spreker uit Goes bedoeld, maar zoo hij er al geen lid van was,
zoo erkent hijdestijds even als zoo vele anderenook ver
klaard te hebben dat het de laatste maal zou zijn, dat hij
zijne slem aan dit voorstel zou geven en hij wil daarom de stem
die hij nu evenwel vóór het voorstel zal uitbrengen, motiveren.
Hij zegt er vóór te zullen stemmen uit vrees voor verwar
ring. Hij heeft volstrekt geen redenen om de vertraging welke
de regeling der cal. polders ondervindaan Ged. Staten te
wijten en evenmin aan de regering. Door afstemming van dit
voorstel zal er in zijn oog verwarring geboren worden, die de
regeling, door allen gewenscht, zeker niet zal bevorderen. Ook
ziet hij er geen zwak toegeven in van de zijde der State
veel eer meent hij dat liet bevorderlijk zal zijn, aan de goede
verstan Ihouding tusschen de Staten van Zeeland en het «emi
nente hoofd" van hel ministerie van binnenlandsche zaken, en
niet het «eminente hoofd van den staat" zoo als de spreker
uit Goes zich tot zijne verwondering zeer onjuist uitdrukte.
Hij ziet in de verwerping van dit voorstel volstrekt geen nut
voor de provincie en vreest veeleer, dat het tengevolge zou
hebben, dat de cal polders aanzienlijk hooger zouden worden
aangeslagen en dit alles noopt hem andermaal zijne stem vóór
het voorstel uittebrengen.
De heer Vader schetst het gewigt van het oogenblik en
wijst er op hoe dit voorstel in naauw verband slaat met het
zijn of niet zijn van de provincie, met den bloei en welvaart
van ons gewest.
Hij betreurt het, dat er op nieuw een zoo licvigen strijd ge
voerd wordt tegen dit voorsteleen strijd die gezegd kan
worden nog feller te zijn als immer te voren en dat van
eene zijde die steeds met den meesten aandrang naar een
verbeterde regeling der cal. polders heeft gestreefd, en op een
oogenblik dat de onderhandelingen deswegens aanhangig zijn,
en wijst op de inconsequentie dier leden De aangevoerde gronden
ter bestrijding zijn echter niet nieuw, maar hij vraagt, waartoe
die hevige oppositie? hij ziet er geen nut. in voor de provincie.
De spreker uit Goes zoo vervolgt hijverlangt toepassing
van het reglement dat zou dus, zijn opvoering van het dijlc-
geschot der cal. polders tot het der opbrengst. Dit heeft
echter nimmer plaats gehad, men heeft het onmogelijke van
zulk een heffing ten allen tijde ingezien omdat de oever
defensie in Zeeland als een aaneengeschakeld geheel moet
worden beschouwd de toepassing van art. 11 kan of mag
daarvan in zijn oog niet afhankelijk worden gemaakt.
Op de vraag wat. de gevolgen zullen zijn eencr verwerping
van dit voorstelantwoord hijin zijn oog niets anders als
het leveren van een bewijs dat de Staten van Zeeland zich
onhandelbaar zullen toonen in deze gewigtige aangelegenheid.
Eene afstemming toch zou niets anders tengevolge hebben, als
slooping van een oud gebouw en wonen in de open lucht, in
afwachting dat een nieuw gebouw opgerigt worde De rege
ring zou ons kunnen verwijten dat wij de ons toegestoken hand
van ons afstoten de subsidiën zullen geweigerd worden en
men bedenke toch dat er geen regtbank beslaat om het rijk
de verpligling op te leggen om hulp te verlcenen.
Verwarring en stagnatie zal volgens hem hel gevolg zijn
ecner verwerping, niets anders en niemand kan in gemoede
verklaren dal hij daarvan niet volkomen overtuigd zou zijn.
De cal. po'ders zullen méér moeten betalen de ontevre
denheid bij velen in den lande zal worden opgewekt en onze
zeeweringen het. bolwerk van ons bestaan waartegen de
verslindende vijand immer zal blijven kampen, zullen onher
stelbare schade lijden deze zullen niet vragen of de schik
kingen met de regering en de cal polders al of niet zullen
zijn afgeloopen.
Al het aangevoerde door den spreker uit Goes legen het
voorstel, zijn in zijn oog niets anders als theoriendie men
wil doordrijven ten koste van het algemeen belang.
Tegen over den triomf dier minderheid, zegt spreker, staat
het vergaan van ons gewest, en inogten hunne pogingen daartoe
ingang vinden in deze vergadering, hel schoone devies van het
Zeeuwsche wapen Lactor et Emergo zoude men spoedig ver
anderd zien in de spreuk welke men in 1734 op zekere munten
geslag'ti zag, namelijk: nl.uclor et Ementor
Hij zal daartoe niet medewerken en vóór liet voorstel stemmen.
Jhr Mr. W. YI. ff. de Jonge het woord gevraagd en be
komen hebbende doel voorlezing van ecnige zinsneden uit
het centraal rapportdoor den spreker uit Goes aangehaald
waaruit naar zijn oordcel niets anders blijkt, als «lat men aan
de verklaring, om voor hel laatst zijne slem aan dit voorstel te
zullen geven, eene voorwaarde verbonden heeft, namelijk: dat
men betrekkelijk een nieuw polder-reglement in onderhandeling
moest treden
Wel nu, vervolgt hij, aan die voorwaarde is immers voldaan,
j en naar zijn oordeel blijft dus ieder dier leden volkomen vrij
om nu vóór het voorstel te stemmen naar verkiezing. Hij
althans ziet zich door niets gebonden en zal even als vroeger
er ook nu weder zijne stem aangeven.
De Voorzitter zegt alléén eene korte toelichting te willen
geven aan de vergadering, betrekkelijk de late, de ter elfder
ure indiening van het voorstelwaaruit door sommigen een
grief gemaakt wordt tegen Ged. Staten. Hij zegt de verzeke
ring te kunnen geven aan de vergadering, dat indien het den
minister mogelijk geweest ware de aangevangen regeling der
cal. polders te beëindigen deze niet in gebreke zoude zijn
gebleven. In het voorstel ligt de bedoeling opgesloten, immers
wat Ged. Staten betreftom de bestaande heffingen onver
anderd te laten, tot dat de regeling definitief zal zijn lot. stand
gebraglterwijl hij tevens de verzekering geeft, dat de mi
nister slechts met moeite er toegekomen is om hem Voorzitter,
het doen van dit voorstel optedragen, waardoor het onmogelijk
was voor Ged. Staten om hel vroeger in te dienen. Oveiigens
verklaart ZEd dat hij de gevoelens van den laatsten spreker
vólkomen deelt.
De heer van den Bosch zegt dat door den spreker uit Goes
zijnen naam is genoemd geworden, en in herinnering gebragt
het. door hem gesprokene over dit onderwerp in de najaars
zitting van 1SG2. Hij ziet zich daarom verpligt zijne uit
te brengen stem te motiveren. Hij zegt nog dezelfde over
tuiging te hebben betrekkelijk dit voorstel als vroeger Hij
heeft zich 1111 echter de vraag voorgesteld of het in het
belang der provincie zoude zijnhet status quo waarin wij
ten aanzien der calamileuse polders verkeeren te verbivken
en na ernstige overweging tot het besluit gekomen te zijn om
zich met het oog op de bestaande omstandigheden met het
voorstel te vereenigen.
De heer Verhagen andermaal het woord vragende zegt
mijnheer de voorzitter! noch de heer Moolenburghnoch de
hei r de Jongehebben deel uitgemaakt van de afdecling
door mij beoogt (de laatste zelf was die geheelc zitting afwezig)
en van daar dan ock welligt dat het. lid de Jonge enkel af
gaande op de bewoordingen van het verslagen onbekend
met alle bijomstandigheden daarin een middel meende te
^kunnen aanwijzen, ter ontwijking van de schijn van inconse
quentie, voor die leden die lust mogten hebben er nu vóór
te stemmen boven lien is liet. over bekend dat veelal de
meest gedecideerde verklaringen nimmer zoo letterlijk worden
uitgedrukt in het officieele verslag, als zij dikwijls gedaan wor
den in de afdeelingenen als steller ook van dat rapport
heeft hij gemeend dit destijds evenmin te moeten doen. Hij
verheugt zich daarom te meer, dat de heer Moolenburgh niet
geaarzeld heeft te erkennen, dal hij even als zoo vele anderen
destijds de door hein geciteerde verklaring heeft afgelegd, zij
werd op het voorbeeld dier afdeeling toen vrij algemeen door
vele leden gedaan, en dit wilde hij alleen in herinnering brengen.
Zoo ook verheugt hij zich, dat de heer au de pertinente
vraag heeft gedaan, of Walcheren weder uit die gelden i 7000
zal genieten; en nog meer, over het ronde antwoord door den
voorzitter daarop gegeven; men weet hel nu op de meest stel
lige wijzedat de opbrengst dezer belasting, in strijd met de
uitdrukkelijke bewoordingen van het. artikelniet uitsluitend
ten, behoeve van calamileuse polders zal worden bes eed.
Behoeft er, vraagt hij, meer geconstateerd te wordenom
het bewijs te leveren dat onze toeslemming om deze belas
ting voor 1804 weder te heffen, een vlek werpen zal op deze
vergadering; dat wij, met verzaking van alle gevoel van regt,
hier, in plaats van de ulgemeene belangen Ie bevorderen, de
bijzond"re belangen van enkelen voor zouden staan, ten koste
van alle belastingschuldigen ja ten koste (voor mij althans)
van eed en pligt.
En wat, vervolgt hij, voert men aan, om de aanneming van
het voorstel te billijken en daaraan een glimp van noodza
kelijkheid te ge- en; wij hebben het gehoord, vrf.f.s voor ver
warringvref.s dal men ons als onh mdelbaar zal beschouwen,
vrees dat de grondeigenaren in de cal polders zullen moeten
betalen, waartoe zij v Igens de wet verpligt zijn, en eindelijk, het
belang voor de provincie bij het behoud van hel status quo.
Hij zegt op hel voornaamste nader terug te zullen komen,
maar eerst te willen stilstaan bij eene uitdrukking door den
spreker uil N.-Beveland gebezigd, die in zijnen ijver ten voor-
deelc van dit voorstel, zoo ver ging om in plaats van aan te
toonen, waar en hoe die verwarringwaarvan hij sprak, zou
plaats hebben, Ie zeggen dut niemand in gemoede de ver
klaring afleggen kondat. er geen verwarring zou ontstaan
door de afstemming van dit voorstel