1864. N°. 96. MAANDAG 12 DECEMBER. 51*" .laargijfig;. yirttttselijd bestuur otm <0oes. Bels-endmals-ingen. JSmnenfaniteclje Jkriqten. GOENSCHE He uitgave dezer Courant geschiedt Haan- dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal f 1,35 fr. p. p. f 1,9(1. w' Gewone advertentiën worden a SO et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigteu van 1-6 regels f 1,20, behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave- BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bij deze bekend Dat de plaatselijke school-eommissie ter voldoening aan het bepaalde bij art. 6 der verordening regelende het onderwijs in deze gemeentevastgesteld door den gemeente-raad den 12 De cember 1859 tot het aannemen en toelaten van LEERLINGEN op de scholen voor lager onderwijs zijnde de nederduitsche scholen voor jongens en meisjes zitting houden zal ten raadhuizeop de voorzaalWoensdag den 14 dezerdes voormiddags ten half twaalf ure. En noodigen een ieder uit om van die gelegenheid gebruik te maken tot het opgeven van de kinderen die men na de vacantie verlangt op eene der bedoelde scholen te zenden aangezien dit zonder de toelating der schoolcommissie, niet vermag te geschieden. Door afkondiging, aanplakking en opneming in de Goessche Courantzal aan deze de noodige publiciteit gegeven worden. Gedaan te Goes den 10 December 1864. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bij deze den ingezetenen en verdere belanghebbenden be kend: dat volgens circulaire van Z. E. den staatsraad commis saris des konings in de provincie Zeeland van den 28 October 1850 A no. è588>, 3e afdeeling(provinciaal blad no. 144,) door hen jaarlijks in de maand Januarijaan de heeren contro leur der directe belastingen en van het kadaster in Zeeland en den bewaarder der hypotheken en van het kadaster te Goes, op gaven behooren te worden ingezonden betrekkelijk Indijking van tegen de zeeof tegen de vrij in zee uitstroomende rievicenliggende buitengrondenontginning van woeste gronden droogmaking van met boezemwater bezette eigendommenstichting van perceelen geheele of gedeeltelijke slooping van gebouwen. En noodigen mitsdien een ieder dien het aangaat uit, om hen, door eene tijdige inzending ter secretarie dezer gemeente, uiterlijk op den 15 Januarij 1865, van de daartoe benoodigde opgaven, voor zooveel deze gemeente betreftin staat te stellen hieraan zoo volledig mogelijk te voldoen; zullende diegenen welke hierin nalatig zijn, zich zeiven de nadeelen te wijten hebben, die daar uit zullen ontstaan. En opdat niemand onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd, aangeplakt en geplaatst in de Goessche Courant. Gedaan te Goes, den 10 December 1864. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. toonden duidelijk hoe moeijelijk het is om anderen te doen ge- looven, dat onze opinie gewijzigd is, als die slechts om bijzaken zich heeft verloochend. Yan daar het hechten op bijzakenhet klagen over dingen daar eigenlijk niet over geklaagd wordt, het schermen met woordendie nu eens in bepaalden zin worden gebruikt en dan weder als niets bepaalds uitdrukkende worden behandeld. Zeker komt den liberalen sprekers over dit onderwerp de lof toe, dat zij de zaak van het regte standpunt beschouwden, haar au fond behandelden en feiten tegenover praatjes stelden. Of wij het daarom betreurden dat [de heer Groen nu juist niet tegen woordig was In zoo verre weldat er dan gelegenheid zou geweest zijn, om de vraag te behandelen in hoe verre het grond- i wetsartikel wijziging noodig heeft; eene vraag, waartoe zoo als te regt gezegd isde kwestie moet terug gebragt worden en die, eenmaal beantwoord zijnde een einde zou kunnen maken, aan het gehaspeldat verwarring sticht en het regte punt van uitgang ter zijde stelt. Maar de discussien zouden zeker veel zijn verlengd, de tijd, die met ieder' oogenblik kostbaarder wordt, ware aan de behandeling van andere onderwerpen ontroofd, en of het doel zou zijn bereikt, om de klagers tot reden te brengen, dat moeten wij op grond der ondervinding betwijfelen. Als wij, ook uit de laatstgehouden discussie, willen opmaken, wat de oppositie, die in hare verschillende nuances ex professo de bijzondere school moest voorstaan, eigenlijk zou verlangen, dan meenen wij, dat het.hierop nederkomt: dat de openbare school zoo veel te wenschen over liet, dat de bijzondere meer begeerd werdendat de schoolgelden op de openbare school zoo hoog waren dat ieder schrikte om gebruik van die school te maken; dat de staat het oprigten van scholen gebood, maar gelijktijdig maatregelen nam om ze te onderdrukken; dat de regering sekten- scholen vermeed, maar krachtig de hand leende om ze opterigten; dat ze aan den eenen onbeperkte vrijheid gaf, om de regten des anderen zooveel mogelijk te verkorten dat ze bet onderwijs in de staatsschool van het ware beginsel losmaakte om het prijs te geven aan de exploitatie van allerlei heele en halve beginselen in één woorduit veler redeneringen blijktdat zij de tegen woordige wet willen en tegelijk niet willen. Zou daarin niet juist het bewijs gelegen zijndat het standpunt waarvan de wet uitgaatgoed gekozen is? De laatste discussien in de tweede kamer over het onderwijs hebben op nieuw getoond, dat het de oppositie aan eenen krach- tigen leider ontbreekt, en dat er onder hare vanen meer dan een gevonden wordt, die, niet van nature opposant, zich slechts met moeite en inspanning in hare gelederen beweegt. Ofschoon de eigenlijke partij van den heer Groen niet breed vertegenwoordigd is in de kamer, is het toch steeds de man die aan de spits treedt om door de verschillende regimenten te worden gevolgd. Ware hij tegenwoordig geweest in de afgeloopen week dan had het debat over het onderwijs zeker meer omvang, waarschijnlijk ook meer beteekenis gehad. Mannen als van Zuijlen en de Rrauw waren op dit terrein niet op hunne plaats, en hunne redevoeringen In de zitting der Tweede Kamer van Vrijdag, zijn de beraad slagingen over hoofdstuk V voortgezet en wel over de afd. VII (Lager Onderwijs.) Aan de discussie hebben behalve den minister deelgenomen de heeren van NispenJonckbloet, de Brauw, Mijer, van Lijndenvan ZuijlenKappeijne en de Kanter. De laatste spreker heeft tegenover de klagten dat het bijzonder onderwijs bemoeijelijkt en achter gesteld wordt, gewezen op het ongegronde dier klagt en op de geschiedenis van art. 194 der grondwet waaruit duidelijk blijkt, dat aan het openbaar onderwijs een predominerend karakter is toegekend. De spreker heeft voorts aangetoond, dat de klagten over de uitvoering en toepassing van de wet op het onderwijs op geheel eenzijdige voorstelling van feiten berusten, en dat de bevordering van kosteloos onderwijs meest ten doel heeft het tegengaan van schoolverzuim. Eindelijk heeft hij ook er op gewezen hoe sommige bestrijders, zooals de heeren de Brauw en van lijnden iD lijnregte strijd zijn met den

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 1