18«4. A". 8. DONDEKDAö 28 JANUABIJ. 51" Jaargang. SfömenfdnDscQe lengten, liOI'.SSCHIi <1)111 VM. De uitgave dezer Courant geschiedt Haan. dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen* Prtfa per kwartaal 1,95 fr. p. p. 1,9«* 1 i 1 y-' ÏA*" t PPi j y (intoie advertentlFn worden a «O ':d^A regel geplaatst. «eboorte-, huwelijks- en doodberigten ran 1-8 regels I'I.IO, behalve het zegelregt, 0e inzending van adrerlenliSn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Sedert eenige dagen voeren de dagbladen strijd over de kan didatuur van den heer van Limburg Brouwervoor de verkiezing van een lid der Tweede Kamer, in liet kiesdistrict Almelo. Ten einde dien kandidaat, wiens vrijzinnige beginselen bekend zijn, bij de kiezers verdacht te maken wordt van hem gezegddat hij godsdienstloos is en daarom aan de godsdienstige natie nim mer welgevallig kan zijn. Het is onze roeping niet om die be schuldiging te wederleggen, die een geacht burger van den staat, geëerd om zijne groote letterkundige verdiensten, zijn politiek karakter en ijverige werkzaamheid, in een zeer ongunstig daglicht plaatst, althans geschikt is, om bij velen eenen weerzin tegen hem te wekkendie door geene uitmuntende hoedanigheden kan worden weggenomen. Indien die beschuldiging gegrond is in de geschriften van den hr. van Limburg Brouwer, dan achten wij haar hoogst onredelijk, want moge ook uit die geschriften optemaken zijn, dat genoemde heer zich met bepaalde godsdienstige begrippen en vormen niet vereenigt, zij geven geenen grond tot de gevolg trekking, die alleen gemaakt wordt, om zijne verkiezing tegente- werken. Wij vertrouwen daaromdat de Al meloschc kiezers zich niet door onbewezen beschuldigingen zullen laten medeslepen en dat te minderomdat de beschuldiging lcoint van eene zijde, waardoor zij zelve verdacht moet worden. Het „orgaan" dat elke vrijzinnige keus bestrijdt, staat aan de spits der tegen standers en vereenigt zich vreemd genoegvan heeler harte met de Tijd. Hat dit laatste blad zich tegen de kandidatuur van den heer L. B. kant, laat zich verklaren, maar vreemd is het zeker, dat de redactie van „het orgaan" zoo innig en zoo zalvend spreekt over de vertegenwoordigers, die God in het hart moeten hebben (zie no. 32). Wij hebben toch niet ver geten lioe de redacteur van de Grondicet{nu van „het orgaan") in der tijd geschreven heeft, over de noodzakelijkheid om alle godsdienstige kwestien van het politiek terrein verwijderd te houden. Het zal daarom niet gewaagd zijn aantenemen dat het hem nu wel in de pen maar niet in het hart is, om onveveenigbare zaken te vermengen, en dat door hem de zaak alleen daarom van die zijde wordt aangevatomdat hij geen ander middel weet, en elk middel hem goed is, zoo hij slechts de patronen van het orgaan kan dienen. Maar tot welke onbe duidende redeneringen vervalt men niet, als men anderen wil wijs maken, wat men zelf niet gelooft! Of is het geen holle klankals wij lezen„de Nederlanüsche staatkunde en het Ncderlandsch bestuur moeten in den godsdienstzin der natie geworteld zijn." De gemoedelijke lezer vindt dit waarschijnlijk heel mooimaar het zal hem inoeijelijk vallenhet gezegde duidelijk te maken of te verdedigen. Ev is hier geene sprake van godsdienstigen zinmaar van godsdienstzin en wederom niet van godsdienstzin in het algemeen maar van de godsdienstzin der natie. Wij weten wat wij daardoor te verstaan hebben. Het is de zin voor godsdienst in eenen bepaalden vovrn; en daarin zou staatkunde en bestuur geworteld moeten wezen Dit kan niet anders beteekenen, dan: daaruit voortkomen, daaruit kracht ontleenen, daarmede innig verbonden zijn. Zal dit bij onze natie mogelijk wezen, zonder dat de godsdienstige partijen elkander het regt betwisten om staatkunde en bestuur te beheerschen. Het oppositie-orgaan heeft dit zelf gevoeld, als het schreef, dat de vertegenwoordiger God in het hart moet hebben. Daargelaten, dat dit wel voor ieder burger hoofdzaak isGod in het hart cn niet maar op de lippen, ligt in die verklaring de stilzwijgende erkentenis, dat men bij den vertegenwoordiger niet verder moet gaan en niet vragenonder welk eenen vorm hij zijnen God dient. Wel worden zij, die van vele vormen zich los maken godsdienstlooze mannen genoemd, maar dat geschiedt alleen door hen wier godsdienst in vormen bestaat; de waarlijk godsdienstige zal, naar den zin die in hem is van zulk een oordeel zich ont houden. Wij kunnen ons dan ook niet voorstellen, dat het denkend deel onzer natie door die quasi-godsdienstzin der oppositie zich zal laten verschalken, of wel degelijk zal weten te onderscheiden tusscheu den godsdienstigen zin van een volk en den gods dienstzin onzer natie. Het aanvqeren van argumenten daaraan ontleend is eene speculatie op hartstogten en een middel dat met de eerste voorschriften van elke godsdienst strijdt. Wij meenen daarom uit naam van het Nederlandsche volk te mogen protesteren tegen eene verwarring van zaken, die doorgezonde staatkunde wordt gewraakt, en vooral tegen het bewerken der menigte, door haar in den waan te brengen, dat allerlei klink klank verdediging zou zijn van haar regtgeworteld in haren godsdienstigen zin. In de zitting der Eerste kamer van Dingsdag is de crediet- wet voor Buitenlandsclie zaken met algemeene stemmen aange nomen. Alleen de tijdelijke minister heeft het woord gevoerd en ook hier de verklaring herhaald, dat de regering zeer spoedig den vakanten zetel wenscht vervuld te zien. Daarna is beraadslaagd over het wetsontwerp tot wijziging van het maximum der plaatselijke belastingen op het gedistilleerd. De heer van Wiemen en de minister van finantien hebben daar over gediscussieerd, waarna ook dat ontwerp met algemeene stem men aangenomen is. De vergadering is daarop tot nadere bij eenroeping gescheiden. Bij de verkiezing te Almelo, gisteren gedaan, is de heer mr. G. M. van der Linden herkozen met 1346 van 1449 stemmen en gekozen mr. P. A. S. van Limburg Brouwer met 767 van 1461 geldige stemmen. Het artikel aan het hoofd dezer conrant geplaatst was reeds afgedrukt, toen wij het bovenstaande berigt omtrent den uitslag der verkiezing Almelo ontvingen. Gaarne maken wij opmerk zaam op de bijna eenparige keus van den heer van der Linden, Het is waar, tegen over hem was geen andere kandidaat ge steld, maar de belangrijke uitkomst toont toch aan, dat de kie zers zich niet hebben laten afschrikken, door de redenen der op positie, die beweerde dat de betrekking van lands-advokaat veel te afhankelijk maakte van de regeringom den mandie reeds een beslist voorstander van deze is, te herkiezen. Wat de keus van den heer Limburg Brouwer betreft, ook daarover ver heugen wij ons. Uit den aard der zaak kon deze geene zoo groote meerderheid erlangen, omdat aan hem een ander, in den omtrek van het district meer bekend persoon, tegenover stondomdat de partijgeest in deze keus zich meer kon doen gelden. En toch kan uit zijne verkiezing bij eerste stemming worden opgemaakt, dat de groote meerderheid onvatbaar was, om door de hatelijke oordeelvellingen der oppositie van hare keus afgeleid te worden. Deze nederlaag der reactionaire partij is een nieuw bewijs, dat zij verre van den geest der meerderheid uittedrukken, tegen eenen stroom wil oproeijen, die te krachtiger naar alle zijden zich uit breidt, naar mate men hem meer bedwingen en terugdringen wil.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1864 | | pagina 1