J:
jriaatscfi'lü bestuur oan $oes.
Bol5.cn.dLmals.ins.
IM>4. 41. D0NDERPA6 2 JUNI J. 51' Jaargang.
(.(IRNSCHK KIIKtVT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
I'r|ja per kwartaal f 1,95 fr. p. p. f 1,90.
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten vau
1-6 regels f 1- Obehalve het zegelregt,
De inzending van advertentiSn kan geschieden tot vóór drie oren des namiddags op den dag der uitgave.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
doen te weten
dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van
den 31 Mei 11., de verordening regelende het onderwijs in de
gemeente Goes, vastgesteld den 12 December 1859, afgekondigd
den 22 derzelfde maand en gewijzigd den 30 December 1862
andermaal is gewijzigd als volgt
Nieuw Art. 15.
„Aan de openbare gemeente-school der eerste klasse wordt een
„tierde klasse van leerlingen toegevoegd.
„Op die klasse zijn niet toepasselijk de vorenstaande artike
len 4, de 2^34<ie 5de en 6do alinea van artikel 6de 1ste
„alinea' van art. 7, artt. 9, 11 en 12 en zullen ten aanzien dier
„klasse gelden de bepalingen in het volgende artikel vervat.
Nieuw Art. 16.
„Het onderwijs wordt gegeven, met uitzondering van den Zon-
„dag en den namiddag van Zaturdag, dagelijks des voormiddags
„van negen tot half twaalf en des namiddags van 2 tot 4 ure.
„De toelating zal plaats hebben op den eersten schooldag van
„iedere maand, van zoodanige kinderen, als daartoe in den loop
„der vorige maand bij den voorzitter der plaatselijke school
commissie zijn aangegeven.
„Eene lijst der door de commissie toegelaten leerlingen, vol-
„gens vasttestellen modelwordt op den laatsten van iedere
„maand aan burgemeester en wethouders ingezonden.
„Geene kinderen worden toegelaten, die den leeftijd van drie
„jaren niet hebben bereikt.
„Geene leermiddelen worden bij het onderwijs gebezigd, dan
„die, welke in overleg met den hoofdonderwijzer door de plaat
selijke schoolcommissie zijn goedgekeurd.
Oud art. 15 wordt Art. 17,
met bepaling dat deze verordening dadelijk in werking zal treden.
Van welke wijziging mededeeling zal geschieden aan heeren
Gedeputeerde Staten.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den 2
Junij 1864.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Altijd met het oog op de aanstaande verkiezingen, zoekt de
oppositie te bewijzendat het tegenwoordige ministerie in ver-
eeniging met de leden der Staten-Generaal, die hetzelve steunden,
voor onderwijswetenschap en kunst of niets heeft gedaan of
alles wat in lijnregten strijd was met de wenschen en behoeften
van de natie. Het orgaan wijdt daaraan een bijzonder lang
artikel, waarin meer dan ooit doorstraalt, dat de redactie gehou
den om het woord harer meesters te spreken soms gedwongen
wordt om tegen hare eigene overtuiging te ijveren; dat zij zich
belagchelijk maakt, door den handschoen optenemen voor eene
zaakdie zij volgens haar karakter moest verfoeijenen dat
zij, zich zelve tegensprekende, tot een verwijt maakt aan de
regering, wat de natie als eene der grootste zegeningen aan
haar dank weet.
Om de oppositie en haar orgaan regt te doen kennen vestigen
wij de aandachtop het artikel in n<>. 126 dat het denkende
deel der natie weder tot niet onbelangrijke gevolgtrekkingen leidt.
Nadat op den voorgrond erkend is het goede, dat in de inrigting
van het lager onderwijs gevonden wordt, lezen wij„een groot
nadeel staat daartegen over. Nederland is het eenige beschaafde
land waar het godsdienstig element van het openbaar lager
onderwijs is uitgesloten, ofschoon het noodzakelijk wordt geacht
door allendie over onderwijs en opvoeding ernstig hebben
nagedacht Maar vervolgens wordt geredeneerddat de
godsdienst het geheele weefsel van het leven moet doordringen,
dat wij niet moeten deelen in de vrees der velen, die de open
bare school veroordeelen. Het is kennelijk dat de schrijver zich
verlegen gevoeld heeft, daar hij de godsdienstlooze school ver
oordeelen moest, die hij in zijn hart goedkeurt, en hij loopt
gevaar van door zijne meesters op de vingers getikt te worden,
omdat hij op den godsdienstigen zin der natie vertrouwen wil,
tegenover een erkend nadeel en het weglaten van een noodzakelijk
element, dat alle ernstig denkenden onmisbaar achten.
Dwazer nog is de figuur der redactie, als zij zich beklaagt,
dat op de school geene sprake mag zijn van Christendom, of
het zou een zoodanig zijn moeten, dat slechts ongeloof kweeken
kan; als zij vervolgens de menigte zoekt opteruijen, zeggende:
„bewaart ieder regt en vrijheid, duldt geene onderdrukking der
minderheid en bovenal doet het uwe tot behoud van den Christe-
JJjken zin, die altijd de kracht is geweest van ons volk, die de
grond wa3 van zijne voormalige grootheid, die de hoop is zijner
toekomst." Op die wijze zoekt men eene gevoelige snaar te
doen trillen, het volk achter de kiezers in gisting te brengen
enwij hebben hierbij slechts ééne opmerkingdie de
waarde van al het geschrevene doet kennen. Die bede om het
Christendom in de scholen gaat uit van een Israëliet I
Vervolgens wordt het den minister Thorbecke voorgeworpen
dat hij alles minacht wat geene dadelijke toepassing vindt op het
bedrijvige leven. De oppositie zou dus liever eenen minister hebben,
die het volk leerde filosoferen en zich in allerlei bespiegelingen
verdiepen, misschien wel over de zegeningen van het behoud-stelsel,
om inmiddels het bedrijvige leven te veronachtzamen en
honger te lijden. Gekker nog is het dat de landverdervende mi
nister niet ondersteunt wat hij niet nuttig achtWij kunnen ons
begrijpen, dat men ons zal toevoegen; maar de minister ondersteunt
slechts wat hem nuttig schijnt en hij kan het immers mis hebben.
Wij vragen op onze beurt of het dan van een landsbestuurder te
vergen isdat hij tegen zijne overtuiging handele en wat hij
afkeurt bevordere? Immers zijn het niet allen redacteuren van het
Dagblad van 's Gravenhage
Merkwaardig eindelijk is de slotsom der redenering, waar het
heet dat het oog des bestuurs alleen op het stoffelijke is gerigt;
een bewijs, dat al zeer zonderling kMifkt in den mond van hen,
die zeggen dat de schatkist verwaarloosd wordt, de Indische baten
moedwillig weggeworpen-en de handel en nijverheid onberaden
wordt gedrukt. Dan wordt ons opgegeven welke deugden door
een technisch onderwijs niet kunnen geleerd worden, als of ooit
iemand gemeend had, dat in eene handwerkschool beginselen van
regt werden onderwezen. Eindelijk leeren wij dat wij langs onze
spoorwegen het lot niet zullen ontvlieden der staten, die door
baatzucht gedreven, in zinnelijkheid verzonken, het edelste mis
kennen wat in den mensch is; als of iemand de ondeugden langs
spoorwegen zou zoeken kwijt te raken. Maar, indien het gouverne
ment de spoorwegen niet bevorderde dan zou men het zeker
eveneens daaraan toeschreven, omdat het zoo diep in zinlijkheid
was weggezonken.
Doch lang genoeg gesproken over eene bewijsvoering, die zeker
wel eene der onzinnigste is, die de oppositie in langen tyd voor
den dag bragt. Er mogt waarlijk wel eene gemoedelijke ver-