Wethouders hem ook te dien aanzien van de verpligting tot. begraving ontheffing verleeueu. Abt. 32. Het is verboden afgemaakt of gestorven doch nog voor verbruik dienstig vee, binnen de bebouwde kom der gemeente langer dan 24 uren te bewarenenbuiten de kom, op korteren afstand dan 30 Ned. ellen van eenig bewoond huis of den openbaren weg. Art. 35. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toe passelijk op vee, dat in gezonden staal is afgemaakt, geslagt of door een toeval omgekomen. Art. 34. Het is verboden huisdieren, met huidziekte aau- gedian, op den openbaren weg te laten loopen. De eigenaars of bezitters dier huisdieren zijn voor de over treding van dit verbod verantwoordelijk. Art. 33. Gestorven of afgemaakte huisdieren worden door de eigenaars of bezitters zoo spoedig mogelijk op eene ge schikte plaats, minstens 30 Ned. duimen onder den grond, begraven. Art. 30. Het vee en de huisdieren, waarmede in strijd met de bepalingen van dit hoofdstuk is gehandeldworden verbeurd verklaard. Art. 37. De eigenaars of bezitters van vee of huisdieren, welke krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk moeten be graven worden, zijn verpligt aan de policie, op haar verzoek, aanwijzing te doen van de plaats waar en de wijze waarop de begraving heeft plaats gehad. Ingeval van weigering wordt de begraving geacht niet te zijn geschied. HOOFDSTUK IV. vax kinderziekte ex andere besmettelijke of heerschende ziekten. Abt. 38. Allen, die onderstand genieten van de gemeente, zijn verpligt de aan hunne zorg toevertrouwde minderjarigen, voor zoover deze de kinderziekte gehad, noch de koepok-in enting met goed gevolg ondergaan hebben, te doen vaccineren. De nakoming van deze verpligting kan als voorwaarde aan het verleeneu van onderstand worden verbonden. Art. 39. Onderwijzers en onderwijzeressen, aan het hoofd van openbare of bijzondere scholen staandealsmede allen die het beheer of de zorg hebben over tijdelijke verzamelin gen van minderjarigen, de verzorging, bewaking, verstande lijke of ligchamclijke ontwikkeling van dezen ten doel hebbende, zijn verpligt, alvorens een kind of leerling toelelaten, zich te doen afgeven eene schriftelijke verklaring van een genees- of heelkundige, of een extract uil tiet register van koepok-inën tingafgegeven door het plaatselijk bestuurwaaruit blijkt dat die leerling of dat kind de kinderziekte heeft gehad, of de koepok-inenting behoorlijk heeft ondergaanof dat deze is moeten worden uitgesteld. In het laatste geval moet de verklaring elk half jaar ver nieuwd worden. art. 60. De in het voorgaand artikel genoemde personen zijn verpligt een register volgens een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld model, te houden, waarin zij, bij de opname van een kind of leerling, diens naam en den inhoud van de overeenkomstig het voorgaande artikel overgelegde ver klaring inschrijven. Zij moeten binnen acht dagen na de opname dat bewijs overleggen ter gemeente secretarie; het wordt aldaar door een daartoe door den Burgemeester aangewezen ambtenaar kosteloos geregistreerd, voor gezien getcekend en daarna aan den be langhebbende op diens aanvrage teruggegeven. Heeft eenmaal die registratie plaats gehad, dan is op andere scholen en verzamelplaatsen de inschrijving in het register, in de eerste zinsnede van dit artikel vermeld, voldoende, mits daaruit tevens van het visa van den ambtenaar, met de re gistratie belast, blijke. art. 61Alle kinderen, die vóór de inwerking treding dezer verordening in de bij art. 39 bedoelde scholen verzamel of bewaarplaatsen zijn opgenomen en waarvan binnen twee maanden, na het inwerking treden dezer verordening, op de wijze in de twee voorgaande artikelen bepaald niet is ge bleken, dat zij de kinderziekte gehad, of de koepok-inënting met goed gevolg ondergaan hebben, of deze is moeten worden uitgesteld, worden onmiddelijk van de scholen, verzamel- of bewaarplaatsen verwijderd, en daarop niet weder toegelaten, vóór dat ten hunnen opzigte aan de voorschriften van de voorgaande artikelen is voldaan. abt. 62. De in art. 59 genoemde personen zijn op de eerste aanvraag, van Burgemeester en Wethouders verpligt de registers, in art. 60, D'e lid omschreven, ter gemeente secretarie over te leggen en tegen recu aldaar te doen verblijven, zoo lang dit door Burgemeester en Wethouders wordt noodig geoordeeld. Bij teruggave van de registers wordt het recu ingetrokken. Zij zijn verpligt hunne bovengemelde registers, op aanvrage van den School-opziener, van de plaatselijke school commissie of van een of meer barer leden, bij schoolbezoek openteleggen, of ingeval dieovereenkomstig het voorgaande lid niet in hun bezit zijn, het recu te verloonen. Art. 65. Het hoofd van een gezin, waarin de kinderziekte of eenige andere algemeen heerschende of besmettelijke ziekte is uitgebroken, moet daarvan dadelijk aan den Burgemeester kennis geven of doen geven, met opgave van den Geneesheer, die den lijder behandelt. Art. 64. Aan ieder huis of vaartuig, waarin iemand aan kinderziekte of eenige andere algemeen heerschende of be smeltelijke ziekte lijdt, wordt op last van Burgemeester en Wethouders een kennelijk tceken daarvan geplaatst. Het is verboden, dat teeken geheel of gedeeltelijk wegte nemen of te bedekken. Art, 65. Het hoofd eens gezins, waarin de ziekte zich heeft' geopenbaardis verpligt de berookiog of andere dergelijke middelen aantewenden, die zijn geneesheer, of bij gebreke van dien. de geneesheer der gemeente zal voorschrijven. Bij weigering geschiedt liet door de policie ten zijnen koste, en bij onvermogen ten koste der gemeente. Ingeval het raadzaam wordt geoordeeld, geschiedt het even eens bij de gezinnen, die hetzelfde huis bewonen, dóch altijd ten koste der gemeente. Art. 66. Het is aan de in art. 59 genoemde personen verboden kiuderen of leerlingen toetelaten, wanneer in het huis, waarin de school of verzamelplaats gehouden wordt, of hetwelk daarmede in verbinding staat, zich kinderziekte of eenige andere algemcene heerschende of besmettelijke ziekte heeft geopenbaard. De kinderen o! leerlingen worden weder toegelaten met vergunning van Burgemeester en Wethouders, die deze verleenen, nadat zij door de verklaring van een geneeskundige, of, zoo zij het noodig oordeelenvan de plaatselijke Commissie van geneeskundig toevoorzigt, de overtuiging hebben bekomen, dat er geen gevaar voor besmetting bestaat, of het gevaar heeft opgehouden. Art. 67. Het geven van schoolonderwijs door onderwijzers en onderwijzeressen, in wier woning dc kinderziekte of eenige andere algemeen heerschende of besmettelijke ziekte is uitge broken, is verboden. Zij mogen het onderwijs niet hervatten, dan onder de voor waarden in het 9ae lid van het voorgaande artikel bepaald. Art. 68. Kinderen uit een huis of vaartuig, waarin de kinderziekte of andere algemeen heerschende of besmettelijke ziekte is uilgebroken, of die, welke na dat uitbreken bij hunne betrekkingen of vrienden worden gehuisvest, mogen niet naai de scholen of andere in art. 39 bedoelde verzamelplaatsen worden gezonden. Het is verboden zoodanige kinderen op die scholen of ver zamelplaatsen toe te laten. Art. 69. De bepalingen van het voorgaand artikel zijn ook toepasselijk op kinderen, die door hoofdzeer, schurft of eenige huidziekte zijn aangedaan. Art. 70. Geene personen, aan kinderziekte lijdende, mogen zich buiten hunne woningen of afgesloten erven begeven. Geene personen uit een huis of vaartuig, waar de kinder ziekte of eenige andere algemeen heerschende of besmettelijke ziekte is uitgebroken, mogen openbare bijeenkomsten bijwonen Het verbod van de twee voorgaande zinsneden houdt stand tot dat het gevaar voor besmetting, volgens de verklaring van een geneeskundige, heeft opgehouden. Art. 71. Het lijk van iemand, die aan de kinderziekte of eenige andere algemeen heerschende of besmettelijke ziekte is overleden, moet in de kleederen, waarin de lijder of lijderes is gestorven, begraven worden. Indien kerkelijke voorschriften het kisten en begraven in die kleederen verbieden, moeten deze verbrand of mede begraven worden. HOOFDSTUK V. van drenkelingen. Art. 72. Ieder, die een drenkeling ontdekt, is verpligt do middelen tot redding, die in zijn bereik zijn, aan te wenden. Art. 75. Hij is gehouden van zijne ontdekking zoo spoedig mogelijk kennis te geven of te doen geven aan den Burge meester of aan den Commissaris, eenen agent of ter wacht-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 7