Mtmfanï).
ijemetiqöp, lengten.
Heden werd van de scheepstimmerwerf der heeren Gebroeders
Harinck alhiermet goed gevolg te water gelaten een nieuw
tjalkschip, gebouwd door den scheepstimmerman Arie Boerdoor
welwillende medewerking van een zeer geacht inwoner van Zuid-
Beveland.
Blijkens de heden ontvangen mail-berigteuis tot le bestu-
renden onderwijzer bij de opterigten school te Tondano in de
Minahasse benoemd, dhr. I. G. van der Hoek, thans onderwij
zer te Menado.
In strijd met de mededeelingen, dezer dagen van onderschei
dene kanten, zoogenaamd uit echte bronnen gedaan, moeten wij
verzekeren dat, ofschoon er veel vermoeden bestaatde dader
van den diefstal te Yerseke, tot nog toe niet ontdekt, veelmin
gevankelijk hier binnen gebragt is; wel zijn enkele stukken van
overtuiging bij de justitie overgebragt, doch dat is alles wat tot
heden van de zaak bekend is.
Het provinciaal geregtshof in Zeeland heeft twee personen C. d. J.
van Nisse en M. H. van Oudelande, beschuldigd van diefstal
van vee uit eene weide, schuldig verklaard aan dit feit en hen
veroordeeld tot eene tuchthuisstraf van vijf jaren en in de kosten
van het geding.
Volgens ministerieel besluit zullen iu 1865 tot het examen
voor de betrekking van surnumerair der posterijen ook worden
toegelaten degenen, die nog niet als geagreëerd klerk werkzaam zijn
geweest. Daardoor kunnen meerdere aspiranten zich aanbieden
en er zullen minstens 8 a 10 plaatsen worden opengesteld.
Maandag zal door de bondsvergadering gestemd worden
over het voorstel van Pruissen en Oostenrijk tot terugroeping
der bondstroepen uit de hertogdommen. De stand der zaken is
thans dat Hanover zich bereid verklaard heeft om zijne troepen
en zijn commissaris uit Holstein te doen vertrekken; dat Saksen
zich bereid verklaard heeft tot dezelfde daad, zoodra een bouds-
besiuit van die strekking is aangenomen; dat Pruissen zich bereid
verklaard heeft over de erfopvolging met de pretendenten te on
derhandelen, zoodra de hertogdommen ontruimd zijn; dat Oosten
rijk zich bereid heeft verklaard met Pruissen gelijken weg te volgen.
In strijd met de sprookjes, door de ultramontaansche dag
bladen opgedischt betrekkelijk de liefde die men te Napels aan den
dag legt omtrent den voormaligen koning, blijkt uit de berigten
van daar, dat hij meer en meer op het geheele schiereiland den
laatsten zweem van invloed verliest. Zijne partij verlaat Home,
waar zij niets meer te hopen heeft, en verzoekt aan het italiaansche
gouvernement weder als rustige burgers in Napels te mogen leven.
Dat het ook hier niet zoo hopeloos gesteld is als die clericale bladen
opgeven meent een der berigtgevers onder anderen hieruit te
mogen afleiden, dat eiken avond de twintig schouwburgen digt
bezet zijn, terwijl onder de bourbons de drie, welke er toen be
stonden, ter naauwernood werden bezocht. Als het er zoo on
rustig was, zouden dan de schouwburgen, evenzeer als de schouw
burgbezoekers zoo talrijk wezen
Eerstdaags ziet men in Frankrijk de behandeling van een
decreet te gemoet, krachtens hetwelk alle fabrieken, die zich van
stoom als drijfkracht bedienen, gehouden zullen zijn om de ma
chines zoo in te rigten, dat de rook verteerd worde. Daardoor
ontstaat voor de fabrikanten eene niet onbelangrijke besparing
van brandstoffen en wordt in het belang der openbare gezondheid
voorkomen, dat de atmospheer voortdurend wordt bedorven door
kolendamp.
Een heer te Amsterdam die over een paaltje gevallen is, wenscht
dat dit paaltje zal worden weggenomen, om niet andermaal te
vallen. Indien het voorstel doorgaat en ieder kan laten wegrui
men, wat hem oorzaak van vallen was, dan zal het luttel ver
dienste zijn om op de been te blijven. Te Parijs zijn 10 gas
fabrieken die 2691 werklieden bezighouden, welke gezamenlijk
2,392,000 frcs. per jaar ontvangen. In 1860 hadden de buizen
eene gezamenlijke lengte van 200 uren gaans. Een arend kan
zich niet bezig houden met het vangen van vliegen, (kwinkslag
van den heer Kien in de tweede kamer.) Zekere mev. L. te
Parijs had een aardig lief dochtertje van vijf jaren met roode
wangen en blaauwe oogen, waarvan zij haar afgod maakte. Op
zekeren morgen ging zij naar het bed der kleine om zich in ha
ren aanblik te verlustigen, maar sprong verschrikt terug, haar
blank en bloozend kind was geheel zwart. Toen het kind ont
waakte werd het onrustbarend verschijnsel spoedig opgelost. Mev.
L. had de gewoonte om haar rood hoofdhaar zwart te verwen
en bediende zich daartoe van eene oplossing, die zonder de noo-
dige voorzorgen gebruikt, ook de huid geheel zwart verwt. Bij
ongeluk had zij de flesch met het vocht op haar toilet laten
staan. De kleine die meende, dat mama zich van dat vocht be
diende om nog schooner te zijn, wilde even schoon wezen en had
in stilte met een spons van dat vocht doorweekt zich het ge
laat gewreven in de gedachte, dat zij des morgens beeldschoon
zou opstaan. Geneeskundige hulp is thans ingeroepen om baar
dit ongewenschte schoon weder te ontnemen. Te Jackson in
Michigan woont eene bekoorlijke jouge vrouw, die een zonder
ling middel te werk stelt om recrulen te werven. Zij verklaart
zich bereid een flink man te huwen, onder voorwaarde, dat hij
oogenblikkelijk dienst neemt bij het leger en haar zijn handgeld
uitkeert. Om hare schoonheid bewilligt de ongelovige in het
voorstel. Nadat hij vertrokken is huwt zij op gelijke wijze
een ander, Zoo heeft zij het tot den vierden man gebragt,
toen de kunstgreep werd ontdekt.
INGEZONDEN.
Hoedeken skerke den 3 December 1864.
Mijnheer de Redacteur
In uwe Courant van Donderdag den lst.cn dezer, komen onder
de „Kijktjes in Zuid Beveland" eenige opmerkingen nopens den
slechten toestand van den oprid naar de haven alhier, voor.
Naar aanleiding daarvanwensch ik in uw geacht bladde
reden op te geven, waarom die oprid zich in zoo eenen slechten
staat bevindtwaarom hij niet hersteld wordt, en tevens eenige
onnaauwkeurigheden te verbeteren, waarin de kijkjes-nemer, niet
tegenstaande zijne scherpziende oogen, vervallen is.
Oorzaak van den slechten staat. De oprid bevond zich vóór 't
jaar 1859 steeds in een' goeden staat. In dat jaar is hij ten
gevolge eener verhooging en verbreeding der havendijken door
den Waterstaat verhoogd, welke onmiddelijk na die verhooging,
de uitgebroken oude keisteenen in den lossen grond heeft doen
leggen. Het behoeft geen betoog, dat die keijen, zoodra de oprid
bereden werd iu dien lossen grond zakten en daardoor diepe
en breede wagensporen ontstonden, welke den weg voor wagens
en rijtuigen onbruikbaar maakten 't geen ten gevolge had dat
reeds zeer spoedig van wege Directeuren van het Middel van
Straten er. Wegen in dit eilandde straatkeijen uitgebroken en
op nieuw iu den toen iets meer vasten grond gelegd werden.
'T Mogt echter weinig baten al spoedig ontstonden weder wa
gensporen wel iets minder diep en breed maar toch van dien
aard, dat ze de communicatie ongemakkelijk maakten. Later kwam
daar nog bij, dat de grond uitweek, een gevolg van den te smallen
en te steilen aanleg van den oprid. Nu werd het berijden niet
alleen ongemakkelijk, maar ook gevaarlijk. In dien toestand is
tot hedenbehalve eenige kleine verbeteringen door het polder
bestuur aangebragt, geene verandering gekomen.
Oorzaak der niet-herstellingHet onderhoud van den oprid,
een' buurtweg der 2c klasse, is, volgens art. 231 der gemeente
wet, een gemeentelast, behoudens de bestaande wettige verpligtingen
van anderen. Krachtens deze cursieve-woorden, behoort, naar het
oordeel van den gemeente-raad, het daar straks genoemde Middel
van straten en wegenhet buitengewoon onderhoud aan dien
oprid te bewerkstelligen. Neen! zeggen directeuren van dat
Middelwij zijn wel belast met het onderhoudgeenzins met
den aanleg van wegen en daar wij de verbetering aan uwen
oprid als aanleg, niet als buitengewoon onderhond beschouwen,
moeten wij die verbetering van onze zijde, weigeren. Dit geschil,
over hetgeen al dan niet onderhoud is, belemmert en vertraagt
nu reeds drie jaren, die hier bedoelde, zóó dringende verbetering.
Dc onnaauwkeurigheden van den kijker. Ik ben met de kijkjes
die, in den laatsten tijd, nu en dan, in uwe courant zijn geplaatst,
nog al ingenomen, omdat ze mijns inziens nut kunnen doen
maar, indien de kijker zich in zijne opgaven nopens de andere
gemeenten, aan onnaauwkeurigheden schuldig heeft gemaakt zoo
als hier, dan zoude mijne ingenomenheid al spoedig beginnen te
verdwijnen. Wat moet men denken, mijnheer de redacteur, van
iemand, die zelfs zegt scherpziende oogen te bezitten, en toch de
groute straatkeijen, waarmede de oprid is bestraataanziet voor
grind? die het rijshout en de vlechttuinenreeds in October jl.
aan de heide zijden aanwezig, niet heeft opgemerkt? die zegt dat
door het storten van enkele schoppen grond in de gaten het
grooter worden dier gaten, zoude zijn voorgekomen, en niet heeft
gezien dat daarin ook reeds in Oetobersteenpuin was gestort
De kijker schijnt ook eenigzins gering over de kosten eener
noodzakelijke verbetering te denken. Voor eene allezins goede
herstelling, is, volgens de begrooting van eenen deskundige, de
som van ruim 200 benoodigd.
Indien de kijker te Goes woont, heeft hij aan drie zijner mede
ingezetenen, nog al iets aardigs toegeduwd. Leden van de Directie
van bewust middel, het toezigt over den oprid) zijn toch de heeren
mr. M. P. Blaaubeen, J. A. A. Fransen van de Putte en
J. de Fouw Wz., allen te Goes woonachtig, en allen mannen,
die weinig blijken geven van slaperig of' dommelig te zijn. Had
de kijker zulks geweten, hij had dan zijne uitweidingen over de
welvaart der gemeente Hoedekenskerke kunnen achterwege laten,
want die heeren zullen wel zooveel belang in de welvaart dezer
gemeente niet stellen, natuurlijk meer in 't welvaren der gemeente
Goes. Maar hij zocht het toezigt te Hoedekenskerke, en van een
toezigt daar gevestigdkon men veronderstellendat het zijn
pligt en de belangen der gemeente niet kende, en dat het alzoo
dit moest geleerd worden door den kijker.
Ik neem vervolgens deze gelegenheid te baat, mijnbeer de
redacteur, om in uw blad te verklaren, dat het bestaan van
bovengenoemd Middel van straten en wegen, naar mijn oordeel,
eerder hinderlijk dan bevorderlijk is in het verkrijgen van
goede wegen in dit eiland. Zonder al het goede voorbij te zien,
hetwelk deze oude instelling reeds sinds 1649 aanwezig, vroeger
heeft tot stand gebragt, komt het mij zeer zeker voor, dat indien
bedoelde instelling reeds over lang ware opgeheven, wij in dit
eilandten aanzien der wegen zóó ten achteren niet zouden
zijn bij de overige gedeelten van Zeeland.