I8«4L 18.
DONDERDAG 8 MAART.
51
a?wg^«g.
pittfttscfp «Restaur oun floe-s.
HmneMiiitöscije Jkiigfen.
"t Sste
HE (OIRVVI.
Dc uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal l,f5 fr. p. p. 1,0ft.
vrnmw Gewone advertentie» worden a 20 et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en dooilberigten van
1-6 regels f l,SO, behalve het zegelregt.
De Inzending van advertcntiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
3ESeIs.o:ij.ca.m£i,ls.i23_®.
De BURGEMEESTER van GOES, maakt bij deze bekend:
1°, Dat van den vierden dezer maand Maart af tot dat de nate-
melden Commissie hare werkzaamheden zal hebben volbragt,
op de secretarie dezer gemeente andermaal voor een ieder
ter inzage zullen liggen:
Het uitgewerkte PLAN met algemeen LENGTE-PROFIL
en algemeene SITUATIE-KAART van den SPOORWEG
van WOENSDRECHT naar GOES benevens de KAART,
GRONDTEEKENING en verdere STUKKEN betrekkelijk
de perceelen in deze' gemeente, welke ter ONTEIGENING
voor den aanleg van dien Spoorweg zijn aangewezen.
2o. Dat op Donderdag den 34 Maart aanstaandedes middags ten
twaalf ure, eene Commissie uit het Collegie van Gedepu
teerde Staten van Zeeland, ten raadhuize dezer gemeente zal
bijeenkomentot het aanhooren der bezwaren welke tegen
den aanleg' van bedoelden Spoorweg en de daartoe behoo-
rende werken mogten bestaan.
Wordende de belanghebbendendie deswege bezwaren
mogten hebbenuitgenoodigddezelve ten opgegeven tijde
eu plaatse bij voornoemde Commissie in te brengen.
En geschiedt hiervan deze bekendmaking ter voldoening aan
artt. 11 en 13 der wet van den 28 Augustus 1851, (Staatsblad
n 125.)
Gedaan te Goes den 3 Maart 1864.
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
Een Indisch dagblad heeft een ovèrzigt gegeven van de berig-
ten, die omtrent de Novemberfeesten naar Indie zijn overgebragt.
Daarin zijn al de bewijzen van opgewondenheid en excentriciteit,
die de feesten hebben opgeleverd vermeld. Plet laat zich hooren,
dat men ginds die berigten met de meest mogelijke kalmte
lezende, zich vermaakt heeft met dwaasheden, zoo als het dragen
van Oranjerokken en vesten en parapluies en wat niet al meer.
Zelfs bij de stemming die hier heerschte heeft men in dergelijke
demonstratien geene bewijzen kunnen vinden van ingenomenheid
met het feest onzer nationale zelfbevrijding. Hoe veel meer
moest dit elders het geval zijn, waar men alles met een nuchter
oog las en beoordeelde. Intusschen ergert zich de oppositie aan
dat oordeel en zoekt er uit te bewijzen welk een verderfelijke
geest in onze O. I. bezittingen heerscht. Men mag dus de
uitersten der dwaasheid zelfs niet meer dwaas noemen zonder
zich voor een vijand van koning' en vaderland te hooren uitkrijten.
Terwijl de oppositie alzoo schijnt te ijveren voor het Vader
land en bovenal den schijn zoekt van den koning en zijn stamhuis
van harte te zijn toegedaanis zij het juist die den eerbied
voor Oranje ondermijnt, en de handelingen des konings in het
hatelijkste daglicht stelt. Men oordeele slechts over eene taal,
als die wij in het Dagblad lezen. (No. 51.) „Wij noemen het
bespottelijk," zoo heet het daar, „zoo niet erger, dat Oranje en
Nederland beidenin hunne hoogste belangen zwichten voor
eene kleine schreeuwende partij, die niets kent dan eigen belang
en met eiken dag meer bewijst, hoe vervreemd zij is van bet
Vaderlandsch gevoel, en met welk ongeduld zij het Nederlandsch
gezag blijft dragen." Getuigt het oordeel, hier over de liberale partij
geveld, van de magtelooze woede der oppositie mannen, de wijze
waarop van Oranje en Nederland gesproken wordt toont, dat de in
genomenheid met het vorsten-stamhuis slechts in woorden bestaat.
Zeker zal niemand van de ministeriele partij, gelijk men baai-
noemt, er aan denken, om het gedrag des konings bespottelijk
te noemen, zoo als hier geschiedt. Wij mogen wel met de woorden
van het Dagblad vragen; wanneer zullen de oogen der satelliten van
de oppositie, eens opengaan? of is dat dan het doel der oppositie
om onder den schijn van Oranje te verheffen, Oranje te vernede
ren door oordeelvellingen die den koning lasteren en verguizen.
De heer Stieltjes, die nog altijd gebruikt wordt als werktuig
om den invloed van het tegenwoordig kabinet tegentewerken
heeft weder een deel van zijne Gegevens openbaar gemaakt, waaruit
wij hem beter nog leeren kennen. Dat hij zich verdedigt is na
tuurlijk en elk onpartijdige zou hem gaarne hooren; maar dat
hij overal zich zeiven, zijne wijsheid, zijne handelingen, zijn beter
weten, zijne verongelijking op den voorgrond stelt, dat moet
zelfs den meest bevooroordeelden in de oogen springen en tot
een min gunstig oordeel leiden. Men zou zeker aan zijne rede
neringen eerder gehoor leenen, indien er meer onpartijdigheid in
doorstraalde, vooral, omdat het hier eene zaak geldt, waarover
slechts zeer enkelen'lnêr te lande met juistheid oordeelen kunnen,
't Is eene dwaze aanmatiging als bijv. het Dagblad beweert, dat-
de waarheid aan de zijde van den heer S. is, daar er, om in
dezen bevoegd regter te zijn, meer noodig is, dan eenige groote
i woorden te kunnen uitgalmen en lasteringen te kunnen voort
brengen. Intusschen kan men zich de sympathie van het blad
voor den heer S. zeer goed verklaren, want zij worden heiden
gedreven door de zucht om het hoogste woord te hebben. Wie
billijk is zal, zoo hij al durft te beslissen tusschen den minister
en den heer S., wachten lot alle inlichtingen gegeven zijn, en
daardoor den heer S. grooter dienst bewijzen, dan zij doen, die
nu reeds roepen, dat hij het alleen wist en dat meu hem had
moeten volgen. De heer S. mag zich ook overtuigd houden,
dat de oppositie hem zooveel eer niet bewijzen zou, indien zij
hem en zijne zaak niet noodig had, om den strijd tegen het
ministerie te kunnen volhouden.
De Tweede Kamer der staten-generaal heeft Dingsdag eene
zitting gehouden, waarin nader rapport is uitgebragt in de zaak
der verkiezing van den heer van den Heuvel. De commissie zeide,
dat zij na onderzoek alle aangewende gronden, door de klagers
tegen de verkiezing ingebragt, volkomen wederlegbaar achtte en
stelde mitsdien voor den heer van den Heuvel als lid der kamer
toetelaten.
Op voorstel van den voorzitter is besloten dit rapport te doen
drukken en ronddeelen en de beraadslaging over de conclusie te
bepalen op Woensdag.
Daarna heeft de heer Goltstein verlof gevraagd het ministerie
te mogen interpelleren omtrent den ongeregelden toestandzoo
als hij dat noemt, waarin bet departement van buitenlandsche
zaken verkeert. Op voorstel van deu voorzitter werd aan den
heer Goltstein het gevraagde verlof verleend, onder bepaling, dat
de interpellatie zal plaats hebben op een nader vasttestellen dag.
In de zittting van gisteren is de conclusie van het rapport
der commissie, omtrent de toelating van den heer v. d. Heuvel
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd en zal alzoo de heer
van den Heuvel, als lid der Kamer worden toegelaten.
Op voorstel van den voorzitter is bepaald, dat de heer van
Goltstein heden middag ten 3 ure zijne interpellatie zoude doen
aan het ministerie, betreffende het vertragen der benoeming van
eenen minister voor buitenlandsche zaken.