1863. N°. 35. MAANDA8 7 DECEMBER 50" Jaargang.
pfaatseftj&'Jksluur oaii IJors.
NATIONALE MILITIE,
rMyiejjfanfrscije 3krigten.
mssi he mu\l
De uitgave dezer Courant geschiedt .Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90.
rt/ <-f
Gy
m.w' Gewone adverteiiliën worden a 20 el. de
W$
rCKCl geplaatst.
Oeboorte-. huwelijks- en doodberigtcn van
1-6 regels 1,30behalve hef zegelregl,
De inzending van advertenfiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Bij dit n°. behoort een volledig Verslag van het ver
handelde in de vergadering der Provinciale Stalen van
Zeeland d'. 6 Nov. jlbetrekkelijk het voorstel vanGed.
Staten tot heffing van opcenten op de grond- en personele
belasting over 1864.
Hels.end.mals.ixigen..
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
maken bij deze bekend
dat de raad dezer gemeente bij besluit van den tweeden
der loopende maandna verkregen goedkeuring van den heer
provincialen directeur der directe belastingen in- en uitgaande
regten en accijusen in Zeeland, heeft benoemd en gekwalificeerd
tot bet uitoefenen der controle en surveillance, het nasporen en
constateren van overtredingen in zake der plaatselijke belastingen
op den wijn en het gedisteleerdmet ingang van den eersten
Januarij 1864, den controleur en de commiezen bij de admi
nistratie der rijks-belastingen en accijnsen binnen deze gemeente
thans geplaatst en later geplaatst zullende worden; mitsgaders
bij voortduring de dienaren van policie der gemeente,
alsmede dat het constateren van den uitvoer van wijn en
gedisteleerd van den eersten Januarij eerstkomendespeciaal is
opgedragen aan de rijks-ambtenarendoor welke de consenten
tot uitvoer derhalve zullen behooren te worden afgekondigd
alvorens daarop restitutie van belasting zal kunnen plaats hebben.
Gedaan te Goes, 5 December 1868.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
J. RISSEEUW, 1. s.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien art. 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 24 der wet op de
Nationale Militie dd. 19 Augustus 1861, (Staatsblad n->. 72.)
Brengen bij deze voor de eerste maal ter kennis der ingezetenen;
dat het register van Inschrijving voor de Nationale
Militie, dagelijks, gedurende de maand Januarij, (uitgenomen
des Zondags) van "des morgens 9 tot des namiddags 2 ureter
secretarie der gemeente zal gereed liggen.
Met herinnering tevensdat tot de inschrijving verpligt zijn
alle mannelijke ingezetenen die op den Isten Januarij aanstaande
hun 19e jaar zullen zijn ingetreden hoedanige geboren zijn in
het jaar 1845, alsmede diegenen welke na het intreden van hun
19e doch vóór het volbrengen van hun 20e jaar ingezeten zijn
geworden
dat volgens art. 15 voor ingezeten wordt gehouden
1«. hij wiens vader of, is deze overleden, wiens moeder, of,
zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is, volgens de
wet van den 28 Julij 1850 (Staatsblad no. 44.);
2o. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste
aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip
voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf hield
3o. hij van wiens ouders de langstlevende ingezeten wasal is
zijn voogd geen ingezetenmits hij binnen het rijk ver
blijf houdt
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling beboo-
rende tot eenen staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte
krijgsdienst is onderworpen, of waar, ten aanzien der dienstplig-
tigheid, het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen.
(Vervolg later.)
De minister van koloniën heeft, in de zitting van Zaturdag, weder
een bewijs gegeven van die rondheid en cordaatheiddie zijn
karakter kenmerken. Zoodra er door enkele leden der kamer ge
sproken werd, om overlegging van het geheele rapport Stieltjes
met al de daarbij behoorende bijlagen te vragen, en anderen eenen
meer langen weg tot hetzelfde doel wilden betreden, heeft de
minister verklaard, bereid te zijn, om al de stukken overteleggen,
nog vóór de behandeling van de begrooting voor koloniën. Wij
hadden van den minister niet anders verwacht, en zien in zijne
handelwijze de beste beschaming van de oppositie, die zelve gaarne
in het duister werkende, anderen ook aanstonds verdenkt van
het licht te schuwen. Beschaamd over deze belofte van den mi
nister, wil men het nu doen voorkomen als maakte hij bonne mine
a mauvais jeu. Met de meest mogelijke onbeschaamdheid beweert
zijdat zij het niet isdie over de zaak Stieltjes een tint heeft
geworpen, dien de minister door mededeeling der stukken wil
wegnemen. Men heeft toch slechts het geschrijf van het dagblad
intezien (de artikelen zijn te veel in getal om ze hier allen aan
tehalen, maar de lezers van het dagblad zullen zich die gemak-
lijk herinneren), om zich te overtuigen, dat. buiten de kamer
niemand den schijn van verdenking aangenomen heeft dan het
Dagblad en zijne aanhangers. Waarlijk de oppositie moet zich
niet langer beklagen, dat de ministeriële partij en de ministers
zich met een enkel woord van de zaken zoeken afteraaken, want
dit verwijt treft veel meer de beschuldigers, ware het alleen het
feit, waarop wij heden wijzen. Zeker wordt de onbeschaamdheid
zoover gedreven, om, als de minister zijne tegenstanders beschaamt,
te kunnen zeggen; dit geldt ons niet. Men lette intusschen op
de illoyale handelwijze, om eerst den argwaan te wekken en dan
stoutweg te zeggen: dat hebben wij niet gedaan. Dat is de han
delwijze van een stouten jongen, die zijn kwaad ontkent, als hij
i de hand ziet opheffen, die hem zal tuchtigen. Wij zien overi
gens in deze handelwijze der oppositie op nieuwdat het haar
niet om beginselen te doen is, dat zij geenen eerlijken strijd
voert over zaken, maar dat het alleen het streven is om personen,
en dat zij niet rusten kan zoolang zij hunnen val niet heeft uit
gewerkt. Of kan men ook iets anders verlangen in dergelijke
zaakdan dat de minister zich terstond bereid verklaart om alle
stukken te geven. Ieder redelijk opposant zou daardoor ontwa
pend zijn, maar onze oppositie is zelfs daarmede niet te vreden,
en zet hare hatelijke insinuatien voort om zeker in hare
eigene strikken te vallen.
De Eerste kamer is tegen den 11 December bijeengeroepen
tot hervatting van hare werkzaamheden.
De begrooting van uitgaven voor den aanleg van spoorwegen
is door de Tweede kamer met algemeene stemmen aangenomen.
Daarna is de beraadslaging aangevangen over het hoofdstuk
marine. De discussie daarover is in dezelfde zitting afgeloopen
en het hoofdstuk is aangenomen met 37 tegen 25 stemmen.
De heer Stieltjes heeft andermaal een adres aan de kamer
gerigt, waarin hij beweert, dat het vroeger door hem gezonden
verslag zeer verminkt aan de kamer is medegedeeld. Bij gele
genheid, dat omtrent dit verzoekschrift rapport werd uitgebragt,
is eene korte discussie ontstaan en hebben sommige leden ver
langd dat aanstonds aan den minister zou worden gevraagd
overlegging van de stukken in hun geheek Anderen hebben
dit bestreden maar de minister heeft terstond die overlegging