Bij den overgang der fabriek en de bepaling der stichtingsom
op f 45000,verklaart hij bepaald in de meening verkeerd
te hebbendat daarvoor de fabriek geheel in orde zou gebragt
worden, zonder dat er immer sprake zou kunnen zijn van verhooging
der stichtingsom.
De heer mr. de Kanter voert tegen de bewering van den heer
mr. S. Vader aan, dat het gevoelen als of de fabriek niet met
te veel luxe zou daargesteld zijn, lijnregt in strijd is met hetgeen
dhr. v. d. Putte zoo even heeft aangevoerd en welke meening
hij ook volkomen is toegedaan. Uit het oogpunt van billijkheid
acht hij de waarde bepaling der fabriek op 45000,reeds
voldoende voor eene volledig ingerigte fabriek.
De heer mr. de Knokke van der Meulen, ziet geen bezwaar in
het inwilligen van het verzoek tot verlenging der concessie, hoe
langer de concessie toch loopt, hoe langer de gemeente van de
verpligte overname bevrijd blijft.
De heer Pilaar verklaart niet te begrijpen hoe men bij de bere
kening der waarde tot de som van 45000,is kunnen komen.
Als voormalig mede-directeur der Utrechtsche gaz-onderneming
toch is het hem bekenddat ten tijde der bepaling die waarde
slechts op 40800,was gesteld.
Geen der leden meer het woord verlangende, zegt de Vcorsitter:
het zij mij ten slotte vergund zoo beknopt mogelijk de gronden
te ontwikkelen die burg. en weth. hebben genoopt tot inwilliging
van het verzoek te adviseren en in dien geest een concept contract
aan dezen raad voortestellen.
Blijkens de memorie van toelichting bij dat ontwerp gevoegd
en bij de leden rondgezonden, achten zij het regtmatig, billijk en
in 't belang der gemeente.
Het geacht raadslid die daarop eene nota van bedenkingen heeft
ingediend, is van een ander standpunt uitgegaan en heeft, met ter
zijde stelling der regtmatigheidzich bepaald bij het betoog dat
de ontworpene overeenkomst door de billijkheid niet gevorderd
werd en dat zij in strijd zou zijn met het belang der gemeente.
Ten betooge dat het verzoek is regtmatig, zegt de spreker den
raad te moeten terugbrengen tot den oorsprong der zaak.
In de primitieve voorwaarden, was bij art. 5 bepaald, dat bij
aldien in de 1 helft van het laatste jaar van den aannemings
termijn, geene nieuwe overeenkomst voor eenen volgenden termijn
was aangegaan, de gemeente bevoegd zou zijn de fabriek overte-
nemen volgens taxatie van drie deskundigen.
De aanbesteding werd beproefd doch te vergeefsomdat de
gegadigden dat art. 5 juist te bezwarend vonden.
Dit gaf aanleiding dat art. 5 door den raad werd gewijzigd en
bepaald: dat de gemeente na afloop van den termijn de fabriek
zou overnemen tegen 7 5 van de kosten der oprigting welke
kosten door de aannemers bij gejustificeerden en door hen te onder
teekenen staatmoeten worden geconstateerd onder verpligting
de fabriek en alles wat daartoe behoortten genoege van burg.
en weth. te onderhouden.
Na die wijziging werden vier gegadigden ter inschrijving op
geroepenmet dat gevolg, dat de straatverlichting met 85 lan
taarns, tegen 1400 uren brandens, door C. Verloop Zoon is
aangenomen voor den toen en ook nu nog ongehoord lagen prijs
van 1644,
Zoo wel in 't belang van den aannemer als vooral in dat dei-
gemeente, drongen burg. en weth. aan op de stichting eener vol
doende doch zoo min mogelijk kostbare fabriek, waarop wij van
de aannemers eene planteekening ontvingenwaarvan de kosten
door hen grosso modo op 3S a 40,000 werden geraamd.
Al spoedig bleek dat de aannemers niet waren zoo als zij zich
voordeden; dat hunne soliditeit en bekwaamheid veel te wenschen
overliet en dat deze de eerste fabriek van dien aard was die zij
stichten zouden zij konden zich aan hunne planteekening niet
houdende gashouders moesten van grooteren omvang worden
daargesteld dan geprojecteerd was, de schoorsteen moest verplaatst
worden, in een woord in een aantal punten moest van het ont
werp worden afgeweken.
Ondertusscheu was de concessie op de Utrechtsche maatschappij
overgegaan de straatverlichting werd eindelijk ontstoken en aan
eenige ingezetenen gas geleverdhoe het daarmede geschapen
stond zal spreker niet behoeven te zeggenklagten van allerlei
aard en van alle kanten, kwamen dagelijks bij burg. en weth. in.
De Utrechtsche maatschappij begreep dat een derde gashouder
volstrekt noodzakelijk waszij stelde daar met goedvinden van
het dagelijksch bestuur order op. doch vóór zij geplaatst werd droeg
zij de commissie aan dc tegenwoordige Goessche gasmaatschappij
over voor 45000, terwijl in dc raadsvergadering van 22 November
1861 die overdragt werd goedgekeurd en tevens besloten, om
naar aanleiding van art. 5 der voorwaarden den prijs der overname
ad. 45000,aanteneinen als stichtingsom.
Zoo straks werd aangenomen, dat dc maatschappij door het doen
vaststellen der stichtingsoir. zonder bij behoorlijken staat de kosten
van oprigting te justificerenniet aan art. 5 der voorwaarden
voldaan had, doch dit is onjuist.
Bij het verzoek tot goedkeuring der overdragt werd door de
maatschappij dit alternatief aan den raad voorgedragen of reeds
nu het cijfer der kosten van oprigting op 45000,te bepalen,
zijnde de koopsom of op zoodanige som als waarop zij binnen
zes maanden door drie deskundigen zou geschat worden. De raad
koos het eerste en ontsloeg daardoor de maatschappij van a'le
justificatie van duarstellings kosten.
Een der leden heeft zoo even aangevoerd, dat bij de aanneming
der 45/m. als stichtiugsom, bij die som heeft opgevat als vast en
overauderlijk en waarop latere uitbreiding geen invloed hebben kon.
Spreker eerbiedigt die opvatting, maar geeft de verzekering dat
zulks de meening van burg. en weth. niet was en niet kon zijn.
Volgens de voorwaarden was de Utrechtsche maatschappij ten
aanzien van den bouw door niets gebondenzij kon de fabriek
daarstellen zoo als zij meende noodig te zijn. Was dus de con
cessie in 1861 niet overgedragen, dan zou die maatschappij stellig
den reeds voorhanden derden gashouder hebben doen plaatsen en
woningen voor directeur en fitter hebben gebouwd, want dat dit
onvermijdelijk was zal door niemand betwijfeld worden. Maar dan
ook zou die maatschappij met het volste regt de kosten van die
daarstelling hebben uitgetrokken op haren justificatoiren staat. En
is dit voor geen tegenspraak vatbaar, dan vraagt spreker met ver
trouwen op welken grond datzelfde regt zal onthouden worden
aan de Goessche maatschappijals cessionaris der Utrechtsche?
de Goessche maatschappij toch heeft de fabriek overgenomen met
alle regten welke de Utrechtsche maatschappij aan de voorwaarden
ontleende.
Het raadsbesluit van November 1861 heeft daarin geen veran
dering gebragtwant bij de goedkeuring van de overdragt der
concessie en het aannemen van 45/m. ais stichtingsom is geene
bepaling gemaakt ten aanzien van latere uitbreiding en aanbouw
en alleen door de gemeente bedongen, dat binnen den kortst moge
lijken tijd de fabriek en al wat tot de straatverlichting behoort in
orde moest worden gebragt.
Aan die voorwaarde heeft de Goessche gas-maatschappij stipt
voldaan en dat zij daarvoor eene aanzienlijke som heeft moeten
opofferen behoeft niet aangetoond te worden.
Dit zijn de redenen waarom burg. en weth. het verzoek der
maatschappij hebben beschouwd regtmatig te zijn en is die opvat
ting juistdan is het nagenoeg overbodig te betoogen dat het
verzoek billijk en in 't belang der gemeente is. Dan toch had de
maatschappij het regt, om, na verloop van den aannemingstermijn
ingeval er geene nieuwe overeenkomst werd getroffenboven de
75 van de 45000,nog te vorderen 75 van de daarstel-
liugskosten van den bijbouw ad 10000,en in plaats daarvan
vraagt de maatschappij alleen verlenging van den aannemings
termijneene verlenging die de gemeente niets kost, waardoor
zij niets opoffert.
Spreker zou zelfs liever eene verlenging van 25 jaren hebben
zien aanvragen, want hij is overtuigd dat de straatverlichting zoo
goedkoop is aanbesteeddatwat men ook moge uitvinden, dit
welligt nooit meer voor zoo geringen prijs zal kunnen verkregen
worden.
De bestrijders van het verzoekweerspreken dat voordeel der
gemeente, op grond dat, hoe langer de aannemingstermijn loopt,
hoe meer de fabriek en wat daartoe behoortin waarde vermin
dert. Schrijft, men jaarlijks 2 voor verlies der fabriekwaarde
af, dan verkrijgt men na verloop van 25 jaar eene reële waarde
van 22500, na verloop van 32 jaar eene waarde van 16200,
waarvoor men 33750,zal hebben te betalen.
Daargelaten of zoodanige waardebepaling aannemelijk is, vooral
met het oog op het verpligte onderhoud ten genoege van burg,
en weth., deelt spreker die bezwaren niet en acht dat 5e artikel
niet zoo onéreus als wordt voorgesteld, vooral dan niet, wanneer
de prolongatie wordt ingewilligd.
Immers aan datzelfde artikel heeft de gemeente te danken eene
mindere betaling der straatverlichting van 800,- 'sjaavs. Dc
hier ingekomene inschrijvingen en de elders gedane aanbestedingen
van gemeente verlichting bevestigen dit volkomen tot den huidigeu
dag. Die 800,— bedragen over 25 jaren 20000,welke
gevoegd bij de waarde welke de fabriek na afloop van den termijn
hebben zal, te zamen eene waarde geeft van 42500,waartegen
door de gemeente wordt betaald 41250,
Doch over 32 jaar zal de mindere uitraaf of winst voor de
gemeente bedragen 25600,die gevoegd bij de dan berekende
waarde der fabriek en de kosten van uitbreiding en aanbouw
een bedrag geeft van 49300,dat de gemeente zal verkrijgen
voor slechts f 33750,
Spreker zal zonder eenige bekommering voor de toekomst
zijne stem voor de inwilliging van het verzoek uitbrengen.
(Onder het spreken dezer rede heeft dhr. mi-, van Voort Vader
de vergadering verlaten.)
Daarna zegt de heer mr. de I.aat de Kanter nog, dat hij
zich onthouden heeft de memorie van de aannemers tc weder
leggen, omdat hij van oordeel was, dat dat stuk geen deel van
de discussie niogt uitmaken; dat de voorzitter in zijne rede voor
een groot deel de argumenten der memorie heeft overgenomen en
hij die grootendeels onbeantwoord meent te moeten laten. Alleen
beantwoordt hij het verwijt als of hij de beweerde regtmatigheid
van het verzoek buiten behandeling zoude hebben gelaten, met
te verwijzen naar de rede van detr heer S. Vader, die juist gezegd
heeft, dat de nota vau spreker op dat punt het meest overtuigend
«as geweest. Ten slotte zegt spreker, de discussie niet te willen
rekken, maar dat bet hoe de stemming uitvalle hem altijd aange
naam zal zijn, dat geconstateerd worde, dat hij niet heeft mede
gewerkt, tot een besluit waarbij onze opvolgers op eene onverant
woordelijke wijze zouden worden bezwaard.
Het verzoek daarop in stemming gebragt wordt ingewilligd inet
5 tegen 4 steur men. Voor stemden de heeren van Kerkwijk,
Kakebeeke, mr. S. Vader, inr. de Knokke v. d. Meulen en de
Voorzitter, tegen de heeren mr. de Kanter, van de Putte, Son-
tendam en C. Pilaar.
Uit hoofde van het vergevorderd uur wordt de wijziging der
contracts bepalingen aangehouden.
Goes, drukkerij van E. KLEEUWENS ZOON.
Ui.tffn-.rs der Got.&sche Courant,