^urïjcrftjfmi Stnnft, 3ïïtööefen Mn ocroocr. JïïnrÊtöerigtcn. flftoertentien. Por Telegraaf. delijk bedrog te. plegen, en welke kunstenarijen niet genoeg kunnen worden mistrouwd eindelijk dat van een christendom loven geloofsverdeeldheid niets overblijft dan een woord, zoodat een christendom met geloofsverdeeldheid of daar beneden staande, verre te ver kiezen is. Vergun mij nu, verder, de uitkomsten aantewijzen die door den steller van het blaadje ter aanbeveling des heeren Vadervan zijn christelijk standpunt uitgaande, zijn verkregen. a De heerschende rigting van onzen tijdzoo gaat hij voort bestaat veel al in de kunst van zijn innerlijk beginsel te ver bergen, er niet voor uit te komen Hiermijnheer de redacteur! vinde ik weer stof tot vragen genoeg. De heerschende rigting, d. i. volgens den schrijver, de liberalebestaatzegt hijveelal in eene kunst. Zie! dit heb ik nog nooit opgemerkt. Indien 't met de liberale rigting alzoo is gelegen, zijn er dan ook behoudende, reactionnaire, anti-revo- lutionnaire kunsten? Het zonderlinge spraakgebruik van den schrij ver verkrijgt op die wijze wel iets pikants, maar is 't juist? Zijn innerlijk beginsel te verbergen, er niet voor uit te komen, ziedaarvolgens het blaadje de kunst waarin de heerschende rigting veelal bestaat. Het woord innerlijk vinde ik met grooter letters gedrukt. Zou dat geschied zijn om ons te wijzen op de uiterlijke beginselen Wat zijn dat Behalven deze duisterheden, die, ik moet 't erkennen, niet ge heel onvermakelijk zijn lees ik in deze zinsnede iets dat mij spijt. Eene kunst moet worden aangeleerd. Volgens den schrijver van het blaadje ter aanbeveling van den heer S, Vaderbehooren dus zij, die de liberale rigting zijn toegedaan, tot dat geslacht van nietswaardigen, dat met voorbedachten rade, de kunst \uu geveinsdheid en huichelarij zich met meerdere of mindere moeite heeft eigen gemaakt, 't is in één woord een geslacht van schelmen, die naar mate zij getrouwer zullen blijven aan hunne rigting, ook te ijveriger zich met de borst hebben toe te leggen op on- opregtheid en bedrog Wat moet ik zeggen op zulk een beweren? Ik vraag niet of 't christelijk is, want de schrijver zegt van een christelijk stand punt uit te gaan. Maar ik vraag dit: is 't waardig? is't goed? is 't edel? Brengt men, zoodoende den christennaam niet in oneer wanneer men van een dusgenaamd christelijk standpunt uitgaande, in onhebbelijk Nederduitsch, hen, van wie men ver schilt, smaadt en verguist? Kan de beer S. Vader zelf, christelijk, of in zijn belang achtenwanneer zijn aanprijzer de konderde kiezers die op de heeren de Kanter, Picke' en Verhagen hunne stemmen hebben uitgebragtmet één pennestreek eenvoudiglijk voor eene schare van min of meer volleerde huichelaars verklaart. Men ziet wel eens bij verkiezingen, dat partijzucht de kiezers vervoert, en dat de candidaten der verschillende rigtingen kunsten zou de steller van het blaadje zeggen) door hunne tegenpartij door 't slijk worden gesleept. Dit is, zooveel mij bekend is, bij deze verkiezing niet geschied. De heer S. Vader is aanbevolen in advertien en blaadjes, maar wie heeft hem verguisd of gesmaad? Ik vind het jammer dat 't blaadje, dien heer aanbevelende, eene gansch niet eervolle uitzondering maakten de rigting welke niet alleen de heer de. Kanter, maar ook de beide andere candidaten, met allen die op hen hunne stemmen uitbragten, zijn toegedaan, dat 't die rigting voor een kunstje verklaart, dat, behendig uit gevoerd er in doet slagen om niet zoo zeer het uiterlijke beginsel, zegt de schrijver, als wel het innerlijke te verbergen. Ik bejammer het dat zulk eene aantijging, door niets bewezen of gestaafd, is uitgegaan van een schrijver die zegt op een chris telijk standpunt te staan. Hij staat vóór wat men noemt als geloovige rigting. Is rigting een kunst, heeft hij in zijn blaadje geloovige kunst in praktijk gebragt, dan zeg ik weg daarmee kunstenarijen zijn 't, wanneer zij die van u verschillenin den heiligen naam der godsdienst, als opzettelijke veinsaards worden uitgemonsterd. De kern, de kracht van 't geheele betoog des geloovigen schrijvers schijnt mij toe begrepen te zijn in deze woorden die iets verder volgen nHet ongeloof, zegt hij, in staat en huisgezin, in kerk en school, dat is de goliath waartegen de Christen den strijd moet aanbindeneen strijd dien hij op den duur onmogelijk kan ontwijkenen die hem als een stroom reddeloos zal meeslepen als hij daaraan geen weerstand biedt. En hoe zal weerstand bieden anders mogelijk zijn, dan door een vast geloof aan de onwankel bare beloften Gods, en door met woord en daad daartegen te ge tuigen wetende dat overtuigen alleen hij kan, die het geloof der zijnen nog nimmer heeft beschaamd. Wanneer deze twee zinsneden gelezen worden zonder nadenken, kunnen zij bij dezen of genen welligt indruk maken als de taal van 'thart, die sticht. Ik, Mijnheer de Redacteur! vraag vooraf of onzin ooit stichten kan? en veroorloof mij wederom de vrijheid op te merken wat de schrijver heeft laten drukken. Dien strijd, (tegen Goliath) lees ikkan de Christen onmogelijk ontwijken die zal hem als een stroom reddeloos meêslepen, als hij daaraan geen weerstand biedt. Ik vraag: waaraan weerstand biedt? Wel, aan den strijd, die u anders meeslepen zal, is 'tantwoord. Hoe! ik moet strijden tegen den Goliath onzer dagen, en toch moet ik, zoo roept men mij in éénen adem toe, weerstand bieden aan dien strijd, dus: niet strijden! Wanneer ik weerstand bied aan 'tongeloof, dan strijd ik, maar als men mij zegt: gij moet tevens weêrstand bieden aan dienzelfden strijd, dan vraag ik: wat is dat anders dan onzin? Verder zegt ons het blaadje dat weerstand te bieden tegen (dien strijd) niet mogelijk is dan door een vast geloof aan de onwankel bare beloften Gods, en door met woord en daad daartegen te ge tuigen." Om dus met goed gevolg die taak te ondernemen moet ik niet alleen vast gelooven aan de onwankelbare beloften Gods, maar ook met woord en daad daartegen getuigen. Waar tegen moet ik getuigen tegen den strijd tegen den weerstand? tegen de onwankelbare beloften Gods? Groot was mijne ver bazing bij 'tlezen van dergelijke taal! De bedoeling van den schrijver zal wel eene andere zijn. Ik houde er niet van om iemands rigting, al geeft zij er aanleiding toe, te beschouwen als eene kunst die anders leert spreken of schrijven dan men denkt. Maar zóó 'teene kunst mag beeten juist liet tegenovergestelde te schrijven van 'tgeen men zelf bedoelt, dan weusch ik besckeidenlijk te vragen of de schrijver van het blaadje niet uitnemend is geslaagdof hij zonder al te grooten overmoed niet op den naam van aarts-kunstenaar mag aanspraak maken? Of mag ik, Mijnheer de Kedacteur! niet aldus zacht- moediglijk schertsen? Welnu, vroeg de schrijver van het be sproken blaadje mij raad, ik zou, in vollen ernst, hem ver wijzen naar den districts-sehoolopziener J. H. de Laat de Kanter, met beleefd verzoek een' onderwijzer van 'srijks lagere scholen aan te wijzen, die den schrijver althans eenigzins vertrouwd kon maken met de eischen onzer schoone moedertaalen hem leeren eenigzins verstaanbaar zich daarin uit te drukken. Dat is eene kunst die men leeren moet! Wanneer in een kort bestek, zoo groote en zoo vele onzinnig heden in goeden ernst worden neergeschreven en gedrukten men zegt dat dit van een Christelijk standpunt geschiedtkan dit eene aanbeveling zijn? De schrijver verzekert ons dat dit het standpunt van den Heer S. Vader is. Welnu bijaldien deze Heer eens gekozen werd, dan kan ditzelfde blaadje vol zinnelooze taal en tegenspraak met zich zelf, voor ons eene profetie zijn van 't geen als Christelijke staatsmanswijsheid in de 2 kamer, namens het district Goes zal worden verkondigdIk zwijg hier met opzet van onedele verdachtmaking. Want, van lage bedoelingen moge de schrijver van het blaadje de meesten zijner tegenstanders ver denken, ik verdenk hem daarvan niet. Mijn Christelijk stand punt verbiedt mij dat. Ik geloof dat verkeerde geloofsijver hem verblindt, een ijver die reeds aan zoovele edele gemoederen zijne duistere magt heeft doen gevoelen. Ik geloof dat zulk een ijver de edele stem van ware humaniteitdie God in den schrijver voorzeker ook hooren doetook ditmaal heeft gesmoord. Voor ditmaal genoeg. Ontvang, Mijnheer de Kedacteur! de verzekering der bijzondere hoogachtingwaarmede ik blijf Uw Dienstv. Dr. Waterloo-dag 1864. Con. van den 11 tot en met den 18 Junij 1864. Gehuwd Gcene. Geboren: Den Wden Maria, dochter van Cornells Karelse en Kornelia de Schipper, den 13den, Jacob, zoon van Jacob Ortelee en Maria de Jong. den 15den Jan zoon van Johannes Kooman en Hendrika Komijn. Overleden Den 12den Adriaan Schrijver oud 7 5 jaren wedr. van Anna Maria Elisabeth Vereist, den lëden, Catharina oud 5 wekendochter van IJeinrich Gunster en Maria Fischer, den 18 den, Sara Maria Geeneoud 70 jaren, wed. van Jan Willem Schuijlenburg STOOMSCHIP: DE3 STAD G-OSS. JUNIJ 1864. van GOES. ure. van ROTTERDAM. Ure. Dingsdag 21 'smorg. 7, Woeusdag 22 'smorg. 5,Donderdag 23 8,45. Vrijdag 24 5,Zaturdag 25 10,30. Maandag 27 5,.'Dingsdag 28 's midd. 1, STOOMJAGT: Z5XTXX5-I3J53 van ROTTERDAM. ure. van GOES. ure. Dingsdag 21 'smidd. 12, Woensdag 22 'smorg. 8,45. Donderdag 23 1,30. Vrijdag 24 8,45. Zaturdag 25 2,30. Maandag 27 10,30. j Dingsdag 28 's morg. 6, BOTTERDAM, 20 Junij 1864. GRAANMARKT geheel onveranderd. MEEKRAP weinig aangeboden, kooplust gering. Heden ochtend overleed in den ouderdom van 70 jaren, onze waarde moeder en behuwd-moeder, Vrouwe SARA MARIA GEENE, weduwe JAN WILLEM SCHUIJLENBURG. Goes 18 Junij 1864. W. SCHUIJLENBURG. A. H. SCHUIJLENBURG—EköïMS.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 3