186 3.
18Ö4L V. 3.
MAANDAG 11 JANUAB1J
5lste Jaarling.
iVr
JUaatselïjd bestuur oan $oes.
liOKN.SCHIi COliHVI,
De uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prys per kwartaal f 1.95 fr. p. p. 1.0O.
W' fiewonc advertentlPn worden a SO ctr
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van
1-6 regels t l,SO, behalve liet zegelrrgi.
De Inzending van advertentlên kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dag der nttgave.
Bols-endmaliinseii.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat:
dat de SUPPLETOIRE KOHIEREN" van den HOOPDELIJKEN
OMSLAG en de BELASTING op de HONDEN over het afge-
loopen dienstjaar, gearresteerd door den gemeenteraad den 2 De
cember 1863 en door heeren gedeputeerde Staten van Zeeland
goedgekeurd den 30 derzelfde maand, aan den gemeente-ontvan
ger ter invvordering toegezonden zijn; mitsdien ieder belasting
schuldige vermanende, om het deswege verschuldigde ten kan
tore van voornoemden ontvanger te voldoen.
En zal aan deze op de gebruikelijke wijze publiciteit gege
ven worden.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 9 Januarij 1864.
Burgemeestev en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
De BURGEMEESTER van GOESbrengt bij deze ter kennis
van een ieder die het aangaat:
Dat het kohier der GRONDBELASTING op de Gebouwde
en Ongebouwde Eigendommen voor deze gemeente, over den
loopenden jare, bekleed met alle de formaliteiten bij de wet ge
vorderd, op heden ter invordering is gesteld in handen van den
ontvanger dier belastingen, binnen deze gemeente.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 11 Januarij 1864.
De burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
(Vervolg.)
Is ons Vaderland, in het afgeloopen jaar, boven vele rijken
van Europa bevoorregt geweest, ook op onzen politieken toestand
kunnen wij met dankbaarheid terugblikken. Dat oordeel, wij
weten het, wordt niet door allen gedeeld; er zijn er die gaarne
eene geheele omkeer van zaken hadden gezien; er zijn er, die
daartoe rusteloos hebben gewoeld en gewerktmaar het meeren-
deel der natie dankt, dat die pogingen niet zijn gelukt en dat
het ministerie tot heden toe is gesteund en bevestigd. Sedert
jaren bespeuren wij bij ons volk eene weldadige ontwikkeling en
groeit het aantal der vrienden van vooruitgang aan. Het kan
wel niet anders of daardoor moest een ernstige tegenstand uit
gelokt worden, want bij de voorstanders van eene andere opinie
voegden zich een aantal, wie het alleen te doen is, om te con
tamineren. Door dezen vooral nam de oppositie een heftig ka
rakter aan. Die uit overtuiging strijden, zijn zelden zoo vijan
dig als zij die het onhoudbare hunner stellingen en opvattingen
door de heftigheid van den strijd willen bedekken. Wie alleen
onze dagbladendie men als organen beschouwen kanleest
of sommige opposanten in onze vertegenwoordigende kamers hoort,
zou ligt denkendat ons volk in twee scherp tegen over elkan
der staande partijen verdeeld is, en medelijden krijgen met de
menigtedie met zooveel hevigheid nu naar de eene dan naar
de andere zijde wordt getrokken. Maar wie met kalmen blik,
ook in het afgeloopen jaar, het Nederlandsche volk gade sloeg,
en zich buiten den invloed hield eener drijvende partij, die zal
gaarhe erkennen, dat hier van geene scherp geteekende partijen
sprake was, dat de politieke strijd slechts tusschen weinigen
werd gevoerd; dat de bitterheid van enkelen geenszins de uit
drukking der algemeene opinie wasen wat het voornaamste i3,
dat de politieke gedragslijn, door het ministerie gevolgd, eene
veelbeteekenende goedkeuring ondervond en dat het jaar 1863
belangrijke uitkomsten heeft opgeleverd. Wij wijzen slechts dp
de wet op het middelbaar onderwijs, dié in het afgeloopen jaar
tot stand kwam, op de laatstelijk aangenomen wet tot afschaffing
van den accijns op de brandstoffen, en er is bewijs genoeg gele
verd dat de regering werkzaam was om de algemeene welvaart
te bevorderen, dat het vervlogen jaar vruchten heeft afgeworpen,
die tot de volks-ontwikkeling en het materieel belang duur
zaam zullen medewerken.
Gedurende het geheele jaar bijna was de aandacht gespannen op
de groote herinnering, die aan het einde daarvan feestelijk herdacht
zoude wordenen met opgewondenheid werd in November het
50jarigfeest onzer nationale zelfbevrijding gevierd. Geene vrees
voor winterkoude had de geestdrift kunnen verkoelen, en de
duizende lichten, die vrolijke, dankbare handen alom ontstaken,
verbanden den herfstnevel, als ten zinnebeeld, dat 's volks krach
tige hand. den slavenboei verbroken en het licht der vrijheid
te voorschijn gebragt had. De jubelkretendie alom werdén
gehoord, getuigden van de algemeene erkentenis, dat Nederland
reden had zich te verblijden, over de bevestiging van den band,
waardoor het aan Oranje is gehecht. Het plan om een gedenk-
teeken opterigten, dat door alle tijden getuigen kan van Neder-
land's dankbaarheid op het halve eeuwfeest der vrijheid, kan
als mislukt beschouwd worden, ten gevolge van de wijze waarop
het opgevat en doorgedreven werd. Er zal wel een monumëht
verrijzen, maar het zal geen getuigenis geven van algemeene, van
krachtige zamenwerking. Doch al werd de reeds gelegde eerste
steennooit door meerderen achtervolgdwat de geschiedenis
bewaart, dat Nederland op dien 50ste jaardag op verstandig
gebruik der vrijheid en bedaarden vooruitgang kon wijzen, dat zal
het nakroost toonen hoe men gelukkig en vrolijk feest honden
kon en aan het opkomend geslacht het spoor wijzen om eenmaal
even gelukkig den gouden feestdag te vieren.
Al is er dan ook nog veel te doen en al blijft er nog veel
te wenschen over, het zou ondankbaar zijn, zoo wij niet erkenden;
dat wij onder gelukkige voorteekenen het schrikkeljaar intraden,
'tls waar, de ontevredene oppositie heeft het zoo ver weten te
brengen, dat aan ons ministerie één lid werd ontnomen en
wij betreuren, met zoo velen, eene daad, die slechts uit persoonlijke
consideratien kan worden verklaard maar het kabinet is daar
door geenszins verzwakt, en wij behoeven, voorshands althans,
niet te vreezen, dat de geest der reactie ons weder zal komen
overschaduwen. Het onzinnig geschreeuwde hatelijke toon
buiten de kamers gehoord, heeft de meerderheid der vertegen
woordigers niet doen wankelen, al zijn dan ook sommigen oh-
danks zich zelve medegegaan. De Eerste kamer nam de begrooting
van den heer Thorbecke met algemeene stemmen aan. Men moge dat
te beschouwen hebben, als een bewijs van het gevoel van onmagt
om tegen den krachtigen stroom zich te verzetten altijd is die
stemming voor de toekomst van gewigt. Ook de minister van
koloniën tradt weder zegevierend uit den strijd, die herhaaldelijk
hevig en moeijelijk was. Telkens deed de verdediging zijner
ontwerpen zijn loijaal karakter uitkomen en stelde zij zijnen
juisten practischen blik boven allen twijfel. Vriend en vijand
erkent, dat het bestuur der koloniale aangelegenheden aan be
kwame en krachtige handen toevertrouwd is. Daarom verheugen