r UITTREKSEL van het veeslag van den toe
stand dee provincie zeeland, ovee 1868.
(Vervolg.)
HOOFDSTUK III.
Huishouding der gemeenten.
ïn twee gemeenten werden de verordeningen op de broodzetting ingetrokken.
Archieven.
De verzameling van voorwerpen betreffende de geschiedenis en oudheid
kunde te Goes, ontving van den heer G. H. Kakebeeke eenige stukken
betreffende de oude boogschutterijen, bestaande in een paar rekeningen, eenige
gedrukte lijsten van schutters en daarop betrekking hebbende ordonnantiën.
De bibliotheek aldaar ontving van den heer J. W. Verschoormed. eand.
te Utrecht, een exemplaar van het „Jus Hodiernum ofte Hedensdaeghs
„Recht enz. van Martinus Caesar, in leven advocaat te Goes, uitgegeven door
Albert Eooghlandt, in 1656." Het boek heeft voor de bibliotheek eene
bepaalde waarde, om dat Caesar een Goesenaar was van geboorte, die
ook door dit geschrift bewezen heeft in zijn tijd een welgeoefend regts-
geleerde te zijn geweest. Het werd eerst ua zijnen dood uitgegeven en
opgedragen aan zijnen zoon Cornelis Caesar, die toen de betrekking bekleedde
van raad van Nederlandsch Indïê, gouverneur en directeur op Formosa.
Behalve door de periodieke geschriften is de boekerij nog vermeerderd
door enkele boekwerken, zooals het „Gedenkboek van Zijner Majesteits ver
blijf in Zeeland," en een paar geschriften betreffende de zeeuwsche geschiedenis.
Begraafplaatsen.
De zaak van den eigendoms-overgang van de begraafplaats te V'ilhelmina-
dorp, gemeente Kattendijke, heeft in den loop van 1863 haar beslag gekregen.
Het gemeentebestuur stelt zich voor de daarop staande hoornen in het
openbaar te verkoopen.
Geldmiddelen der gemeenten.
Dc toestand der geldmiddelen van de gemeenten, geeft geen stof tot bij
zondere opmerkingenofschoon minder gunstig dan in dc laatste jaren
kan die nogtans niet gezegd worden over het algemeen ongunstig te zijn.
De mindere inkomsten, wegens belastingen op voorwerpen van verbruik
ten bedrage van 17103,02s, bepalen zich uitsluitend tot de gemeenten
Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en Goesalleen iu die van Vlissingen is
dit 8885,63», de reden daarvan moet vermoedelijk worden gezocht,
in de omstandigheid, dat van sommige voorwerpen, die in 1861 als winter
voorraad waren ingeslagen en waarvan de belasting in dat jaar was betaald,
eeue meer dan gewone hoeveelheid voor 1862 is overgebleven; en dat in
1861 bijzondere redenen hebben bestaan om meer dan gewone hoeveel
heden in te slaan; moet daaruit worden afgeleid, dat de belasting op de
bedoelde voorwerpen in dat jaar 21232,34, meer heeft bedragen dan in
I860, waarvan alleen te Vlissingen ruim 15000.
Dat de bijzondere belastingen 7557,925 minder hebben bedragen, is
een gevolg van de veranderde wijzen van verantwoording der schoolgelden.
In eenige gemeente-rekeningen over 1861, waren die gelden als bijzondere
belastingen verantwoordhetgeen in 1862 onder de heffingen voor het gebruik
of genot van gemeentewegen, werken en inrigtingen heeft plaats gehad,
waardoor die hellingen over 1862 dan ook 9583,01 meer hebben bedragen.
De meerdere uitgaven in 1862, ten bedrage van t 33152, bepalen zich hoofdza
kelijk tot die voor jaarwedden van gemeente-ambtenaren en bedienden en schrijf-
poonen ten bedrage van f 6963,375, welk bedrag met uitzondering van eenige
geringe sommen, is vereischt geworden voor de verhooging der jaarwedden
van onderwijzers; alsmede tot die voor aanleg of vernieuwing ten bedrage
van 87925. Die meerdere uitgaaf bepaalt zich echter maar tot eene
gemeente, die vau Vlissingen, iu de rekening van welke gemeente ƒ106569,82
in uitgaaf is gebragt voor de kosten van daarstclling van eene gasfabrijk,
van welke kosten in de rekening dier gemeente over 1861 reeds eene som
van 90000 was gebragt, doch die, zoo als bij ons in 1863 uitgebragt
verslag reeds is gemeld, daarin door ons niet is kunnen worden toegelaten.
Van de 113 gemeente-rekeningen over 1862 zijn er 112 vóór het einde
van 1863 door ons gesloten en vastgesteld. Met de rekening van de ge
meente Vlissingen heeft dit geen plaats kunnen hebbenomdat eenige
daarbij overgelegde bewijzen van uitgaaf ter verbetering zijn moeten worden
teruggezondenen de verbeterde stukken niet vóór het einde des jaars
waren terug ontvangen.
Het onderzoek dier rekeningen heeftvooral met betrekking tot de
daarbij overgelegde bewijsstukken van uitgaaf, nog al tot opmerkingen aan
leiding gegeven; van niet minder dan van 54 gemeenten zijn door ons ver
beterde stukken of nadere inlichtingen moeten worden gevraagd.
Bij dat onderzoek is ook nog gebleken dat in de gemeente Hokk be-
grafenisregten werden geheven, zonder dat daarvoor een door den koning
goedgekeurd besluit bestond; het bestuur dier gemeente is dien ten gevolge
door ons gelast om de heffing dier regten te staken, en het op onwettige
wijze gevorderde aan de belanghebbenden terug te geven.
Ten gevolge eener aanschrijving van den minister van binnenlandsche
zaken, zijn iu 1863 aan de Algemeene rekenkamer gezonden, de rekeningen
over 1862 van de genieenten Tholen, Oostkapelle, Ellemeet en Grijpskerke,
welke rekeningen door die kamer, op grond van art. 59 der wet van den
5 October 1841 (Staatsblad n°. 40), waren gevraagd. Die rekeningen zijn
van de voornoemde kamer terug ontvangen, met eene opmerking in het
algemeenten aanzien van de verantwoorde inkomsten wegens huur en
pacht, veer- en havengeld en verkocht houtgewas en boomen, dat door haar
wordt betwijfeld of die inkomsten door de overgelegde bewijsstukken be
hoorlijk zijn kunnen worden gejustificeerd, alsmede omtrent de overgelegde
bewijsstukken van uitgaaf, en wijders dat eene uitgaaf wegens kosten voor
het leveren van middagmalen bij gelegenheid van verkiezingen, in de
rekening van de gemeente Tholen, wel uit den aangewezen begrootingspost
had mogen gekweten worden.
Wat betreft de opmerking ten aanzien van de overgelegde bewijsstukken
tot justificatie van sommige inkomsten en uitgaven hebben wij gemeend
die als niet geldende voor deze provincie te moeten beschouweu, omdat
voor de overlegging dier bewijsstukken in der tijd door onze vergadering
voorschriften zijn gegeven, welke door den koning zijn goedgekeurd en
behoorlijk worden nageleefd.
Ook de opmerking betreffende de in de rekening van de gemeente Tholen
verantwoorde uitgaafpost wegens kosten van geleverde middagmalen bij
verkiezingeu, hebben wij gemeend zonder gevolg te moeten laten, aange
zien, naar ons oordeel, wanneer, zoo als in casu, op de begrooting een
post is uitgetrokken onder de omschrijving „kosten van het aanleggen
en bijhouden der kiezerslijst en van het uitoefenen der kiesverrigting"
en toegelicht, dat die gebragt is voor hot aanleggen en bijhouden der kie
zerslijsten en verdere kosten daarop, de bedoelde uitgaaf kan worden toe
gelaten, en dat wij in ieder geval zouden kunnen afwachten of, naar aan
leiding van het door de rekenkamer aan den koning uit te brengen ver
slag, daaromtrent eene aanschrijving van de regering zou ontvangen wor
den. Tot dus ver hebben wij die niet ontvangen; wel gaf de minister
van binnenlandsche zaken ons bij een vroeger schrijven te kennen, dat
het hem gebleken was, dat in sommige gemeentebegrootingen een post
wordt gebragt voor verversehingen, ten behoeve der leden van het bureau
van stemopneming, dat de tegenwoordige orde van zaken, dat niet scheen
toe te laten, en hij dus ons verzocht om te zorgen, dat voortaan geene
uitgaaf voor dat onderwerp in de gemeentebegrooting worden geleden. Dat
scdrijvcn hebben wij gemeend eenvoudig voor kennisgeving te moeten
aannemen.
De begrootingen voor 1864 zijn van 100 gemeenten vóór den aanvang
van het dienstjaar door ons kunnen worden goedgekeurd, aan die van 6
gemeenten is onze goedkeuring onthouden en omtrent die van 7 gemeenten
hebben wij onze beschikking moeten verdagen; met uitzondering van eene,
zijn die begrootingen echter later goedgekeurd. De eenige begrooting waaraan
onze goedkeuring nog niet is kunnen worden verleend, is die van de ge
meente Heille, de reden daarvan is, dat op die begrooting ook weder geene
posten in ontvang en uitgaaf zijn gebragt, voor de nakoming der aan die
gemeente opgelegde verpligting, tot de daarstelling van eene openbare lagere
school en onderwijzerswoning. De gemeenteraad heeft zich bij vernieuwing
tot de regering gewend, om van die verpligting te worden ontheven, en het is
in afwachting van de daaromtrent door de regering te nemen beschikking, dat
wij onze beschikking op de begrooting dier gemeente hebben aangehouden.
De geldmiddelen der gemeenten worden over het algemeen ordelijk en
zuinig beheerdslechts bij twee gemeenten heeft zich hiervan eene afwijking
doen opmerken, hetgeen eene teregtwijzing noodig heeft gemaaktbij de
eene gemeente betrof het de overschrijving der posten van de begrooting
op eene verregaande wijze, en bij de andere het doen van niet volstrekt
noodzakelijke uitgaven boven de financiële krachten der gemeente.
Van de bevoegdheid aan onze vergadering bij het 2de lid van art. 116
der gemeentewet toegekendhebben wij ten aanzien van eene gemeente
die van Breskens, gebruikt gemaakt. Sedert meer dan 6 maanden hadden
wij geen blijk ontvangen, dat de bepaling van art. 181 der voormelde wet
door het bestuur dier gemeente was opgevolgd. Een lid onzer vergadering
werd dierhalve gecommiteerd om de boeken en kas van den ontvanger dier
gemeente op te nemen. Bij de opneming, welke dien ten gevolge heeft
plaats gehad, zijn de boeken en de kas van den ontvanger in orde bevonden.
Vau bijzondere bezwaren, die de invordering der plaatselijke belastingen
zou hebben ondervonden, dragen wij geen kennis.
Tegen de aanslagen op de kohieren van hoofdclijken omslag zijn bij ons
19 bezwaarschriften ingekomen, waarvan niet één door ons is ingewilligd
kunnen worden; 8 daarvan zijn als te laat ingediend en 9 als ongegrond
afgewezen; voorts is eene reclame als vervallen beschouwd ten gevolge van
het niet verleenen onzer goedkeuring aan het betrokken kohier en eene
andere van eenige officieren, om ontheffing van aanslag in eene buitenge
wonen omslag tot dekking van een te kort iu de gemeentekas, is afgewezen
op grond van onbevoegdheid om die ontheffing te verleenen.
Op 12 aan den koning ingediende verzoekschriften, om gratie van von
nissen ter zake van overtreding op het stuk der plaatselijke belastingen
weiden wij gehoord; in overeenstemming met ons advies, zijn daarvan 11
ingewilligd terwijl 1 is afgewezen.
Bij ons verslag in het vorige jaar deelden wij u mede, dat de minister
van binnenlandsche zaken, door onze tusschenkomst de gemeentebesturen
had verzocht, om de door hen vroeger voorgedragen besluiten tot heffing
van begrafenisregten, waarop de koninklijke beschikking herhaaldelijk was
verdaagd, te herzien en voor zooveel noodig door anderen te doen ver
vangen, Aan dat verzoek is door 16 gemeentebesturen gevolg gegeven
van slechts een dier besturen, dat van Oostkapelle, is het besluit goed
gekeurd, de beschikking op de besluiten van de 15 overige gemeenten,
waarvan het laatste door ons bij brief van den 3den September 1863 aan
het' departement van binnenlandsche zaken is gezonden, wordt nog steeds
ingewacht.
Gedurende het afgeloopen jaar zijn 451 raadsbesluitendie tot de gel
delijke belangen der gemeente betrekking hadden, aan onze goedkeuring
onderworpen; als: 183 tot wijziging der gemeentebegrooting, door af- en
overschrijving of op andere wijze, waarvan aan 4 onze goedkeuring werd
onthouden, terwijl op 3 bedenkingen werden medegedeeld; 156 tot beschikking
over den post voor onvoorziene uitgaven, waarvan 2 door ons niet ziju
goedgekeurd; 112 tot handelingen omschreven bij art. 194 der gemeentewet,
waarvan aan 3 mede dc goedkeuring werd onthouden.
In twee gemeenten heeft zich het geval voorgedaan, dat de burgemeester
de vernietiging van een door den gemeenteraad genomen besluit heeft
voorgedragen.
Het een betrof, een beluit van den gemeenteraad van ïzendijke, waarbij
aan eene bijzondere commissie werd opgedragen, om een regtskundig advies
in te winnen in zake van een geschil tusschen den raad en kerkvoogden
der hervormde gemeente, betrekkelijk den eigendom van en de regten op
den toren van het kerkgebouw der voormelde gemeente. De burgemeester
oordeelde dat besluit in strijd met art, 179 litt. a der gemeentewet, omdat
bij dit artikel de uitvoering der verordeningen van den raad aan het
dagelijksch bestuur is opgedragen, en door dat bestuur dus het advies,
waartoe de raad besloten had; behoorde te worden ingewonnen, met welk
gevoelen wij instemden.
De regering heeft echter beslist dat het besluit niet in strijd met de
wet kon worden beschouwd, op grond dat uitvoering van raadsbesluiten,
zich regelt naar hetgeen bij die besluiten zelve bepaald wordt, en de raad
bevoegd is meer of minder aan uitvoering over te laten; dat uitvoeren
slechts gevolg geven is aan hetgeen besloten wordt en dat wanneer de
raad, gelijk in het onderwerpelijk geval, eene bijzondere commissie voor
het inwinnen van een regtskundig advies benoemd heeft, de uitvoering zich
dan bepaalt tot kennisgeving aan de benoemdendat art. 57 der gemeente
wet ook de benoeming van andere commissien bij art. 55 dier wet bedoeld
toelaat, en dat zoo nu art. 199 der wet het instellen van een regtskundig
onderzoek over het voeren van een regtsgeding door de gemeente aan het
gemeentebestuur opdraagtuit het daaropvolgende art. 200in verband
met artt. 143 en 194, blijkt, dat daar door het woord „gemeentebestuur"
de raad bedoeld wordtzoodat deze ook bevoegd schijnt de wijze, waarop
het onderzoek zal worden ingesteld, te regelen.
Het andere besluit betrof dat van den gemeenteraad van Vlissingen,
waarbij werd bepaald dat, te beginnen met 1 Januarij 1864, alle gemeente
werken, zoo in materialen als daggeld, zullen worden aanbesteed. De
burgemeester oordeelde dat dit besluit ingreep in en de regten verkorte
van het beheer aan het dagelijksch bestuur bij art. 179 der gemeentewet
opgedragen; wij konden daarmede niet instemmen en deelden daaromtrent
ons gevoelen aan de regering mede. Ook de regering gaf te kennen dat zij
geene termen had gevonden om het besluit te vernietigen, omdat art. 142
der gemeentewet bepaalt dat de raad zich de vaststelling der plannen en
voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der
gemeente te doen, kan voorbehouden, welke bepaling ook door art. 179 iher-