I8tt4. !V>. 83. D0NBERDA6 3^OCTOBER. 51"* Jaargang. piatttsefiid lestimt oau Qots. $i!iiientanöscfje 3krigten. De uitgave dezer Courant geschiedt Maan dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal f 1,S5 fr. p. p. f 1,9©. Gewone advertentiCn worden 4 8© et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigteu van 1-6 regels f*l,8©, behalve het zegelregt. De inzendl!!" van advertentlën kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dag der uitgave. Bol5.encJmals.ingeii. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, doen te weten-. Dat de gemeente-raad, in zijne vergadering van den 20 dezer heeft benoemd tot leden van de commissie van voorlichting en raad ten aanzien der toelating en classificatie van kinderen op de school van minvermogenden niet bedeelden en op de bewaarschool, dhrn J. W. van KERKWIJKwethoudertevens voorzitter. Mr. P. H. SAAYMANS VADERlid van den raad. J. KOOMAN Az.lid der commissie voor de (Economische spijsuitdeeling. N. VERVENNE Pz., lid van het burgerlijk armbestuur. G. van der HOEK, lid van het diaconie armbestuur, en P. H. TIMANSlid van het r. c. parochiaal armbestuur. En opdat dit algemeen bekend zijzal deze worden afgekon digd en geplaatst in de Goessche Courant. Goes, den 22 October 1864. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente: dat de gemeente-raad in zijne vergadering van den 20 dezer heeft benoemd, tot leden van de onderstaande vaste commissiën 1". voor het financie-wezen, de heeren J. W. van KERKWIJK, voorzitterA. SMALLEGANGE en Mr. P. J. van VOORST VADER. 2o. tot het ontwerpen van de verordeningen tegen wier over treding straf is bedreigd, behalve de heer burgemeester als voor zitter, de heeren Mrs. J. H. de LAAT de KANTER en W. G. de KNOKKE van dee MEULEN. En zal deze, zoo ter voldoening aan art. 54 der gemeentewet, als omdat dit algemeen bekend zoude wezenworden afgekon digd aangeplakt en geplaatst in de Goessche Courant. Gedaan ten raadhuize van Goes den 22 October 1864. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. De commissie van rapporteurs over het Vde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1865 (Binnenlandsche zaken) heeft het voor- loopig verslag uitgebragt. Wij ontleenen daaruit het volgende, dat meer bijzonder de belangen van onze provincie geldt. Algemeen ziet men met verlangen de meer bepaalde mededee- lingen omtrent de nieuwe regeling betrekkelijk de calamiteuse polders in Zeeland te gemoet, die de minister zich vleide, bij de Memorie van antwoord op het tegenwoordig verslag te zullen kunnen geven. Dat de afdoening dezer zaak meer dan ooit drin gend noodzakelijk is, bleek ook bij de behandeling van het aan hangig wetsvoorstel tot verhooging van hoofdstuk V der Staats begrooting voor 1864-Terwijl men zich in de meeste afdeelingen tot deze algemeene opmerking bepaalde, trad men in eene daarvan in bijzonderheden. Men meende daar te wetendat de schatting der gronden in de calamiteuss polders, in 1862 door den mi nister bevolenuitkomsten had opgeleverdwaaruit bleek dat sommige polders tot hun onderhoud slechts twee derden, anderen weinig meer dan de helft bijdroegen van hetgeen zij volgens het reglement van administratie der polders verschuldigd waren. Men vroeg, of bij de nieuwe regeling aan dien onwettigen toestand een einde zou worden gemaakten of die nieuwe regeling ook van invloed zou zijn op de bijdragenonder den naam van „subsidie voor de calamiteuse polders" van de achterliggende pol ders gevorderd. De laatste vraag kon wel met eene verwijzing naar het reglement worden beantwoord, daar het groote kwaad eigenlijk gelegen was in het daarbij aangenomen stelsel van linien; maar men meende toch reeds nu te moeten doen opmerken, dat veel van het harde en onregtvaardige van dat stelsel zou wor den weggenomen indien de eventuële verhooging der bijdragen van de calamiteuse polders in de eerste plaats strekte tot ver mindering vaan het aan de vrije polders opgelegd subsidie. Ten bewijze van het drukkende van dien last voor deze polders beriep men zich op het voorbeeld van den polder de Breede Watering bewesten Yerseke, die thans jaarlijks 15,000 als subsidie moet bijdragen, terwijl hij zich over eene lengte van 14000 ellen tegen de Ooster- en Wester-Schelde te verdedigen heeft, en daarin niet kan voorzien dan door hooge dijkgeschoten en het sluiten van geldleeningen. De polder is aan de betaling van subsidie onder worpen, eenig en alleen omdat hij voor een betrekkelijk zeer klein deel van zijnen omtrek aan vier calamiteuse polders grenst, bij welker behoud hij geen het minste belang heeft. Deze leden wenschten ook eenige inlichting omtrent de helling der provin ciale opcenten ten behoeve der calamiteuse polderswelke hef fing, ofschoon moeijelijk met de grondwettige voorschriften overeen te brengen, door de Regering scheen te worden goedgekeurd. vroegen, of het waar was, dat uit de sommen, ten behoeve der calamiteuse polders bijeengebragt.jaarlijks aan den polder Walcheren eene som van f 20,000 wierd verstrekt. Zoo ja moest men vragen op welken grond dit geschiedde, daar Wal cheren of niet calamiteus was, of in de straks vermelde schatting had behooren te worden begrepen. Eindelijk wenschte men te vernemenof reeds aan de gedeputeerde staten van Zeeland de door den minister toegestane opening van zaken omtrent het beheer van het fonds voor de calamiteuse polders was geschied, en of er tegen openbaarmaking of althans raededeeling dier ope ning aan de kamer bezwaar bestond. Enkele leden meendenop grond van de verkregen onder vinding der regering voorzigtigheid te mogen aanraden bij het verleenen van concessie voor nieuwe inpolderingwanneer gevaar bestond, dat de nieuwe polders spoedig calamiteus konden worden. Uit hetgeen het verslag bevat omtrent het lager onderwijs ontleenen wij nog het volgende In twee der afdeelingen werd het meermalen behandeld vraag stuk of de wet op het lager onderwijs in haren geest wordt uitgevoerd, meer breedvoerig besproken. De meeste leden toonden zich daar voor eene toestemmende beantwoording der vraag ge stemd, en meenden, dat de opgave van bepaalde feitenwaaruit het tegendeel blijken zou, nog altijd ontbreekt. Naar hunne overtuiging is bij de wet van 1857 aan het voorschrift der grondwet, dat het geven van onderwijs vrij isvolkomen voldaanmaar gaat de wet, even als de grondwet zelve, tevens van de gedachte uit, dat het openbaar onderwijs hoofdzaak, het bijzonder onderwijs bijzaak moest zijn. De partij, die thans klaagt, wil de stelling omkeeren en door het bijzonder onderwijs het openbaar onderwijs verdringen. Men wees hierbij op eene gemeente, waar onlangs het schoolgeld op de openbare school lager is gestelden on middellijk daarna drie bijzondere scholen zijn opgerigt, met zoo laag schoolgelddat de mededinging voor de openbare school niet wel mogelijk werd. Voor zoover de klagt voornamelijk daarin bestaatdat de gemeenten kosteloos onderwijs laten geven om de bijzondere scholen te weren, herinnerde men dat het bewijs van deze bedoeling voor geen enkel bepaald geval geleverd is. De heffing van schoolgeld is volgens art. 33 der wet facultatief, en de Regering kan dus het geven van kosteloos onderwijs niet verbieden. Al wilde men de wet in den verlangden zin wijzigen, zou die wijziging toch geen doel treffenomdat het schoolgeld De Commissie van Rapporteurs merkt aau, dat tijdeus het onderzoek in de afdeelingen het regerings-antwoord omtrent de wet tot verhooging van hoofdstuk V voor 1864, met de daarbij gegevenc inlichting omtrent de zaak der calamiteuse polders, nog niet bekend was.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 1