1804, [N°. 48.
MAANDAG 27 JUNIJ,
piafltseftjft bestuur mm $oes.
nr i ste
(JOKSSM
Be uitgave dezer Conrant geschiedt Maan
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,35 fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentlPn worden a SO et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van
1-6 regels f 1,30behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentiEu kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der nitgave.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
Gr©ua.©©nt©-raaci "to Goos
TEN RAAD HUIZE ALDAAR,
OP DING SB AG BEN 28 JUNIJ 1864
DES AVONDS TEN 7 URE.
PUNTEN VAN BEHANDELINC.
1. Mededeeling van ingekomen stukken.
2. Benoeming lid burgerlijk armbestuur.
3. Verhooging artikel voor ontvangloon der gemeente opcenten
op grond en personele belasting 1863.
4. Staat oninbare posten hoofdelijken omslag en belasting op de
honden over 1863.
5. Rekening van het fondsder vereenigiug van werklieden over 1863.
6. Verzoek W. Buvelcot, om op in erfpacht uitgegeven gemeente
grond, te mogen bouwen.
7. Verzoek L. van loo, om uitbetaling eener premie voor ge
presteerde militairedienst in 1813 en 1814.
Beltonci maliing.
De BURGEMEESTER van GOESmaakt bekenddat de
opening der stembriefjes, ter verkiezing van een lid van de Tweede
kamer der Staten-Generaal, inteleveren in het hoofdkiesdistrict
Goes op' Dingsdag den 28 dezer, zullen geopend worden op
Donderdag den 30sten daaraanvolgende.
Goes, den 27 Junij 1864.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
Terwijl aan den voor-avond der verkiezing, in ons midden de
aandacht nog op dit onderwerp gevestigd is, nemen wij het volgende,
onlangs met het oog op deze aangelegenheid geschrevenover.
„De kiezers laten zich nog al eens door geldelijke belangen
drijven in hunne keus. Men duide het hun niet ten kwade. Indien
zij maar letten op hetgeen die belangen waarlijk bevorderen kan.
Zij moeten zich niet laten winnen door hen, die veel en hoog op
geven van hunne zucht om de burgers te ontlasten, maar die met
de daad weinig toonen daartoe gezind te zijn. Er zijn erdie
zeggen, of van wie gezegd wordt, dat zij niets liever willen dan den
burgerstand, de mindere man bevoordeelen. Maar zij zijn ondertus-
schen voorstanders van het accijnsstelsel, en wat wil dat? Dat de
burger zijn brood, zijne brandstoffen en wat niet al belast ziet, dat hij
dus van alle voorwerpen van verbruik moet betalen, zoodat hij soms
zich het meest geoorloofde ontzeggen moet, zich in zijn bedrijf
bemoeijelijkt vindt, terwijl de rijke, zoogenaamde volksvrienden,
het vette der aarde zonder zorg genieten, omdat die zelfde be
lasting voor hen geenerlei druk aanbrengt. Met zulke volks
vrienden komt het volk weinig vooruit, en het is van hen te
wachten, dat zij, in hooger staats-ligchaam geplaatst, gaarne
zouden medewerken, om zoodanige belastingen op het volk te
leggen, die in schijn zeer gelijkmatig dragen, maar in werke
lijkheid alleen drukken op de nijvere burgers, op den ambachts
man op hen die hun brood zuur genoeg verdienen om het niet
nog duurder te maken. Het volk is meer gebaat met mannen,
die misschien minder van hunne liefde tot den medeburger op
geven maar eene krachtige stem verheffenom die lasten te doen
wegvallen en het beginsel der vrijheid ook daarin toepassen, dat
z\j geene belemmering willen in den weg leggen aan de industrie,
en dat zij bevrijden willen van die indirecte heffingen, die direct
honger en koude laten lijden.
Tegen dat alles wordt dan wel eens aangemerkt, dat het land
toch zijne inkomsten hebben moeten dat die afschaffing van
accijnsen een inkomen-belasting of hoofdelijken aanslag noodza
kelijk maakt. Met dat schrikbeeld weet men ras sommigen te
winnen. Doch, zou zulk een hoofdelijke omslag, in den regel,
wel zoo drukkend zijn, als zij, die het best hunne schouders
daaronder kunnen zetten, zich niet onttrokken? Op de meeste
plaatsen waar een hoofdelijke omslag isziet mendat de meest-
gegoeden zich daarvan voor een goed deel afmaken. Zij gaan
bijv. des zomers buiten wonen en weten zich van de betaling
van een deel van het verschuldigde te ontslaan. Daardoor moet
de minder rijke zooveel meer opbrengen, en als hij zich daarover
beklaagt, dan zegt men: dat komt van die hoofdelijke omslagen.
Dan dat zou er niet van komen, als ieder, die veel heeft, daar
van zooveel wilde afzonderen als billijk is, en niet meer op eigen
voordeel bedacht wasdan op het belang van zijne medeburgers.
I Er zijn er, die berekenen, dat als zij indirecte belastingen voor
staan, het veel minder in het oog loopt, dat zij te weinig be
talen in verhouding tot anderen, en die juist daarom de inkomen-
b-~5a?tjjig hatelijk maken willen, opdat zij zelve en zij alleen voor
deel zouden hebben.
Zoo weinig weten velen, wat eigenlijk hunne geldelijke belan
gen zijn, dat zij mederoepen om terug te hebben, wat zij vroeger
verwenschten, en dat zij verwenschen, wat hun tot verligting wezen
kan. Zij laten zich om den tuin leiden door gewaande vrienden.
Wie dus bij de vervulling van burgerpligt zich geheel of gedeel
telijk door het eigenbelang laat besturen, heeft wel toe te zien,
dat hij niet zijn belang zoeke bij die hem misleiden, maar de-
I zulken voorsta, die vrijzinnig genoeg zijn om 's volks lasten te
helpen dragen en in elke betrekking hun best doen, dat niet
weder ondragelijke lasten worden opgelegd."
Yoor de vele niet lezers van het veel gelezen Dagblad, tee
kenen wjj daaruit eene curiositeit aan, die waarlijk pikant is.
Wij lezen in het nommer van Zaturdag: „de eer eischt, dat in
ieder geval de man, die zijn vaandel verliet, zonder ooit daar
voor eenige reden te hebben gegeven, geweerd worde."....
Die verklaringwaar als ze isklinkt zeker al vrij zonderling
in den mond van iemand, die het gansche land door bekend is,
als niet alléén zijn vaandel, maar geheel zijne overtuiging verlaten
te hebben. Wij hopen echter dat ten zijnen aanzien de eisch van
eer niet te spoedig zal worden toegepast, want wij zouden dan
te ras beroofd worden van het vermakelijk schouwspel, dat dit
Dagblad den volke oplevert. De schrijver der Nederlanderach-
tigheden, die den heer Groen eenmaal rusteloos bestreed, wordt
nu door den heer Groen in no. 149 van zijn tegenwoordig orgaan
bewierookt als een talentvol dagbladschrijver. De vraag rijst
wie er nu eigenlijk zijn vaandel verlaten heeft, en indien er ooit
eenige waarheid was in hetgeen de redacteur van het Dagblad
vroeger in „de Grondicet" schreef, dan mogen wij dat nu be
schouwen als eene getuigenis over hem zeiven, nu hij de partij
van den heer Groen heeft omhelsd en de coalitie tusschen de
twee voormalige redacteuren zoo schitterend is tot stand gekomen.
Onder de vruchten van den jongsten tijd rekenen wij du3 (wij
zeggen dit ook met het oog op vroeger vermelde feiten) drieërlei
verbonden, waarvan men wel nooit had gedroomd: het verbond
der anti-revolutionairen en conservatieven; de gezochte vereeniging
van anti-revolutionairen en katholiekenen de nu geconsoli
deerde vriendschap tusschen den heer Groen en het Dagblad.