1864. N°. 1.
MAANDAG 25 J AN U AKI J.
5Iste J
r IV
V
piafltsefijft 3Sestimr min <§oes.
r.'ijK
aarga'tfgfov v;s
GOKSSW
V~ ,T<i^|
fit
/A
m-<
Oe uitgave deeer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Pry» per kwartaal f 1.95 fr. p. p. ƒ1,90.
y' Oewoae advertentiPn worden a SO et
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van
1-0 regels 1' l.JObehalve het zegelregt.
k.m.»
\f>. A A
De inzending van advertcntiSn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Putollcati©
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van GOES
maken bekend
dat het REGISTER van INSCHRIJVING met de daaruit
opgemaakte ALPHABETISCHE NAAMLIJST voor de NATI
ONALE MILITIE over 1863, voor de ligting van 1864van
heden af tot den 1 Frebruarij e. k. ter secretarie der gemeente
voor een ieder ter inzage is nedergelegd; alsmede dat gedurende
dien tijd tegen register en lijst bezwaren kunnen worden inge-
bragt bij den Heer Commissaris des Konings in dit gewest
zulks op ongezegeld papier en door de noodige bewijsstukken
gestaafden welk verzoekschrift moet worden overgebragt bij
den Burgemeester dezer gemeente, tegen bewijs van ontvang.
Gedaan te Goes, den 23 Jannarij 1864.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Boltendmali-ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
roepen een iegelijk op, welke van die gemeente over het afge-
loopen jaar 1863 iets te vorderen heeft, wegens gedane WERK
ZAAMHEDEN, LEVERANTIEN en dergelijke, om zijne decla
ratie daarvan vóór het einde der maand Februarij aanstaande,
bij hem in te dienen; zullende diegenewelke verzuimen mogt
hieraan te voldoen zich zei ven de onaangenaamheden te wijten
hebben, daaruit voortvloeiende.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 23 Januarij 1864.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Bok-oiicLmnlS-ing.
I)e BURGEMEESTER van GOESgelet op de 2de alinea
van art. 7 der wet van den 4 Juiij 1850 (Staatsblad no. 37),
tot regeling van het KIESREGT en de benoeming van afge
vaardigden ter EERSTE en TWEEDE KAMER der STATEN-
GENERAALnoodigt de ingezetenen dezer gemeente uit om
indien zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen
daarvan vóór den 15 Februarij eerstkomende ter secretarie der
gemeente te doen blijken.
Gedaan te Goes, den 23 Jannarij 1864.
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De minister ThorbecJcezoo heette het vroeger, is stijfhoofdig,
hij gaat nooit een enkelen stap uit den weg, maar wil in alles
de meening, waaraan hij onveranderlijk vasthoudtdoen zege
vieren. Men heeft dat lang geroepenen de minister is
rustig zijnen weg blijven gaan, onder toenemendeu bijval van
alle vrienden van waarheid en regt. Daarom is nu het blad
omgekeerd en nu is het: de minister ThorbecJce is zoo verander
lijk. Wij hebben ons nooit kunnen voorstellen, dat iemand wiens
karakter sedert jaren gevestigd was, plotseling een ander karakter
zou kunnen aannemen. Dit schijnt echter te kunnen gebeuren,
indien men de bewijsvoering der oppositie gelooven wil. Waar
schijnlijk echter is die opvatting het gevolg van eene individuële
ondervinding, die tot de meening brengt, dat iemand even ge
makkelijk van karakter als van overtuiging veranderen kan. Doch
het bewijs is daar, dat zij, die tot de grootste omkeeringen in
politieke denkwijze in staat waren, daarom hun karakter niet
verloochenen. Wij kunnen ons dan ook begrijpen, dat het als
verwijt tegen den heer ThorbecJce gelden moet, dat hij naar de po
litieke rigting van eenen nieuwen ambtgenoot vraagt. Volgens
het oppositie orgaan moet men daar naar niet vragen. Het moet
alleen zijn: wie is de geschiktste? Neemt men die vraag in
eenen gezonden zin, dan sluit zij alles in en zij zal ook bij het
kabinet wel op den voorgrond staan. Wat ons alleen bevreemdt,
is, dat de oppositie, die zoo gaarne het koninklijk praerogatief
op dpn voorgrond plaatstnu van de benoeming van eenen minis
ter spreekt, als of zij van het ministerie alleen uitgingen ook, dat
men in hetzelfde oogenblik den minister ThorbecJce van veran
derlijkheid beschuldigt en zich beklaagt, dat zijne zucht om steeds
hoofd te blijven, aan het vinden van den nieuwen minister in
den weg staat. Wie eene slechte zaak dient, komt er gemak
kelijk toe, om ook slechte middelen te gebruiken.
Gelijk te verwachten was ontleent de oppositie een wapen tegen
het ministerie, aan bet uitblijven der benoeming van eenen minister
voor buitenlandsche zaken. Er is een tijd geweesttoen de
oppositie aan het bestuur was, dat men zeer gemakkelijk lief
hebbers voor deze portefuille vond, maar dat men ze even ge
makkelijk weder ter zijde zette. Dat gebeurde in vorige dagen
wordt nu opgehelderd. De oppositie toch zegt, dat Nederland
thans behoefte heeft aan eenen diplomaat, die met rijpe ervaring
en groote zaaJcJcennis is toegerust. (Zie het orgaan n". 20.) Dat
schijnt dus vroeger niet noodig te zijn geweestofschoon wij
bescheidenlijk meenendat juist het gemis van een en ander
de oorzaak wasdat de bewuste portefeuille gedurig in an
dere handen overging. Maar thans wordt er nog iets meer
gevorderd; de nieuwe minister moet ook de tot nu toe begane
jeilen weten te herstellen. Alles wordt er dus op aangelegd om
zoodra de benoeming geschied zal zijn, deze uit een of ander
oogpunt te bestrijden. Is de nieuwe minister jong, dan zal hij
ervaring missen; heeft hij nog niet veel van zich doen spreken,
dan zal men zijne zaakkennis in twijfel trekken. En zoo hij
noch jong, noch onbekend is en zelfs met erkende ervaring en
zaakkennis optreedt, dan zal hij toch niet goed zijn indien hij
de voorgewende feilen niet herstelt. Men ziet dat de oppositie
zich dus wel tegen alle eventualiteiten wapent en voornemens
is oin den strijd voorttezetten tegen eiken nieuwen titularis
die in het kabinet TJiorbecJce optreedt. Wij gelooven dan ook
gaarne dat een minister van buitenlandsche zaken onvindbaar
is als het een zoodanige moet zijn, die aan de oppositie be
haagt. Zij meene echter in hare opgeblazenheid niet, dat daar
naar gezocht wordt. Het zou eene slechte dienst bewezen zijn
aan de natie. De oppositie doet niets anders dan pogingen
aanwenden om verdeeldheid te zaaijeudie haar behagen zal
dient dat talent ook te bezitten en kwistig aan te wenden. Maai
de natie kan weinig gediend zijn met eenen onruststoker aan het
hoofd juist van dat ministerie. Het orgaan heeft dus slechts
op eigen antecedenten en op zijne doorgaande handelwijze te
zien, om te begrijpen, dat zijne aanbevelingen wantrouwen wekken
en dat de man, dieii de oppositie met open armen ontving, groote
kans hebben zouom als een zeker ander weder aftetredeneer
hij goed opgetreden was.
Toen voor eenigen tijd de Zweedsche minister 'sHage verliet*
om eenige maanden in zijn Vaderland door te brengen, beweerde
eene zekere partij dat de gezant zich niet gedurende eenige