i 1864. !Y°. 1ft. MAAMDAS 7 MAAST, 51"" Jaargang. imfouDscije J5erii]lea. yg/ 1 Ue uitgave dezer Courant geschiedt Haan. dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. I'rijs per kwartaal 1,35 fr. p. p. ƒ1,90. j' Gewone advertenfii-n worden a 30 et. da regel geplaatst. iii 'llA"'' Gelioorte-, huwelijks, en doodlierigten van regels f 1,'JO, behalve liet zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Het is thans voor goed gedaan met ons ministerie. Nog maar weinige dagen en van het geheele kabinet is slechts eene herin nering overgebleven. Men heeft zulks lang voorspeld en geroepen. Doch dat waren altemaal praatjes, zooals de uitkomst bewees, en het is niet te zeggen, hoe menigmalen reeds de ministeriële partij zich onnoodig beangst heeft, waar zij van gemoedelijke dagbladen vernam, dat het begin van het einde was gekomen. Maar thans is het geene ongegronde vrees. De Nederlandsche Calcraft is misschien reeds in de residentie om de toebereidselen tot de executie in oogenschouw te nemen, en dan zal men slechts op zijne hand wachten om het vonnis te voltrekken. Yan eene geheel andere zijde was de val van het ministerie verwacht. Men had gevreesd voor de oppositie. Maar waarom deze van zulke dingen verdacht. De heeren Groen en de Brauw zijn het voor eerst, nog niet eens, of de ministers al dan niet moeten weggejaagd worden, en zoo ja, wie van beiden het doen zal. Daarenboven hunne partij schermt te veel met liet woord onraagt, om te kunnen denkendat zij zich tot zulk eene verwatene daad in staat zoude rekenen, en hare leden zijn te vol zalving, om een werk van liefde loosheid van beu te wachten. Ook het oppositie orgaan is zelf verrast door den loop der zaken. Het had over het ministerie een vonnis geveld van langzaam verkwijnen, van sterven door eigen zwakheid, om het zoolang mogelijk tot een mikpunt voor zijne lieftallige complimenten te houden, en ziet! daar staat nu buiten verwachting de Calcraft op, die niemand noodig heeft om zijn werk te volvoeren, want hij, hij doet het zelf, doet het alleen. O 'tis vreessclijk! Terwijl alles in de natuur naar leven henen- wijst, en wij zelfs spoedig de meikevers verwachten als bewijs cener vei'jongde natuur, rukt een geheele berg van Kevers aan, om het kabinet Thorbec/ce van de aarde uitteroeijen. Hoe zou het aan zulk eene verwoestende kracht weerstand kunnen bieden. Er is hier meer dan eene nederlaag, zooals zeker Dagblad, nog verschoonend zegt; er is een doodvonnis, en een geweldige om het te voltrekken. Vergeefs zoekt men ons te troosten met de woorden der oppositiedat zoo'n Limburgsche land-edelmandie in een vergeten hoekje (fes lauds leeft, niets beteekent, en té weinig van de zaken afweetom krachtige daden van hem te verwachten, de •Limburgsche baron de Keversberg verheft zich boven oppositie, boven alles, en zegt: „mijne leus is: weg met het kabinet, weg met den minister en zijne fiskale maatregelen." Hij heeft het zelf gezegd en dus is alle twijfel weggenomen. De kiezers, die hem zeker kennen in zijne bekwaam heden, hebben het zegel op zijn woord gedrukt, en het staat nu vasthet ministerie moet bezwijken. Onzeker is het nog, of de Limburgsche baron met Simsons kracht het geheele kabinet in eens zal opnemen en buiten de residentie brengen, dan wel of hij met Delila's listen tot zijn doel zal zoeken te komen. Maar langs eiken weg moet hij slagen, gelijk zijne eigen verzekering luidt. Mogt het hem aan kracht van uitdrukkingen ontbreken, hij vindt in 's Hage eene bloeijende fabriek van de meest ver nietigende helsche werktuigen. In het magazijn van het dagblad zijn, van verontwaardiging gloeijende wangen, vergiftige pijlen, waggelende zetels, land verradende ministers en wat er meer doo- delijks kan worden gezegd, in grooten voorraad, en de baron heeft slechts eene bestelling te doen om terstond geholpen te worden. De kever berg kan ook in de residentie nog verhoogd worden met een aantal van dat diersoort, dat hem trouw zal ter zijde staau en mede zal piepen en gonzen, van onderwijs, Poolsche nota's, verwaarloosde belangen, enz., tot dat het kabinet verpletterd ligt onder den berg, die weldra baren zal. Wie zou nog aan de mogelijkheid denken, dat de slag kan afgeweerd worden, als of de dood-ademende baron ongelijk aan zich zeiven worden zou of onze oppositie het woord genade nog ergens anders geschre ven vond dan in deszelfs schoolboeken. Slechts ééne zaak blijft nog ter oplossing over. De kevers zullen het gebouw van veler hoop ondermijnen en vernietigen, de stem van den Lim- burgschen land-edelman heeft gesproken, zijne verkiezing op eigen aanbeveling is reeds eene nederlaag voor het ministeriezijne talenten zijn zeker van dien aard, dat alle ministers voor hem moeten wijken, maar als een ministerie Groen, de Brauw, Wint- gens of misschien wel de Keverberg zal opgetreden zijn, om de grootsche plannen uittevoerendie vorst en volk zullen redden van den afgrond en alles verbeteren, zal dan het geëxecuteerde en geschandvlekte kabinet wel geheel verdwijnen, zal deszelfs geest niet voortleven in het hart van eenige weinige, schier onbedui- i dende, vereerders, en in die onbeteekenende kleinigheden die het tot stand bragt, zooals b. v. de wet op het middelbaar ouder wijs, de afschaffing van den accijns op de brandstoffen en meer andere. Misschien behoeven wij dan niet te rekenen op het nage- slacht, maar zal reeds de tijdgenoot oordeelen tusschen het burgerlijk j ministerie Thorbecke en den baron de Keverberg met zijne edele vrienden. PER TELEGRAAF. In de zitting van de Tweede kamer heden middag gehouden, is ingekomen een wets-ontwerp tot uitbreiding van de wet op de nationale militie; daarna is gediscussieerd over het voorstel van den heer Cool en eenige anderen, om de schadeloostelling aan de slavenhouders op St. Martin te verhoogen. De kamer heeft be sloten het voorstel in overweging te nemen. Even vóór den aanvang der zitting is er in het gebouw der Staten-vergadering een begin van brand ontdekt, waarschijnlijk veroorzaakt door den verwarmings toestel. De brand is dadelijk gebluscht en heeft alleen eenige schade toegebragt aan het lokaal voor de zittingen van den raad van state. De interpellatie van den heer Goltstein in de Tweede kamer, waaromtrent wij in een vorig noramer een telegram medegedeeld, heeft doen zien, dat zij niet uitgelokt was, door dringende be langen, maar alleen door den wenseh om te weten, waarom er nog geen minister was, en wanneer die zoude komen. De mi nister van binnenlandsche zaken heeft daarop gezegd, dat de kamer wel geen antwoord op dergelijke vragen vergen zou, maar dat hij de wedervraag deed, welke belangen benadeeld waren door het nog niet optreden van een definitief minister van buitenlansche zaken. Niemand heeft op die vraag antwoord gegeven. Daarop is door de heeren de Brauw en Groen geschermutseld over het al of niet wenschelijke om het kabinet nu reeds te doen aftreden, en heeft de heer Wintgens gevraagd, wat er gedaan werd om de schepenvoor Nederland geladenmaar onder vreemde vlag varende, te beschermen. Zoo als te verwachten was heeft de tijdelijke minister geantwoord, dat daaromtrent alleen bandelen te pas kwam, wanneer eene zoodanige lading werd prijs verklaard, hetgeen tot nog toe niet was gebeurd. Op de vraag vau den heer de Brauw, waarom geen der liberalen de vakante portefeuille opnam heeft de heer Tliorbecke gezegd, dat de partijdoor den heer de Brauw bedoeld, niet, gewoon is zich aantebieden. Op het einde der zitting heeft de heer Mijer gepoogd de discussie over de Indische comptabiliteitswet te doen uitstellen tot na het reqes, maar nadat dit voorstel door den heer v. Bosse i bestreden was is het met 35 legen 15 stemmeu afgewezen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 1