1804. Nó. 37.
B0HB£RDAG 19 MEI,
laiirgaiig.
De uitgave dezer Courant geschiedt Slaan,
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
IVïjs per kwartaal 1,95 fr. p. p. 1,90.
Gewone advertentie» worden a SO et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten va»
1-6 regels ƒ1,SO, behalve het zegelregt.
De inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
souutts .aiar.
Putolioatie.
Vervolg van no. 36.)
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Roepen bij deze op: alle mannelijke ingezetenen der gemeente,
welke op den 1 Januarij dezes jaars hun 25ste jaar zijn inge
treden, hoedanige zijn die geboren in den jare 1839 om zich
van den 15 tot en met den 31 der Maaud Mei, voor de schut-
terlijke dienst'flezer gemeente, ter griffie alwaar daartoe dadelijks
zal worden gevaceerd(uitgenomen des Zondags) des morgens
van 9 tot des namiddags 2 urete doen inschrijven en zich
vooraf te voorzien van een geboorte- of doop extract, ten eindr
zich van hunnen juisten ouderdom ter behoorlijke inschrijving te
verzekeren en zich door eene verzuimde of onbehoorlijke inschrij
ving niet bloot te stellen aan de straf bij boven geinsereerd 2de
artikel der wet van den 11 April 1827 vastgesteld.
Terwijl tevens worden opgeroepen, om zich ter bovengenoemden
tijd en plaatse te doen inschrijvenalle manspersonen geboren
in de jaren 1830 tot en met 1838 welke in vorige jaren elders
ingeschreven zijn doch sedert dien tijd binnen deze gemeente
ziju komen wonen met overlegging van het bewijs der vroeger
gedane inschrijving in eene andere gemeente, alsmede zoodanige
ontslagene militairen en vreemdelingen, als sedert de laatste in
schrijving in de termen der schutterij gevallen en binnen deze
gemeente woonachtig zijn.
Wordende de personen, welke reeds ingeschreven zijn en deel
aan de loting genomen hebben, behoorende tot de tweede klasse,
zijnde gehuwden en weduwnaars met een of meer kinderen, welke
door sterfgeval of anderzius als nu in de termen der eerste klasse
vallen, aangemaand om daarvan almede ten boven bepaalden tijde
en plaatse kennis te geven.
Zullende de onderscheidene daarvan te houden registers op den
1 Junij eerstkomende worden gesloten en degenen welke bevon
den zulien worden ten deze nalatig te zijn geweest en zich na
dien tijd komen aangeven of ontdekt worden aan het einde der
registers ambtshalve worden ingeschreven, onverminderd de daarop
vastgestelde boeten en straffen.
Gedaan te Goes, den 7 Mei 1864.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris
H. C. PILAAR.
De minister van tinantien heeft onlangs eenige mededeelingen
gedaan omtrent waarschijnlijke wijziging in de finantiele plannen,
waardoor in de behoeften der gemeenten zal worden voorzien.
Ofschoon door hem de zeer natuurlijke en billijke vraag was
gedaan, om over zijne plannen geen oordeel te vellen, alvorens ze
in hun geheel bekend zouden zijnheeft de oppositie zich daar
mede al aanstonds vrolijk gemaakt en van verzaking van beginselen
en wat niet al meer gesproken. Volgens haar mag een minister,
wiens plannen geen onverdeelden bijval vinden, daarin geene
wijziging brengenmaar moet hij eenvoudig aftreden. Sedert
vele jaren is het land het slagtoffer geweest van dat zoogenaamde
vasthouden van beginselenen wij hebben eene eindelooze afwis
seling van ministerien beleefd, omdat men het parlementair meende
met een ingediend ontwerp te staan of te vallen en hoeveel
goeds is daardoor ongedaan gebleven, hoe menige zaak is daar
door niet tot stand gekomenMen zou denzelfden weg willen
blijven volgen en alzoo aanleiding geven, dat nu eens de eene
dan de andere partij aan het roer was, om telkeus groote en
belangrijke ontwerpen met een afgetreden ministerie te zien be
graven. Gelukkig voor het land, dat de tegenwoordige minister
van finantien zich boven de hatelijke en bespottelijke aanmerkingen
verheft en zich op het ware en zuivere standpunt plaatst. Hij
toont, zonder daarom beginselen te verloochenen, dat hij zich
zeiven niet onfeilbaar acht, en dat hij bereid is, om gebruik te
maken van de opmerkingen, die deskundigen hem mededeelen
en van die wenken die uit de ervaring, uit de actualiteit worden
ontleend. Langs dien weg alleen kan er iets goeds tot stand
komen, dat in de behoeften voorziet en den gang der zaken op
eenen duurzamen grond vestigt. Wij vertrouwen dan ook, dat
de verstandigen onder ons volk niet met de oppositie zullen
spreken van goocheltoeren en bokkesprongen van den minister,
maar met dankbaarheid zullen opmerken, dat het hem niet te doen
is, om eigen denkbeelden doortedrijven, maar veel meer om de
finantiele belangen der ingezetenen te behartigen. Wij onthouden
ons van elke aanmerking zoolang wij de plannen van den minister
niet in hun geheel kennen en beklagen ons niet dat ze dit jaar
nog niet zullen tot stand komenomdat wij het beter achten
met langzamen maar zekeren tred voorttegaan, dan haastig door
tedrijvenom later op leemten en billijke klagten te stuiten.
Daarbij moet men ook bedenkendat de finantiele plannen zoo
naauw zamenhangen en van zoo grooten omvang en invloed zijn,
AR men met eene geheele hervorming gecne willekeurige proeven
mag nemen. Slechts ééne bedenking willen wij nu reeds uiten.
Waarom moet het rijk met zooveel angstvalligheid uitzien naar
middelen, om te gemoet te komen in het geen men den nood
der gemeenten noemt? Die nood toch is alleen veroorzaakt door
de afschaffing der accijnsen waardoor de gemeenteleden zoo be
langrijk zijn gebaat. Wij gelooven wel, dat men zich moeijelijk
aan directe belastingen ter vervanging van accijnsen- gewend,
omdat het groote deel van het tegenwoordig geslacht onder het
accijnsstelsel is opgegroeid, maar vragen toch of het billijk is,
dat men zich beklaagt over iets, dat algemeen voordeel oplevert.
Jaren lang betaalde men den accijns van het gemaal en de
brandstoffen, zonder te berekenen hoeveel de prijs van brood en
brandstof verhoogd was door den accijns. Eindelijk wordt men
daarop opmerkzaam gemaakt en men roept om afschaffing. Zij
komt en men berekent nietdat nu op andere wijze die
inkomst gedekt moet worden. Eene directe belasting vervangt
den accijns, waardoor zij meest getroffen worden, die best kunnen
bijdragen, de mindere man betaalt oneindig veel minder, dan te
voren toen hij aan de accijnsen moest bijdragen. Nu hij het
cijfer ziet van hetgeen hij betalen moet, schijnt het hem een
ondragelijke last, al is het zooveel kleiner dan toen hij het niet
zag, en hij acht zich geregtigd om mede te roepen van drukkende
tijden, schoon hij in werkelijkheid ontlast geworden is. Reeds
dat noemen wij onredelijk. Maar evenzoo is het onbillijk, als
men, bij voortgaande opheffing van accijnsen, voor verhooging
van directe belasting terugdeinst en op de schatkist verhalen wil,
wat er ten bate der gemeente opgeofferd is. Als handel en
nijverheid zich beklagen over belemmering en de gelegenheid
wordt geopend om die te ontlasten, dan moet men toch erkennen,
dat zij die er de voordeelen van trekken ook den last moeten
helpen dragen. Er is, zooals in den laatsten tijd dikwijls ge
zegd isslechts moed noodig, om in dezen doortetasten. De
publieke opinie, zoo als men dat noemt, wordt beheerscht door
subjectieve meeningen en individuële belangen. Boven den strijd
met dezen moet men zich weten te verheffen. En al gaat het
in den aanvang niet zonder schokken en klaagtoonen, men zal
van lieverlede rijp worden voor het gezonde denkbeeld, dat staat
en gemeente beiden moeten gesteund worden, en dat dit op de
beste en dus meest rationele wijze geschied, wanneer ieder naar
zijn vermogen bijdraagt, zonder daarbij in zijn handel, industrie