Dhr. mi', de Knokke van der kleiden ze,gt, dat het brood, zoo als het uu rondgedragen wordt, in manden op de schouders heel ligt in aanraking komt met bezweette hoofden, dat er veel stof en smerigheid van de straat op waait en het niet zeldzaam is, dat, wanneer de bakker zijne mand heeft neergezet, een hond er gebruik van maakt om zijne onreinheid daartegen te doen, 'tgeen natuurlijk het brood niet smakelijker maakt; daar hij nogtans het bezwaar van den heer Smallegange erkent en daaraan wil te gemoet komen, stelt hij voor achter het woord karren, te laten volgen: „bekleede en overdekte manden." 't Geen alzoo wordt gearresteerd. art. 9. Het verkoopen of ten verkoop hebben van meel, brood, beschuit, koek of gebak, gemengd met zelfstandigheden, die niet tot voedsel bestemd zijn, al blijkt het niet, dat zij schadelijk voor de gezondheid zijn, alsmede het ver koopen of ten verkoop voorhanden hebben van brood, meel, beschuit, koek of gebak in bedorven toestand, is verboden. Zonder discussie goedgekeurd. art. 10. Op onbepaalde tijden, wordt door de zorg van Bur gemeester en Wethouders het meel, brood, beschuit, koek en gebak bij slijters of bakkers voorhanden aan een scheikundig onderzoek omtrent de bestanddeelen onder worpen, en de uitslag van dat onderzoek openbaar gemaakt. Bij dit art. vraagt dhr. van Kerkwijk ten wiens koste die keuring za) plaats hebben. Dhr. van de Pidte zegt, dat het een policie maatregel is, die dus altijd ten laste der gemeente komt. art. 11. Geen slagtvee mag worden geslagt dan na te zijn goedgekeurd. Van die goedkeuring wordt door den keur meester een bewijs afgegeven. art. 12. Het slagtvee is na de slagting en voor de afhakking aan eene tweede keuring onderworpen. art. 13. Alle versch, gezouten of gerookt vleesch of spek, van elders aangevoerd wordende binnen de gemeente, is aan keuring omtrent de hoedanigheid onderworpen. Van de goedkeuring wordt door de keurmeesters een bewijs afgegeven. art. 14. Afgekeurd vleesch zal ter plaatse door Burgemeester en Wethouders te bepalen, in het bijzijn van een po- licie-beambte, worden onbruikbaar gemaakt en in den grond bedolven. art. 15. Het is verboden eenen vleeschwinkel te openen of handel in vleesch of spek te drijven zonder voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan Burgemeester en Wethou ders, met aanwijzing van het huis of ander gebouw, waarin die zal gevestigd worden. art. 16. Goedgekeurd vleesch, later tot bederf overgegaan, mag niet worden verkocht, uitgestald of ten verkoop aan geboden. art. 17. De slagters zijn verpligt, aan de keurmeesters en de ambtenaren van policie, op de eerste aanvraag, het bewijs van keuring te vertoonen. Bij weigering of gebreke daarvan, wordt het vleesch of spek gehouden voor niet gekeurd. art. is. Geene keuring kan gevorderd worden vóór zous-opgang of na zons-ondergang. De wijze der keuring wordt bepaald bij eene instructie door Burgemeester en Wet houders vast te stellen. Worden zonder discussie aangenomen. art. 19. Geen versche zee- of rivier-visch mag worden afge slagen, rondgevent, of ten verkoop aangeboden, dan na door een keurmeester te zijn goedgekeurd. Van de goed keuring wordt een bewijs afgegeven. Dit bewijs geldt slechts voor den dag, waarop het is afgegeven. Dhr. Smallegange ziet groot bezwaar om de visch alvorens daar mede rondgevent wordt, te moeten laten keuren, hetgeen een oponthoud en last voor de verkoopers is die eene heele poos tijd voor hun wegneemt. Dhr. de Kanter antwoordt daarop, dat de stad die zoo straks te klein was voor dergelijke bepalingen nu in eens te groot is geworden en dat er uiterlijk 10 minuten noodig zijn om zich van de grens der gemeente naar de policiewacht te begeven om den visch te laten keuren. Na nog eenige woordenwisseling wordt het art. in stemming gebragt en staken de stemmen de vier die tegen stemden waren de heeren van KerkwijkKakebeeke, Smallegange en mr. van Voorst Vader. terwijl dhr. Soutendam gedurende die discussie de vergadering had verlaten. art. 20. De verkoopers of rondventers van visch zijn verpligt aan de keurmeesters en ambtenaren van policieop de eerste aanmaning, het bewijs van keuring te vertoonen. Bij weigering of gebreke daarvan zal de visch ge houden worden voor niet gekeurd. art. 21. Afgekeurde visch, zal, ter plaatse door Burgemeester en Wethouders te bepalenin het bijzijn van eenen polieie-beambte, worden onbruikbaar gemaakt en in den grond bedolven. art. 22. Melkverkoopers mogen geene melk langs de straat vervoeren, dan in gesloten vaten of kannen of in over dekte emmers. De melk is aan keuring omtrent de hoedanigheid onderworpen. Melk, waarvan de keuring aan de keurmeesters wordt geweigerd, wordt geacht voor de gezondheid schadelijk te zijn. Art. 10 is op de melk toepasselijk. art. 23. Alle bedorven, voor de gezondheid schadelijk of daar mede gelijk gestelde eetwaren, alsmede alle afgekeurd vleesch, visch en melk worden verbeurd verklaard. Worden zonder discussie gearresteerd en de stemming over het hoofdstuk aangehoudentot na de beslissing over art. 19 waar omtrent de stemmen staakten. Uithoofde van het vergevorderde uur stelt de Voorzitter voor de vergadering te sluitendoch geeft dhr. van Kerkwijk alsnog te kennen dat in het weeshuis geen kelder is en daaraan be hoefte bestaatdat het aangrenzende gebouw van de gemeente, zijnde de zoogenaamde kelder beneden de gymnastie-school on gebruikt en voor het weeshuis zeer geschikt zou zijnwaarom hij vraagt tot wederopzegging voor het weeshuis dien zoogenaamden kelder te mogen gebruiken. Hetgeen unaniem wordt toegestaan. Daarna is de vergadering gesloten. Ter drukkerij van F. KLEEUWENS ZOON, Uitgevers der Goetsche Courant.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 7