1»«4. X°. 77*.
51" Jaare
ffiïïS:
BIJVOEGSEL.
BONBEKBAO 6 OCTOBER.
mmm courant,
De uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
PrU» per kwartaal f 1,95 fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentlCn wordeu a SO c4. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten va»
1-6 regels l,SObehalve het zegelregt.
De inzending van advertentlSn kan geschieden tot vóór drie oren des namiddags op den dag der uitgave.
DE STAAT VAN BEGROOTTNG DER GEMEENTE
GOES VOOR 1865 EN DESZELFS MEMORIE
VAN TOELICHTING.
Bij het naderen van het oogenblik, waarop de gemeente-begrooting
voor een volgend jaar bij den gemeenteraad in behandeling zal
komen is het voor de gemeente zelve niet onbelangrijk meer
van nabij bekend te zijn met de cijfers, die deze begrooting ver
toont en met den aard der inkomsten en uitgaven, waardoor zij
worden verkregen. De memorie van toelichting, bij die concept-
begrooting gegeven, stelt ons in staat, daar mede bekend te
worden, en het is een algemeen belang daarop de aandacht te
vestigen. Eene gemeente-begrooting, behoorlijk toegelicht, is voor
de gemeentenaren niet alleen eene aanwijzing van het gebruik,
dat van de gemeente-financien wordt gemaakt, maar daar zij den
stoffelijken bloei of teruggang constateert, geeft zij ook een
overzigt van hetgeen de gemeente is, en van de vooruitzigten
die zich voor haar openen.
Al aanstonds trekt het de aandacht, dat de begrooting voor
1864 een eindcijfer had van 53984,48, terwijl dat voor 1865
f 70395,05 bedraagt. Die vermeerdering van ruim 16000
heeft voornamelijk haren grond in de belangrijke werken, die in
den loop des volgenden jaars moeten worden ten uitvoer gebragt,
en die niet maar ten doel hebben om de stad te verfraaijen, maar
die deels door de noodzakelijkheid geboden worden, deels be
langrijke verbeteringen zullen daarstellen. De begrooting, wij
meenen daarop ai aanstonds te moeten wijzen, brengt echter
geenerlei verhooging van lasten aan voor de burgerij. Onze
gemeente blijft op zoo vele anderen eene uitzondering maken,
dat geene belemmerende accijnsen geheven worden, en toont in
hare geschiedenis van de laatste jaren, dat deze wrange vruchten
van een vroeger finantieel systeem volstrekt gemist kunnen worden.
En is er moed noodig geweest, om deze geheel weg te cijferen,
maar voor den onpartijdigen beschouwer zijn de bewijzen daar,
dat de voorstanders der afschaffing zich geene illusien hebben ge
maakt. Want waar de uitgaven moeten klimmen, omdat er wat
goeds en nuttigs wordt tot stand gebragt, en men behoeft de
toevlugt niet te nemen tot bezwarende lastendaar wordt wel
feitelijk het bewijs geleverd, dat de hand die krachtig het
werk der afschaffing van alle accijnsen bevordert geen kwaad
sticht, maar veel meer eenen goeden en rationelen weg heeft
gewezen. Men zou hier tegen kunuen aanvoeren, dat de ge
meentekas eene gcldleening aangaatom het verhoogd cijfer harer
uitgaven te dekken, en dat daardoor dan toch een last op de
gemeente wordt gelegd. Maar wanneer zich nu reeds laat aan
wijzen, dat de gezegde aflossing dier geleende gelden voor de
volgende jaren slechts luttele verhooging van de uitgaven kan
opleveren daar met het aanstaande jaar het kapitaal door de
provincie tot verbetering van gemeentewegen voorgeschoten, zal
afgelost zijn, en zoo wel de inkomsten als de uitgaven kunnen
gerekend worden in normalen toestand te verkeeren, dan is het
geene oorzaak van bekommering, als wij een zoo veel hooger
cijfer voor ons zien, maar er is veel meer stof om zich te verblijden,
dat die uitgaven mogelijk zijn, zonder dat zij grooter opofferingen
komen eischen.
Het een en ander wint nog in beteekenis, wanneer wij in
n I der inkomsten lezen, dat er geen batig slot van vroegere
rekening als eerste post kan worden gesteld. l)e eerste baten
die in de rekening voorkomen zijn de inkomsten der vaste eigen
dommen van de gemeente. Als gewoonlijk worden daarbij eerst
al de gebouwde eigendommen opgenoemd, waarvan het gebruik
en genot voor rente komtdat daarom ook wel pro memoria
mogt uitgetrokken worden. De inkomsten die in hst. 1 voor 1864 ge
raamd waren op f 2217,80 en toen reeds beduidend meerder
waren dan voor 1863, zijn thans geklommen tot 2252, ten
gevolge van de hoogere pachtsommen, die voor sommige percelen
bedongen zijn en dat boogere cijfer voor eenige jaren vast maken.
Erfpachten en cjjnaen voor 1864 uitgetrokken met 1091,47s
zullen voor 1865 bedragen 1094,47'. Deze schijnbaar onbe
duidende verhooging mag echter niet buiten aanmerking blijven.
De rekeningen in de laatste jaren wijzen aandat dit cijfer
langzaam klimt. De gemeentekas trekt uit den aard der zaak
daarvan geene schatten, en toch meenen wij, dat het verschijnsel
verblijdend is. De verhooging toch is het gevolg van voort
durende uitgifte van grond tot aanbouw van woningenpak
huizen, enz. De uitbreiding der stad, die daarvan het gevolg
is, moge al geen afdoend bewijs van welvaren wezen, maar be
vestigt zonder tegenspraak toch dat hier vooruitgang zigtbaar is.
Inkomsten van jagt en visscherij zijn gebleven op 194. De
opbrengst van willigen kaphout wordt thans geraamd op 40
dus 10 meer dan voor dit jaar.
De som der renten van kapitalen op het grootboek ingeschreven
en van de gildenfondsen bedraagt 690 en dus 3 meer dan
voor dit jaar, ten gevolge van de vermeerdering van laatstgenoemd
kapitaal met 200.
Het kapitaal door de gemeente voor de leenbank opgeschoten
heeft in 1863 een voordeel aangebragt van 58,93 weshalve
die bate nu op 59 geraamd wordt. Over deze bate is geene
reden van verheuging. Ten vorigen jare zeide de memorie van
toelichting dat het verminderd gebruik der bank een nadeelig
saldo van rekening had opgeleverd. Wij hebben dus thans aan
een toenemend gebruik te denken. Dat verschijnsel is minder
aangenaam. Wanneer echter de som niet hooger klimt dan nu,
behoeft de bekommernis niet groot te wezen, waarbij nog dient
opgemerkt, dat soms toevallige oorzaken kunnen medewerken, dat
tijdelijk zoodanige uitkomst verkregen wordt.
Het 3 hoofdst. vermeldt de inkomsten door belastingen en
heffingen te verkrijgen. Gelijk wij boven reeds aanwezen bevat
dit geene andere belastingen op voorwerpen van verbruik, dan
die op de dranken, die volgens de nieuwe regeling en naar den
maatstaf van het aangewezen verbruik, ditmaal ongeveer 3000
hooger wordt geraamd. De hoofdelijke omslag wordt even
als in dit jaar slechts voor 7/8'van de toegestane heffing noodig
geoordeeld. De inkomst van sas- en havengeld is slechts iets
hooger geraamd, dan voor dit jaar, ofschoon het te verwachten
isdat die post beduidend meer zal opbrengenten gevolge
van de vermeerderde scheepvaart, tot aanvoer van materialen voor
den aanleg van den staatsspoorweg. Deze post zal zeker in het
loopende jaar de gemaakte raming verre overtreffenen kan
dan ook tijdelyk slechts op die verhoogde inkomst gerekend
worden, het is niet onbelangrijk tegenover de groote uitgaven
die vooral nu voor sas- eu haven gevorderd worden.
Hoofdst. 4 begint met de opbrengst van aard-asch. Dit zal
wel haard-asch moeten wezenwant schoon deze uitdrukking
jaren achtereen in de memorie's is gebruikt gewordenlaat
zij zich anders moeijelijk verklarente minder omdat Goes
helaas! geen zelkasch bezit, die misschien door dezen of genen
aard-asch zal worden genoemd. Indien we de kunst verstonden
om van aarde een asch te makendie voor goede pachtsom kon
worden afgezet, dan zouden onze wallen nog eenigen tijd den ste
delijken fiscus kunnen steunen. Het ligt in den aard der zaak,
dat het hoofdstuk inkomsten van verschillenden aard en toevallige
laten de meeste afwisseling aanbiedt Wij vinden daarin echter
ditmaal geene bijzonderheden, maar moge het als een stilzwijgende
lof aan de burgerij beschouwendat weder de artikelenboete
voor ontduiking van plaatselijke belastingen en opbrengst van
verbeurd verklaarde belasting-voorwerpenslechts voor memorie
zijn uitgetrokken
Het laatste hoofdstuk: Buitengewone ontvangsten heeft in deze
begrooting een bijzonder belang. Vooreerst komt daarin voor
de geldleening ad 14000 uit het fonds der voormalige gilden,
waaruit de buitengewone werken zullen gevonden worden. Die
werken, gelijk later blijken zal, zijn urgent; de radikale verbetering
is boven een gebrekkig lapwerk te verkiezen, en dit laatste zon
de gemeente niets minder kosten dan nu jaarlijks, voor rente
en aflossing, zal moeten gekweten worden. De tweede afdeeling
zegt ons, dat de hoornen op den wal achter de sociëteit zullen worden
verkocht, en dat men de opbrengst van deze en van die voor
het oude handboganhof op 1680 sohat. Wij gunnen de schat-