door ook de oppositie zoodanig beheerschtdat zij van over
moedig bijna laf is geworden. In verband met de buitenlandsche
aangelegenheden moeten wij ook nog herinneren dat de natie
steeds blijft wachten op de vervulling der profetie van den heei
Groen, omtrent zekere russische notawaarover buiten de karaef
zooveel zou gesproken worden. De afgetreden minister mag er zich
mede troosten dat zijn inzigt juister was dan dat van zijnen
bestrijder. Zulke ervaringen zijn weldadig ook om te bewijzen,
dat men niet te spoedig aan dergelijke profetien gelooven moet,
maar zij leeren tevens hoe weinig gewigt er te hechten is aan
die sombere voorstellingen waarmede mannen als Groenvan
Zujlett,de Brauw en anderen de menigte willen ontrusten.
Gelukkig dat ons volk de karaktertrek behoudt, om kalm zijnen
weg te gaanschoon het rondom alles in beweging isniet
minder gelukkig dat onze gewapende strijders de eer van het
vaderland daar buiten beter hebben opgehouden, dan menige strij-
der op parlementair gebied binnenlands; gelukkig dat zij die aan
het gebouw onzer instellingen knagen, over onzen welvaart niet
kunnen beschikken. En zoo kan Nederland rustig terugzien en wel
gemoed de toekomst tegengaan. Wij zijn het jaar weder inge
treden zonder dat de begrootingswetten behoorlijk aangenomen
waren, maar als de wijsheid der grijze verdedigster onzer nationale
belangen dit niet noodig keurde, zullen wij vertrouwen dat zij
overtuigd wasdat de zaken toch wel geregeld voort zouden
gaan, zonder hare goedkeuring. Mogten maar de bronnen van
het volkswelvaren mildeiijk blijven vloeijen en de regeling van
onderwijs en regtswezen bijdragen tot voortgaande ontwikkeling
en rustig genot van het goede dat ons land worde beschikt.
Daartoe moge ook de bloei onzer overzeesche bezit tin zeu mede
werken. Indien, door wijze maatregelen, in Indie de overtuiging
gevestigd wordt, dat het moederland geene stiefmoeder wil zijn,
indien de eigenbelang zoekende partij daar geene dwaze en ontij
dige wenschen opwekt, dan twijfelen wij niet of de band tus-
schen Nederland en Indie zal naauwer worden en Indie zal,
in het genot van billijke vrijheid, de lasten van het moederland
blijvend helpen dragen.
Zoo besluiten wij, met het oog op het geheele Vaderland en
deszelfs buitenlandsche bezittingendat het verleden met wat
het goeds en bitters had, gelukkig mogt heeten, en grooter geluk
nog aanbrengen zalals deszelfs lessen voor niemand vergeefs
zijn geweest.
Het Folktblad bespreekt de wenschelijkheid van de aanneming
der begrooting voor koloniën, en zegt daarbij „wanneer men aasK,
dachtig op de bijzonderheden let, dan irfle teg&wxoordige minister
van koloniën, inderdaad geen afbrelf^^seer^*«co?<^hóe hervormer,
maar veel meer een staatsman die he/^tgrojltf $^"'ïj^rk gewenscht
worden, wil invoeren, maar tevenjé b^c'.tifet'igoed»^ dat bestaat-,
zooveel mogelijk tracht te behouden."v*Daarbij wordt, naar wij
meenen, eene juiste en wel verdiendehulde den minister
gebragt, die gunstig afsteekt bij de oórde«l*lÉingen van anderen