Bijvoegsel van de Goessche Courant
van Donderdag den 24 December I8C3. N°. 100.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
GEMEENTE-RAAD TE GOES,
DEN 11 DECEMBER 1863.
De Voorzitter stelt aan dte orde het verzoek van de directie der
G'oessche G as-maatschappij, daarbij te kennen gevende dat de stich
tingsom der fabriek, met afwijking van art. 5 der voorwaarden, is
bepaald op 45000,dat daaronder evenwel naar billijkheid
niet kunnen gerekend worden de kosten van een derde gashouder, en
die van een directeurs en fitters woning, die plus minus ƒ10000,
beloopendat adressanten niet gaarne de gemeente finantien in
de toekomst willen bezwaren en hunner zijds bereid zijn van de
verhooging der stichtingssom aftezienmits haar als aequivalent
worde verleend eene verlenging van den termijn van concessie
met zeven jaren.
De voorzitter herinnert daarbij, dat burgemeester en wethouders
ingevolge dien eene concept overeenkomst aan den raad hebben
ingedienddie door den heer mr. de Kanter met eene nota is
bestreden, welke nota om inlichtingen in handen van de directie
der maatschappij is gesteld en door deze is beantwoord, al welke
stukken bij de leden zijn rondgezonden.
Burgemeester en wethouders hebben de bezwaren van den heer
de Kanter gelezen en herlezenen zijn niet door zijne redene
ringen overtuigd waarom zij ook geene aanleiding gevonden
hebben tot wijziging hunner zienswijzewaarom zij geineend
hebben bij hun voorstel te moeten persisteren.
Hij zal als nu eerst in behandeling brengen het door de maat
schappij gedaan verzoek en opent daarover de beraadslagingen
om na de beslissing daarover de opgemaakte overeenkomst al of
niet te behandelen.
Dhr. mr. Saaijmans Vader zegt, met veel belangstelling en ge
noegen de memorie van den heer de Kanter gelezen te hebben
en te venneenen dat die heer de zaak, wat de regtmatigheid be
treft uit het juiste oogpunt heeft beschouwd. Hij heeft echter
zich zeiven afgevraagd of men bij het vaststellen der voorwaarden
waarop de gasverlichting is aanbesteed, wel genoegzaam op de
hoogte was, om met juistheid te oordeelen wat er bepaald behoorde
te worden en dit zou hij moeijelijk durven volhouden op dien
grond zou hij geneigd zijn toetegeven en het verzoek intewilligen.
De heer de Ranter is van oordeel dat het request van directeuren
der Gasfabriek buiten behandeling behoorde te blijven en dat het
onderwerp der beraadslagingen slechts behoort te zijn het voorstel
van burg. en weth. met daarbij behoorende toelichting. Daartegen
is gerigt zijne nota van bedenkingen. Alvorens de zaak zelve te
bespreken vindt hij zich genoodzaakt een woord te zeggen over
de wijze waarop met die nota is gehandeld.
Die nota, ook blijkens den geleidebrief uitsluitend bestemd voor
de leden van den Raad, is buiten zijne tegenwoordigheid of voor
kennis gesteld in handen van de directeuren der gasfabiek, nog
voor dat zij bij de leden van den raad had gecirculeerd. Hij
acht dit in strijd met den geest der gemeente-wet die niet toe
laat dat personen, die geen leden van den raad zijn, deelnemen
aan de discussien van den raad maar allerminst kan het in
het belang der gemeente zijn, de bedenkingen van een lid van
den raad tegen een voorstel van burgemeester en wethouders te
stellen in handen van personen, die een met dat der gemeente
tegenstrijdig belang hebben.
De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders hebben
gemeend dit te moeten voorstellenomdat vele der door den
heer de Kanter geopperde bedenkingen door burgemeester en wet
houders niet konden toegelicht of beoordeeld worden, en om de
directie der gasmaatschappij in kennis te stellen met het concept
contractten einde van haar te vernemen of zij zich daarmede
konden vereenigenin een ontkennend geval toch verviel het
voorstel van zelfs.
De heer de Kanter zegt, dat het stellen zijner nota in handen
van de aannemers der gasverlichting naar zijn gevoelen eene
miskenning is van het standpunt waarop hij als raadslid die beden
kingen heeft in 't midden gebragthij is niet eene tegenpartij
van de gasfabriekanten zoodat de raad tusschen beiden zoude
hebben te beslissen, maar hij sprak als lid van den raad in het
uitsluitend belang der gemeente de mededeeling is ook in strijd
met alle antecedenten van den raad.
Tot de zaak zelve overgaande betoogt spreker dat de voor
gestelde overeenkomst, I niet is in het belang der gemeente, 11
ook niet door de billijkheid wordt gevorderd.
Vooreerst niet in het belang der gemeente omdat, hoe langer
de concessie looptdes te meer de fabriek in waarde zal zijn
verminderd, dit betreft niet alleen de buisleiding maar ook de
gebouwen, terwijl de overnemingsom zoowel na 32 als na '25 jaren
dezelfde blijft. Beschouwt men met spreker de verpligte overname
der fabriek voor 75 der oprigtingsom als een bezwaar, dm
kan een uitstel van 7 jaren geen voordeel geven voor de gemeen
te, te minder omdat de fabriek dan zooveel meer is achteruitgegaan;
Bij dit art. is bepaald dat de gemeente na afloop van den termijn van
23 jarende fabriek moet overnemen voor 75 van dc kosten der stichting,
bij schatters te bepalen.
beschouwt men de zaak als winstgevend, dan brengt het belang
der gemeente ook mede, zoo spoedig mogelijk in het bezit der
winstgevende zaak te treden. Maar de vraag of de gemeente be
lang heeft bij de verlenging der concessie hangt voornamelijk
af van dezeof de aannemers regtens bevoegd zouden zijn de op
45000,vastgestelde stichtingsom te verhoogen met de kosten
door hen geimpendeerd tot het maken van een derden gashouder
directeur- en fitterswoning. Ware dit zoo, de gemeente zou, door
de concessie met 7 jaren te verlengenzich bevrijden van de
terugbetaling eener som van 7500,Maar die bevoegdheid
hebben de aannemers niet. Volgens liet bestaande contract, waren
de aannemers verpligt de kosten van oprigting bij behoorlijken
staat te jnstificeren. Zij zijn daarin in gebreke gebleven en nu
is bij raadsbesluit van 22 November 1861 op verzoek van de
tegenwoordige aannemers besloten, die stichtingsom, zonder etnige
justificatie bij overeenkomst vasttestellen op ƒ45000,-Daardoor
verviel aan zijde der gemeente het regt om de behoorlijke justi
ficatie en bij gebreke van dien vermindering van de stichtingsom
te eischen, maar nu spreekt het ook van zelf, dat daardoor ook
aan zijde der aannemers het regt verviel om die eenmaal bij
overeenkomst vastgestelde som te verhoogen.
De aannemers hebben dit zelve zeer goed begrepen daarom
maken zij nu eene onderscheiding tusschen kosten van stichting
en kosten van uitbreidingmaar die onderscheiding is geheel
willekeurig. Door stichtingsom kan men niet anders verstaan dan
de kosten van daarstelling der geheele fabriek, zij moest volledig
zijn, was zij het niet, dan was het slechts pligt der aannemers om
het ontbrekende aan te vullen; nooit kan het de bedoeling geweest
zijn onder stichtingsom te verstaan, de kosten van een gedeelte
der fabriek.
In de tweede plaats wordt de gevraagde concessie ook niet
door de billijkheid gevorderd; de derde gashouder is gemaakt in
het belang der exploitatie gedurende nog 22 jaren heeft de aan
nemer daarvan de voordeden en hij zal dus na dien termijn
rijkelijk voor kapitaal en intrest gedekt zijn. Ook de directeurs-
en fitterswoning besparen hem veel meer in jaarwedden, dan de
intrest van het kapitaal aan hunne woningen besteed, ongeacht
nog het indirecte voordeeldat hunne voortdurende tegenwoor
digheid op het terrein voor de exploitatie oplevert.
De aannemer maakt die kosten dus in ziju eigenbelang en zou
de gemeente hem dan nog bovendien daarvoor eene vergoeding
schuldig zijn? En waar zou dit eindigen? De aannemer heeft
zonder de gemeente te raadplegen die gebouwen tot stand gebragt,
gaat men nu van het denkbeeld uit dat hij bevoegd is steeds
voor rekening der gemeente naar willekeur de fabriek zoogenaamd
uittebreiden dan wordt de vaststelling der stichtingsom op
4-5000,eene mystificatie en kan zij voor dat de concessie
geexpireerd is, tot het dubbele zijn gekomen. Spreker kan ook
niet toegevendat het onbillijk zoude zijn de gemeentegelijk
beweerd wordtvoor niet het voordeel dier gebouwen te doen
genieten. Hij acht dit een schijngrond, omdat de verpligting tot
overname der fabriek voor 75 reeds een énorm bezwaar is
voor de gemeente, hij acht liet integendeel eene schromelijke on
billijkheid, om daaruit nog een tweede bezwaar voor de gemeente
te ontleenen. Spreker hoopt, dat liet voorstel van burg. en weth.
zal worden verworpen en zal dan een voorstel doen om dat col-
legie te magtigen met de aannemers te onderhandelen om eene
verlenging der consessie tegen opheffing der verpligting van de
gemeente om de fabriek voor 75 overtenemen het zal dan
blijken uit de eischen der aannemers, of zijne bezwaren al of niet
gegrond ziju.
Dhr. mr. Saaijmans Vader refuteert den heer de Kanter. dat
hij tijdens de oprigting en eerste daarstelling der fabriek geen
lid van den raad was, zoodat liet hem onbekend is met hoevele
moeijelijkhedeu tie raad en het dagelijksch bestuur toen te wor
stellen hadden; hij gelooft met den heer de Kanter dat de over
name der fabriek tegen 7 5 een bezwaar is, dat in de toekomst
op de gemeente rust, maar de omstandigheden hebben liet daarheen
geleid en men is er toe moeten komen.
Het grondbeginsel waarvan men moet uitgaan is de beant
woording der vraag! is de fabriek niet te luxnriens gebouwd?
en dit meent hij het geval niet te zijn, zoodat in ziju oog de
verlenging der concessie zonder verhooging der stichtingsom de
voorkeur verdient boven de bijbetaling van de uitbreidingskosten.
Dhr. van Kerkwijk zou wel genegen zijn het voorstel aan de
aannemers te doenom aftezien van de verpligte overname- door
de gemeente zoo als dit door den heer de Kanter is aangegeven.
I >hr. van de Putte zegt, dat toen het contract is aangegaan
hij zich bepaald heeft verklaard tegen de verpligting tot
overname. Intusschen is die voorwaarde aangegaan en de tegen
woordige fabriekanten zijn onder die voorwaarde eigenaren ge
worden, zoodat men zich daartegen nu uiet meer verzetten kan.
II ij stelt de vraag die dhr. Saaijmans Vader zoo even deed
ecuigzins anders en welof men met eene fabriek die minder
kostte niet evenzeer zou zijn geholpen geweest? hem toch is door
meer dan een deskundige de som van 40000,als een nov-
i maal cijfer opgegevenvoor eene gasfabriek in gelijke gemeenten
als deze.