.*n;
1804. V. 4:1.
DONDERDAG 9 JÜNïJ.
51"
rBtimenföriÖscöe lengten.
«OtSSCHK COURANT.
De uitgave defer Courant geschiedt tl a an
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Pi-y» per kwartaal 1,95 fr. p. p. ƒ1,90.
y Gewone advertentiOn worden a SO et. de
regel geplaatst.
Geboorte», huwelijks» en doodberlgten van
1-6 regels ƒ1,30, behalve het zegelregt.
De Inzeuding van advertentiën kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dog der uitgave.
Bij dit notnmer behoort een bijvoegselinhoudende het
verkort verslag van den Gemeente-toestand over 1863.
Het was te voorzien dat de verkiezingsstrijd en vooral het
aandeel, dat de oppositie daaraan nemen zou, menige curiositeit
zou opleveren. Wij teekenen voor heden enkelen aan, naar aan
leiding van hetgeen wij lezen in het oppositie-orgaan. N«. 133.
„Men verspreidt een canardzoo wordt er gezegddat de
minister Betz door den heer van Bouse zal worden vervangen
en dat is het welsprekendst bewijs dat men gevoelt hoe anti
nationaal het bewind is." Daargelaten, dat een bloot verzinsel
weinig aanteraerken is als een nationaal getuigenis, is het zeker
zeer dwaas, om hetgeen men voor een canard uitmaakt, in éénen
adem als een bewijs tegen het ministerie aantevoeren.
„Het is zeer verkeerd iemand voor de Tweede kamer te kiezen,
die bloedverwant van een der ministers is." Alle bloedverwant
schap schijnt dus geestverwantschap intesluitenmaar waarom
worden dan sommige kandidaten aanbevolen, juist omdat zij
vrienden en geestverwanten van partijhoofden zijn?
„De natie is den heer de Brauw dankbaar omdat hij het ministerie
bestrijdt. De heer de Brauw is waarlijk liberaal. Hij bestrijdt
de mishandeling der provinciën en gemeenten ondergaan in de
fnuiking harer grondwettige regten." Het bewijs voor dit alles
is: de heer de Brauw verklaart zich voor de vrijheid der stem-
buraux om op kosten der gemeente broodjes en koffij te gebruiken.
„De heer de Brauw verzette zich met alle leden der kamer,
wier namen met achting en eerbied door het Nederlandsche volk
genoemd worden en met de overgroote meerderheid der Eerste
kamer tegen een onervaren minister van koloniën." Er volgt uit,
dat alle leden die den minister Uhlenbecle ondersteunden noch
eerbied noch achting bij het volk genoten. En de Eerste
kamer?Zij steunde, tegen den zin van de Brauw den
opvolger van dien minister. Wie verdient nu achting, de Eerste
kamer of de heer de Brauw
„Een bekwaam man, al is hij een noodlottig stelsel toegedaan,
zal in ieder geval met verstand handelen. Daarom komt het
minder aan op het stelsel als op de bekwaamheid van hem die
het in praktijk brengt." Het land mag dus vrij te gronde gaan,
mits het door bekwame handen naar den afgrond geleid worde,
bijv. door die van den heer de Brauw!
„De heer de Brauw is te prijzen, omdat hij den moed had de
dingen bij haren waren naam te noemen." Eigenlijk is hij dus
een radicaal, want moed om de dingen bij den waren naam te noe
men, is een eerste kenmerk van het radicalisme. Maar dezelfde
man had eens zooveel moed, dat hij woorden gebruikte waarvoor
hij later verschooning moest vragen. Had hij de zaken toen ook
bij den waren naam genoemd, waarom dan verschooning? En
had hij zulks niet gedaan, wat was dan eigenlijk zijn moed?
„Het is grievend een staatsman als den heer de Brauw, tegen
hatelijke aanvallen te moeten verdedigen." Indien nu reeds
grievend is, dit te moeten doen van een ster van de tweede
groote, wat dan, als men grooter mannen verdedigen moet. Of
staat niemand op één lijn met dezen grooten man? En wat te
oordeelen over hen, die de hatelijke aanvallen smeden?
Er zou nog een schat van dergelijke zaken uit één artikel van
het oppositie orgaan te putten zijn. Wij vergenoegen ons met
dit" weinige en laten onze lezers over de gevolgtrekking te maken
omtrent de bron waaruit dit alles opwelt.
De Eerste kamer heeft Dingsdag eene zitting gehouden, waarin
met algemeene stemmen aangenomen zijn: de, wets-ontwerpen tot
verandering der grensscheiding tusschen Z.- en N.-Hollandtot
bekrachtiging eener provinciale belasting in Z.-Holland; tot aan
koop en amortisatie van rentegevende schuldtot afstand van
een rijksgebouw aan de Herv. gemeente te Roermond; tot
goedkeuring van het verdrag met de Hawaï-eilandenen tot
het verleeneu van eene toelage voor werkelijke militaire dienst
in de Overzeesche bezittingenaan officierendie hier te lande
gefusioneerd worden. Slechts over eene dier ontwerpen had
eenige discussie plaats. Het ontwerp tot verkoop van rijks
gebouwen te Amsterdam aan de Ned. bank werd aangenomen
met algemeene stemmen, behalve die van den heer Messchert
van Follenhoven. Tegen dat tot vergoeding aan slavenhouders op
St. Martin stemde alleen de heer Michiels van Kessenich. Eindelijk
werd het ontwerp tot nadere regeling van het tijdstip der in
werking treding van de regterlijke organisatie met algemeene
stemmen goedgekeurd.
De Eerste kamer heeft gisteren met algemeene stemmen aan
genomen het wets-ontwerp tot vaststelling der definitieve begroo
ting voor buitenlandsche zaken. Daarna is beraadslaagd over de
wet regelende het onderwijs in de Indische taalland en vol
kenkunde. Daarover heeft eene langdurige discussie plaats gehad;
waarbij echter geene nieuwe argumenten zijn aangevoerd. De mi
nisters van binnenlandsche zaken en van koloniën hebben de voor-
dragt uitvoerig verdedigd en vervolgens is het ontwerp aangeno
men met 20 tegen 11 stemmen. Op voorstel van den heer Fransen
van de Putte werden de discussien tot heden morgen verdaagd
als wanneer het wetsontwerp omtrent de doorgraving van Holland
op zijn smalst zoude behandeld worden.
De telegraaf meldt, dat het bovengenoemde ontwerp heden is
aangenomen. Evenzoo dat tot bekrachtiging van eene ruiling
met het burgerlijk armbestuur te Maastricht en die tot onteigening
voor de spoorwegen ZwolleMeppel en AlkmaarIJdijk. De
kamer is daarna uiteengegaan.
Naar aanleiding eener missive van den heer minister van finan
ciën van den 31sten Mei 11., no. ,7 {Afdeeling in- en uitgaande
regtenzijn de gemeente besturen verzocht, om aan den rijks
ontvanger der accijnsen, waaronder hunne gemeente behoort ten
spoedigste eene opgave te verstrekkenaanwijzende.
lo. Het zuiver bedrag van de opbrengst der plaatselijke be-
i.asting op het gedistilleerd in 1863, na aftrek der 2'- percent
perceptiekosten, met gesplitste aanwijzing van
a. de uitgekeerde opcenten op den rijksaccijns geheven
b. de geheven eigen belasting bij invoer van elders veraccijnsd
gedistilleerden
c. de uitvoer naar elders van dergelijk gedistilleerden
2o. De toelagen door de gemeente toegekend voor de heffing
van, of het toezigt tot verzekering der plaatselijke verbruiks
belastingen aan rijksambtenaren.
Aan zijne excellentie den minister van oorlog is de vraag ge
daan, of aan het rijk kunnen worden in rekening gebragt veer-
en overvaargelden, ten behoeve van de verlofgangers der nationale