BIJBLAD VAM BE GOESSGHE CGÜBAMT
van Maandag 25 April 1864, N°. 32.
GEMEENTE-RAAD TE GOES,
den 21 April 1864.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
Afwezig dhr. C. Pilaar, ongesteld, met kennisgeving en
mr. Saaijmans Yader.
De Voorzitter doet mededeeling van de volgende ingekomen
stukken
lo. van heeren gedeputeerde statende goedkeuring van het
besluit tot verkoop van boomen
2». van dezelfdedito uitgifte van grond in erfpacht aan
H. Ellefrink;
3o. van dezelfde het goedgekeurd kohier der hondenbelasting,
4o. van den burgemeester van 's Heer Arendskerkedankbe
tuiging voor de gezondene gratificatie voor de brandweer
van 's Heer Hendrikskinderen, bij gelegenheid van den brand i
bij ds. Drostmet aanbieding van verdere hulpzoo die
onverhoopt mogt gevorderd worden
6o. van den heer archivaris het jaarverslag nopens het archief; I
6U. van den heer schoolopziener het jaarverslag der oefenschool;
7°. van de school-coramissie het jaarverslag van den toestand
van het onderwijswelke verslagen in het jaarverslag der
gemeente grootendeels zullen opgenomen worden waardoor de
voorlezing overbodig geacht wordt.
Dhr. iie Ranter verzoekt even het woord en zegtdat hij
bij het nazien der stukken in het jaarverslag van den archivaris
op nieuw ziet aangedrongen op het nemen van een besluit in
zake de oude schilderijen der gemeentehij beaamt volkomen
het gevoelen van den archivaris, dat die met den dag in waarde
verminderen en wenscht een eind aan die zaak te zien.
De Voorzitter zegtdat burgemeester en wethouders sedert
het vorig verslag niet stil gezeten hebben, waarbij de archivaris
behulpzaam is geweestdat zij met een kunstkooper uit Bot
terdam en nog anderen zijn in overleg getredendoch dat er
zelfs geen bod is gedaan, zoodat er geen mogelijkheid is geweest
ze te gelde te maken, daar toch van die voorwerpen geen koopdag
kan aangelegd worden.
Dhr. de Kanter bedankt den voorzitter voor de gegevene in
lichtingen en geeft in bedenking om de vier beste schilderijen
te laten restaureren en de overige, op welke wijze ook, van de
de hand te doen.
De Koor zit ter repliceert daarop dat zoodanige restauratie veel
geld zal kosten en hij niet weet waar men ze zou moeten op
hangen het is een zeer moeijelijk punt want ze verachteren
natuurlijk, maar hij geeft den heer de Kanter in bedenking die
zaak aan burgemeester en wethouders overtelaten om op de meest
geschikte wijze te beeiudigen.
Waarmede genoegen genomen wordt.
8o, van mevrouw PieterseNederveen de kennisgeving van het
overlijden van haren echtgenoot, in leven gemeente-heelmeester.
Waarop de Voorzitter voorstelt in de eerste plaats de deel
neming van dezen raad te betuigen, met mededeeling, dat bur
gemeester en wethouders den heer J. Kooman tot de tijdelijke
waarneming hebben uitgenoodigddie dit reeds gedurende de
ziekte van den heer Pieterse had gedaan.
Voorts stellen burgemeester en wethouders voor om eene op
roeping van sollicitanten te doen ter vervulling der vacature,
doch alvorens oiertegaan tot het bepalen der bezoldiging.
Hij herinnert daartoe, dat toen in 1858 de verordeningen voor
Armen en Gasthuis zijn vastgesteld, in de overgangsbepalingen is
opgenomen, dat de toenmalige titularissen in bediening zouden
blijven, tegen genot van de toenmalige bezoldiging, die bedroeg
van de gemeente 300,van wees- en Gasthuis ied^r 40,
Iutusschen bestaat de algemeene bepaling, dat de geneesheer en
heelmeester der gemeente zullen belast zijn met de behandeling
der armen en de patiëntuur van Gast- en Weeshuis en komt het
burgemeester en wethouders voor dat eene bezoldiging van J 300,
uit de kas der gemeentein evenredigheid staat tot de van den
heelmeester gevorderd wordende diensten waarom zij voorstellen
de oproeping in dien geest te doen.
Dhr. mr. de Kanter zegt, als ik het wel begrepen heb, dan
bedraagt de bezoldiging van den heelmeester nu 300,uit de
gemeentekas en 80,van de gestichten en zou het voorstel
zijn de belooning voor het vervolg vasttestellen op 300,
te betalen uit de gemeentekas.
Aannemende dat de belooning van 300,voldoende is, zou
hij alleen verlangen eene wijziging te brengen in het voorstel
namelijk om dan uit de gemeentekas te betalen 220,en het
Gast- en Weesbuis het overige, omdat hij er geen noodzaak in ziet
de gemeente te laten betalen voor eene administratie zoo als het
Armbestuur, dat in zoo gunstige finantieele omstandigheden ver
keert, bij de gemeente vergelekenwat het Gasthuis betreft zou
dit minder zijn omdat dit toch gesubsidieerd is en het bij die
administratie dus alleen eene kwestie van vorm zou wezen.
De Voorzitter vindt het eigenaardiger daar hij als gemeente
ambtenaar, met de patiëntuur van alle armen waarvan hier sprake
is, belast wordtom hem uit de geraeente-kas te bezoldigen.
Dhr. de Ranter, repliceert daarop dat dit een principe is,
tegen de afwijking waarvan geen bezwaar kan bestaande
kwestie is alleenzal de vermindering komen ten bate der
gemeente of ten voordeele der gestichten 't is waar dat hij
die alleen bedient in zijne betrekking van gemeente-ambtenaar,
maar hij staat overigens volkomen gelijk met andere beambten
bij die gestichten, b. v. den secretaris-penningmeester die benoemd
wordt door den raaddoch zijne bezoldiging ontvangt uit de
fondsen dier gestichtenhij herhaalt dat hij geene enkele reden
ziet, om het weeshuis op de voorgestelde wijze ten koste der
gemeentekas te bevoordeelen.
Dhr. v. Kerkwijk wijst er op hoe volgens het sustenu van
den heer de Kanterdan ook een dpel der bezoldiging zou
moeten gedragen worden door de afdeeling armenzorg, evenzeer
als de diaconie een deel zou moeten dragen; hij meent dat zoo
zeer op de kas van armen en weeshuis geleefd wordt, dat de
last welhaast niet meer zal te dragen zijn.
De Voorzitter voegt daarbij dat de algemeene opdragt van
de patiëntuur van alle armen een gevolg is geweest van de
organisatie van het armwezendaarom is alleen in de over
gangsbepalingen der verordening sprake van bezoldiging uit de
kas der gestichtenwant het spreekt van zelf dat men de be
staande belangen niet wilde krenken.
Dhr. v. d. Putte voert aan dat de gemeente tegenover den
heelmeester staat in dezelfde verhouding als tot den commissaris
van policiedie door den koning benoemddoor de gemeente
betaald wordt.
De Voorzitter beantwoordt dit ontkennend; de raad benoemt
en onder die benoeming zijn de gestichten begrepen, zonder dat
de bestuurders daarop eenigen invloed uitoefenen; de overgangs
bepaling dat zij bezoldigd zouden worden door de gestichten
vervalt door bedanken of ontstentenis van de toenmalige titula
rissen; zijns oordeels kan er nu alleen sprake zijn of de voorgedra-
gene bezoldiging van de gemeente verhoogd zou moeten worden.
Dhr. mr. v. Voorst Vader vindt het rationeel dat de heel
meester door den raad benoemd en belast met de behandeling
van al de armen, ook door de gemeente bezoldigd wordehij
meent, dat bet denkbeeld om daarmede de gestichten te belasten,
alleen kan opkomen bij iemand die aan die instellingen den
voorspoed misgunt, welke zij genieten.
Dhr. de Kanter het woord nogmaals gevraagd en verkregen
hebbendezegt dit niet gevraagd te hebben om het gezegde
van den vorigen spreker te beantwoorden, want indien de dis
cussie wordt overgebragt op het terrein van dien spreker, als zou
een raadslid de welvaart van eene gemeente-instelling benijden
of misgunnen, dan acht hij het beter de discussie te staken. Hij
veroorlooft zich alleen de vraag of niet de secretaris-penning
meester preeies op hetzelfde standpunt staat, als de heelmeester?
en of het dus niet rationneel zou wezen de verschillende arm
besturen en instellingen ieder een deel te laten betalen.
Dhr. v. Kerkwijk antwoordt dat de secretaris penningmeester
wordt benoemd door den raad, doch op aanbeveling van het
bestuur der instelling, dat dus op die benoeming invloed uit
oefent de heelmeester evenwel wordt zonder die medewerking
regtstreeks door den raad benoemd.
Niemand verder het woord verlangende is het voorstel van
burgemeester en wethouders aangenomen met acht stemmen
tegen stemde dhr. de Kanter.
9°. Eene missive van de heeren van der Biltwaarbij zij
opgeven dat de kosten van uitvoering van het raadsbesluit,
waarbij hun vergund is een uitweg te maken van hun erf
op den wal, bij beklinkering, zoo als het raadsbesluit inhoudt,
zijn geraamd op 199,—, waarvan de klinkerstraat alleen
kosten zou 130,hetgeen bij begrinding slechts een
vierde zou bedragenwaarom zij verzoeken daarop terug
te komen.
Hetgeen wordt ingewilligd, mits de verzoekers het grindpad
blijven onderhouden.
10°. Een verzoekschrift van Johs. van Aerdeom de reep ge
meentegrond tusschen het woonhuis van M. Molhoek en
het pakhuis van den heer C. Pilaar, liggende tusschen de
beide molens, op erfpacht te erlangen, om daarop in ééae
lijn met zijn woonhuis een pakhuis te stichten.
Dit verzoek, eerst gisteren ingekomen is nog niet in behan
deling geweest bij burgemeeeter en wethouders, waarom het aan
dat collegie wordt gerenvoijeerd, ten fine van advies en voorstel,
llo. Verzoekschrift van den heer J. Dekker Lz., om 7 r., 36 e.
gemeentegrond, liggende tusschen de brugwachters woning
en den molendijk te koopen, of zoo dit niet anders kan,
voor een' langen tijd op erfpacht te erlangen, om daarop
drie burgerwoningen te bouwen, hetgeen te dier plaatse een
sieraad zal zijn en in de bestaande behoefte tegemoet komt.
De Voorzitter zegt dat de verzoeker persoonlijk op eene