I8<54 BOKDEBMG 23 JUNIJ Jaargang. jJIflatsefijti lestuur oan <0oe§. J De nltgare dezer Courant geschiedt Daan- dag en Donderdag aronduitgezonderd op feestdagen. Prfl» per kwartaal f 1,15 fr. p. p. 1,90, y Oewono adverfentiCn worden a SO et. de 'rrj regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van [1 1-6 regels f 1,20, behalve het zegelregt, De Inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie nrcn des namiddags op den dag der uitgave. Vervolg en slot der bekendmaking door den Burgemeester van 1 Goes, betreffende eene nadere aanwijzing der eigendommen welke, ingevolge het in ons vroeger nommer medegedeelde Kon. besluit van 20 Mei jl., n0. 47, ten behoeve van den aanleg van den spoorweg van Bergen-op Zoom naar Goes, ten name van den staat behooren te worden onteigend. GEMEENTE KAPELLE. Te ont eigenen grootte m van de perceelen bij het kadaster bekend als bouwland idem 47 idem 26 idem 20' idem 84 bosch 15 vijver 20 95 boomgaard 03 64 bouwland 05 26 bosch 02 79 idem 20 92 idem 63 00 idem 01 08 idem 12 idem 55 20 weiland ter grootte van 3 O a a O TEN NAME VAN 93'34 09 00 08^74 0177 B. 1141e PoeterJan 115,van der Bilt, Eraneois Ni- eolaas 1091e PoeterJan 10§| idem 104 Goes, het weeshuis 121 van der BiltBondewijn Verselewel 119 idem 120 idem 103Kapelle, de kerk van 102Sela, Marinus 101 idem 97 Kapelle en Biezelinge de armen 96 Pottier, Jacobus 100 99 Biezelinge, de diaconie ThomasPetrus Leopoldus GEMEENTE GOES. 155 20 C. 103 de Meulmeester bertus Engel- Behoort bij koninklijk besluit van den 20 Mei 1864, n' 47. Mij bekend De Minister van Binnenlandsche Zaken {get.) THORBECKE. En opdat deze algemeen bekend zij, zal daarvan afkondiging, aanplakking en plaatsing in de Goessche Courant geschieden. Gedaan te Goes, den 15 Junij 1864. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. Bel^encimalilns. DE BURGEMEESTER VAN GOES, brengt bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat: dat het kohier van het PATENTREGT voor deze gemeente, over het 4e kwartaal van het dienstjaar 18631864, bekleed met alle de formaliteiten bij de wet gevorderd, op heden ter in vordering is gesteld in handen van den ontvanger dier belastingen, binnen deze gemeente. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 23 Junij 1864. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. Een verkiezingsstrijd is vaak een strijd voor en om personen. Wanneer echter, zoo als bij eene herstemming meest het geval is, de keuze moet worden gedaan tusschen personen van tegen overgestelde rigting, dan wordt er een strijd voor en om begin selen gevoerd. Die strijd is vooral gewigtig en vereischt bij hendie geroepen worden om te kiezeneen ernstig nadenken, een naauwgezet overleg. Velen intnsschen blijven alleen aan de personen hechten, of onderzoeken niet welke de beginselen zijn, die door de kandidaten vertegenwoordigd worden. Dezulken mogen ter stembus gaan en een ingevuld briefje daarin werpenzij vervullen hunne roeping niet. Door zulke ondoordachte han deling, door het blind volgen van anderen is reeds menigmalen kwaad gesticht en het is noodig dat de onnadenkenden gewaar schuwd worden. Laat ons den toestand nemenzoo als die werkelijk is. Een aantal kiezers gaat den gang der regering niet na, weet tusschen verschillende regerings-beginselen niet te onder scheiden; zij beoordeelen slechts oppervlakkig enkele regerings daden die hen zeiven betreffen, zij zijn onverschillig of het bestuur in handen is van A. of van B., indien zij slechts zeker zijn dat geen van beiden hen drukkende lasten zal opleggen. Dat groote aantal beslist den strijd en zij zijn de goede prijs van wie hen het eerst of het krachtigst bewerkt. Niet alle onze kiezers kunnen nog op de hoogte staan om eene zelfstandige en verstandige keus uit te brengende staat kunde is ingewikkeld en moeijelijk genoeg om velen buiten hare geheimen te doen blijven. Maar des te zwaarder is de verantwoording, die op hen rust, die de leiders der ongeoefenden zijn of zich als zoodanig opwerpen. Zij zijn het eigenlijk die d-:n kamp beslechtenjammer genoegdat zij dikwijls alleen vragenwat zij zelve willen en niet wat het algemeen belang vordert, wat het belang is ook van hen, die aan hunne hand gaan. Zij kunnen zoo welmeenend goeden raad geven. Zij hebben zulke krachtige drangredenen bij hunne aanbeveling. Zij beloven eene zoo schoone toekomst, zij weten zoo juist welke snaren zij moeten doen trillen en zij slepen door dat alles zoo gemakkelijk mede. Het mag daarom nog wel eens worden gezegd, dat het, bij voorbeeld bij de keus van eenen volksvertegenwoordiger niet, de vraag mag zijn, of een regtschapen en gemoedelijk en misschien ook een bekwaam inensch wordt aanbevolen, maar welk beginsel hij vertegenwoordigt en waartoe zoodanig beginsel leiden moet. Zoo stelt men in onze dagen de godsdienstige denkwijze van den een en den ander op den voorgrond, als of de Tweede kamer der Staten-Generaal eene kerkvergadering was, waarin over gods dienstige leerbegrippen zal worden beslist. Zoo wijst men telkens op de onderscheidene denkbeelden over het onderwijs, als of de Stateu-Genevaal niets anders dedendan voorschriften maken voor de inrigting en gang van het onderwijs. Men gaat verder en zegtdat de vrijheidszucht van onzen tijddat de liberalen zoo als men ze noemt, uit beginsel godsdienst en onderwijs willen bederven en waarschuwt op dien grond tegen de zoodanigen die als liberaal bekend zijn. Tegen die misleiding der mingeoefende kiezers moet gewaar schuwd worden. Zij moeien wetendat het liberaal beginsel mede brengt ieders godsdienst te eerbiedigen en niemand te be- moeijelijken in dat gene wat hij zijn dierbaarst goed, het voor naamste van zijn leven noemt. Die liberaal zijnwillen ook het onderwas aan geene banden leggen, waardoor ontwikkeling tegen gegaan of de opvoeding verstoord zoude worden; zij willen in tegendeel, dat ieder deelen kan in de vruchten van menschelijke kennis, dat ieder opgeleid worde tot alles wat edel is en waar achtig goed. Voor godsdienst en onderwas is vrijheid onmisbaar en daarom is het liberaal beginsel in zamenstemming met den wensch van allenwier hart warm klopt voor godsdienst en onderwijs. Het behoudend beginsel, dat daartegen over staat, en dat teregt het beperkend beginsel kan genoemd worden, is niet alleen met alle ware godsdienstbegrippen in strijd, maar is doodend voor gods dienst en onderwijs beiden. Het belooft handhaving van godsdiens tige voorregten, maar beperkt die binnen den kring van hetgeen men eenzijdig verlangt. Het zegt de opvoeding der jeugd zich

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 1