taiieiiïiinfosciie <fóerii](en.
voor de dienst geschikt, ten minste 1,56 el lang, ten minste 19
en ten*hoogste 35 jaren oud, terwijl alleenlijk vroeger gediend'
hebbende tot bet volbrengen van het 40ste jaar kunnen worden
toegelaten zij moeten voorts tot op het tijdstip der optreding
dan de militie voldaan hebben en een goed zedelijk gedrag hebben
geleid terwijl de ingeschrevenen voor de militie alleen worden
toegelaten voor die gemeente in welke zij ingeschreven zijn
ten ware zij geene verpligtingen ten aanzien der militie meer te
tervullen hebben.
De door de vrijwilligers overteleggen stukken zijn
1 een getuigschrift van den burgemeester der woonplaats, tot
afgifte waarvan ter secretarie alhier zal worden gevaceerd op
Vrijdag den 26 dezerdes namiddags ten een ure
a>j. het bewijs van aan de verpligtingen ten aanzien der militie
voldaan te hebben
So. voor gediend hebbende personen: het bewijs van ontslag en
he.t getuigschrift van goed gedrag, afgegeven door den bevel
hebber van het korps bij 't welk zij laatst gediend hebben, en
4>. voor minderjarigen een bewijs van toestemming van hunnen
vader of voogd.
Gedaan te Goesden 20 Februarij 1864.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. 1'. BL A AU BEEN.
De secretaris
H. C. PILAAR.
De koning van Pruissen heeft eeiie deputatie ontvangen van
de Hoogeschool te Kiel, en aan deze gezegd: „de laatste dagen
in Sleeswijk hebben u van mijne warme deelneming bet bewijs
geleverd en gij kunt u verzekerd houden, dat bij mij de vaste
wil bestaat, om de regten der beide hertogdommen en van hunne
bewoners, voortaan te beschermen tegen elke verdrukking door
een vreemden volksstam." Benige oogenblikken later heeft de
koning gezegd -. „over de dynastieke quaestie kan ik mijgelijk
gij zelf zult erkennenniet verklarenzoo lang de zaak een
onderwerp van onderhandelingen uitmaakt. Ten aanzien van
Sleesivjjk zal de beslissing niet kunnen plaats hebben zonder de
deelneming der Europesche mogendheden, enz.!" Het is mogeiijk
dat de' Kielsehe deputatie verrukt is geweest van de koninklijke
toespraak, maar bij later nadenken zal ze er niet veel troost in
gevonden hebben. Zijne Pruissische majesteit spreekt a la Bismarck
van zijnen vasten wil, om de hertogdommen te beschermen tegen
iets, waarvan zoo als hij verder aanmerkt, de beslissing niet kan
plaats hebben zonder de deelneming der mogendheden, terwijl
daarbij nog vastgestelde regten en internationale verpligtingen
in aanmerking komen. Waarschijnlijk meent Zijne Majesteit van
Pruissen met de Europesche mogendheden te kunnen omspringen
als met zijn parlement, en is ziju vaste wil om als die mogend
heden anders willen dan hij, zijnen gang te gaan, als of zij er
niet waren. Het is echter niet te denkendat de kabinetten
van Europa zoo gedwee naar huis zullen gaan en Zijne Maj.
Willtelm-üismarck den vrijen teugel zullen laten. De koning be
loofde aan de Kielsehe deputatie zeker meer dan hij houden
kan, en als het tot eene conferentie tusschen de mogendheden
komt over deze zaak, is het niet waarschijnlijk, dat men aan
Pruissen het hoogste woord zal laten.
Maar behalven dien bluf die nog bespottelijkker is, omdat er
van bescherming gesproken wordt, nadat men een antecedent
van het hoogst mogelijke onregt heeft gezientreft ons in die
Pruissische toespraak dat bewijs van warme deelneming. Wie
zou niet bidden om voor zulk eene warmtegraad van deelneming
bewaard te worden, als men eens regt gaat Ontleden, waarin die
deelneming bestaat. Zoo lang men in de hertogdommen opge
wonden wordt voor eene chimerique toekomst, zal men misschien in
den Pruissiseh-Oostenrijkschen inval eene hartelijke deelneming zien
Maar duurt de toestand lang dan zou men wel eens naar minder
belangstelling kunnen verlangen. En rebben de Holsteiners langen
tijd, met de woorden van het oude versje, gebeden:
O Heer I wil ons verlossen
Van deze Deeusche ossen;
wie weet hoe spoedig zij smeeken zullen om verlost te worden
van het Holsteinsche-osseu-verslindende Pruissiseh-Oostenrijksche
leger.
Maar aan den anderen kant moeten wij erkennendat de Pruis
sische monarch, de eenige verschooning, die er voor zijne han
delwijze intebrengen iszeer naïf in zijne rededie door geheel
Europa beoordeeld wordt, heeft laten invloeijen, toen hij sprak
van zijn vasten teil. De Bismarcksche raad had nu eenmaal be
sloten om, met voorbijzien van alle regt en billijkheid, van pro
tocollen en verdragen, van rede en menschelijkheid, de aandacht
van het Pruissische volk afteleiden van het parlement en oorlog
tegen de Denen te voeren. Hét moest dus a tout prix geschie
den, en de inval in de hertogdommen was een gewrocht van
zekeren vasten wil. Er is allerlei soort van manie. Eu zoo vindt
men er ook, die rneeueu geroepen te zijn, hun wil altijd en overal
door te drijven, al ware het tot het uiterste van: moi vouloir
la lune. Monomanen en kindereu konten daarin overeen, dat ze
dwaasheden doen zonder te merken, dat ze zich bespottelijk ma
ken. Maar gelijk de laatste door hunnen leeftijdzoo worden
de eerste door hunne krankheid verschoond.
Intusschen is het zeer speculatief of de vaste wil ook den storm
zal kunnen bezweren, üie in Duitschland opsteekt, waar lang
niet allen knikkebollen, op de oogwenk van Zijne genadige ma
jesteit. Wij zullen zien of die vaste wil de eendragt zal kunnen
handhaven in de nu vereenigde legers, maar waarin het vuur
der tweedragt smeult. W ij zullen zien of die vaste wil het volk
verzoenen zal met de slagting van zoovele staatsburgers, die hun
leven moeten geven, omdat zijne Pruissische majesteit meent,
dat men in Holstein en Sleeswijk een ander vorst moet gehoor
zamen daïi den koning van Denemarken. Wij zullen zien of die
vaste wil er in slagen zal om de Denen, die men op verrader
lijke wijze aangevallen heeft, en die men op eigen gezag tot den
oorlog dwong, oorlogskosten te laten betalen; en zoo deze onbillijkheid
wordt verhinderd, of men dan voor dien vasten wil met gewil
ligheid eenige millioenen ten offer brengen zal. Kortom, wij
zullen zien of de kouiuklijke grootspraak niet zal moeten onder
doen voor de vereenigde stem der Europesche mogendheden. Mis
schien ware het beter geweest, zoo die vaste wil de Rijnprovin
ciën op liet oog had gehouden, in plaats van noordwaarts te
blikkeu; zoo die vaste wil in eigen boezem de vrijheid bad be
schermd, in plaats van die van anderen zoogenaamd te beschermer).
Het verledene hecht aan den vasten wil van liet Pruissische
kabinet sombere herinneringenmoge die in de toekomst met niet
nog bloediger uitkomst verbonden ziju.
De Tweede kamer is reeds bezig met het onderzoeken van
onderscheidene wets-ontwerpen. In de zitting van Vrijdag heeft
de commissie voor liet onderzoek der geloofsbrieveu rapport uit-
gebragt, omtrent die van den heer 1'. van der Ileuveldie in
liet kiesdistrict Eindhoven is benoemd. Ofschoon de stukken zelve
-in orde waren, heeft de commissie gemeend té moeten letten
op 22 verzoekschriften, die ten dezen ziju ingekomen, waarin
o. a. beweerd wordtdat in eene plaats de stembriefjes ver
anderd zijn, terwijl onderscheidene kiezers verklaren briefjes te
hebben ingeleverd, die niet in dc bus gevonden zijn.
De commissie heeft voorgesteld om de overlegging te vragen
van de twee gezegelde pakketten waarin de slembriefjes ge
sloten waren, met welk voorstel de kamer zich vereenigd heeft.
Door den heer Cool en 4 andere leden der kamer, is een
voorstel ingediend tot verhoogiug der te gemoetkoming aan de
slaven eigenaren op het eiland St. Martin. Het voorstel is naai
de afdeelingen verzonden tot overweging van de vraag omtrent
de prise en consideration.
De Verjaardag van Z. M. den koning is ook hier door het uit
steken van vlaggenhet luiden der klok liet in de wapenen
komen der schutterij en des avonds door het afsteken van voet
zoekers gevierd.
Z. M. heeft benoemd tot directeur van het postkantoor te Goes
den heer J. Fichetthans commies der posterijen le. klasse; tot
directeur van het postkantoor te Zierikzee den heer R. C. Ramaer
thans commies der le. klasse; en ouder meerderen tot commies
der posterijen 3e, kl. den heer N. J. A. C. Sicellengrebel thans
surnumerair.
Uitslag der loting te Goes voor de nationale militie voor 1864:
No. 1. J. Moll, broederdienst. 2. H. D. van Ettinger. 3. M.
Vermeule, klein en gebreken. 4. J. W. van Hiele. 5. J. Pijke.
6. J. Sinke, bvoederdieiist en te klein. 7. C. Gardon. 8. W. Polie,
broederdienst. 9. F. A. van Galmthout, gebreken. 10. P. J. F.
van Voorts Vader. 11. C. de Jonge, te klein. 12. G. H. Ossel,
te klein. 13. C. Mol 14. C. Zandee, eenige zoon. 15. L. Bil.
16. L. Verheule, te klein. 17. S. Blitz. 18. J. Dekker, broeder
dienst. 19. 1). de Ronde, eenige zoon. 20. A. Visser, in dienst.
21. J. van Zweeden. 22. W. Braam, eenige zoon. 23. E. K. F.
van Deinse, broederdienst. 24 C. Lindhout, eenige zoon. 25. P.
van Delft. 26. L. Miunaar. 27. W. de Jonge. 28. J. van den
Boogerl. 29. H. Jansse van Noordwijk, broederdienst. 30 C. Hoog
straten, gebreken. 31. Brandt. 32. 1). Schrijver, gebreken. 33.
J. Noomen, eenige zoon. 34. J. J. le Cointre, gebreken. 35. J.
J. P. Wiecking, eenige zoon. 36. T. Briels. 37. G. G. van den
Bosch. 88. G. J. Temperraan. 39. A. Kastelijn, in dienst. 40.
M. Sohouwenburg. 41. G. van der Weele. 42. l>. van der Does,
eenige üoou.