N°. 84.
D0NDERDA6 29 OCTOBER.
ste
Hiirgang.
MIISSUiK rut
De uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal J' 1,95 fr. p. p. 1,99.
CM*
|j|fiewone advertentie» worden a SO ct. do
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgteu van
1-6 regels l.SO, behalve liet zegelregt.
De inzending van advertcntiEn kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dag der uitgave.
Tot dit nommer behoort ccn BIJVOEGSEL houdende
vervolg op het verslag der in den Gemeente-Raad van 19
dezer behandelde punlen.
Bij gelegenheid van de discussie in de Tweede Kamer over de
troonrede, heeft de heer Groen de omwenteling van 1813 bestem
peld met den naam van nationale zelfbevrijding. Indien dit van i
ééne omwenteling kan worden gezegd, dan is het zeker van deze.
Hier werkte geen vorstelijke eer- of heerschzucht om partijen in
beweging te brengen, maar eenige energieke mannen, den geest
en de behoefte der natie kennende en gloeijende van begeerte om
het vaderland een nieuw zelfstandig bestaan te doen verkrijgen
bereidden in stilte alles, oin op het regte oogenbiik de natie op
te roependat zij het juk zou afschuddenwaaronder zij te lang
had gezucht. Hoor hen werd het sein gegevenopdat de natie
voor zich zeiven de vrijheid herwinnen zou. Door eene krachtige,
moedige daad werd een nieuwe toestand geboren, niet verkregen
door hulp van vreemden, niet voorgespiegeld door begeerigen naar
gezag, maar gebouwd op een lang gekoesterde wenschop eene diep
gevoelde behoefte, die moeden kracht gaven, bij de groote gevaren en
moeijelijkheden die overwonnen moesten worden. De namen van van
Hogtndorp en van Stirvm, om van anderen niet te spreken, als die van
de onverschrokken voorgangers, zullen immer aan ons volk dierbaar
blijven. Zij hadden voorlang gezien en begrepen, dat alles waar aan
het volk, dat door de overheersching alle veerkracht verloren had
en in een lijdelijke toestand
gebragtniet had gedacht.
Dubbel zwaar was hunne taak, omdat zij bij hun eerste optreden
slechts door enkelen gerugsteund werden, en overal afstuitten op
vrees en bijna zouden wij zeggenslaafsche onderwerping. Maar,
hoevelen er ook gevonden werden die angstig terug bleven of hui
verend de hand aan het werk sloegenhet moet gezegd worden,
dat door hen de natie ontwaakte, en nationale zelfbevrijding was
daarvan de vrucht. Het is waar, dat vele en groote omstandig
heden medewerkten, dat zonder dezen de wel overlegde poging gesproken, maar slechts geprotesteerd tegen elke poging, om den
ons vaderlandhet zeldzaam schouwspel opleverde van een volk,
dat met de meeste bedaardheid, zonder uitspatting, gehoorzaam aan
de overheid, wier leiding het volgde, zich zeiven de vrijheid herwon,
zonder tegen deszelfs onderdrukkers te woeden op eene wijze zooals
dikwijls elders gebeurde. Wij nemen daarom zoo gaarne het woord
door den heer Groen gebruikt: nationale zelfbevrijding, over, om
dat het die omwenteling juist karakteriseert en misschien de op
lossing in zich bevat, waarom velen minder geestdrift toonen voor
een monument, en liever medewerken, om het volk meer en meer
van de door eigen pogen herkregen vrijheid te doen genieten.
De oppositie of liever het kleine clubje dat door het dagblad
vertegenwoordigd wordtkan het niet verkroppendat de natie
met de paleis-wet ingenomen is, en dat het orgaan zoo treurig
alleen staat in zijn afkeurend oordeel. Daarom rakelt het dagblad
nog eens weer de discussie van 19 Nov. op, en getrouw aan zijne
leer, dat men over het verledene en afgehandelde moet blijven
zeuren, zooals de Arnhemsche Courant zeer karakteristiek van den
heer Goltstein zegt, ontvingen wij in no. 254 weder een uitgerekt
artikel (het Dagblad zelf zegt: „een paar woorden") onder den
titel Koning en Legering, waarin het oude strijdpunt nog eens ter
sprake wordt gebragt. Wij zouden het Dagblad het genoegen laten
van dat zeuren, en het onopgemerkt laten voorbijgaan, indien dat
artikel niet gekenmerkt werd door kwade trouw in het voorstellen
van de meening van anderen; door de schandelijkste drogredenen,
maar die kennelijk daar neder geschreven werden om de minder
nadenkende lezers te winnen en alzoo den haat tegen het ministerie
aanteblazenWij voeren daarvoor een paar bewijzen aan.
I Iet dagblad zegtdat „tot driemalen toe ten duidelijkste ver
klaard is, dat koning en regering één, dus eensgezind zijn."
Daarop wordt voortgeredeneerd en langdradige hatelijkheden gede
biteerd op grond der stelling, dat één zijn en eensgezind zijn sy
noniem zouden wezen. De minister Thorbecke heeft van geen één
op een geheel verderf had kunnen uitloopenmaar dat neemt
niet weg, dat ook bij de gunstigste medewerking van alle kanten,
een vaste wil beginnen en voltooijen moest.
Was men het eens dat een vorst uit het huis van Oranje ge-
koning van het ministerie te scheiden,
Na de gegeven verklaring
van het Dagblad komt het hier op de woorden aan. Men kan
één zijn, tot één uit verschillende deelen zamengesteld ligchaam
behoorenzonder daarom eensgezind te zijn met de deelen. De
roepen moest worden, om aan het hoofd te staan van den herboren voorzitter van een collegie bijv. maakt met dat collegie een lig-
staatminder zamenstemming was er omtrent den titel en de chaam uitmaar daaruit volgt geenszinsdat hij altijd en in
magt, die hem in die betrekking zou worden gegeven. Maar voor a^es eensgezind is met alle de leden van dat collegie. Ieder
het algemeen belang weken bijzondere meeningen. En hoevelen voelt, dat hier behendig eene definitie van één zijn ingeschoven
ook tot den ouden vorm hadden willen terugkeerenniemand wordtdie geheel onjuist isom door de daarop gebouwde
wilde het groote werk, zoo schoon aangevangen en voortgezet, 1 redenering de oogen^te verblinden,
belemmeren, door aantedringen op het laten gelden van eigen
inzigten. 'tls niet te ontkennen dat de komst van den Prins
op 30 Nov. den steun gaf die men behoefde, dat de geestdrift
van het volk klom, als het meende op toekomstige grootheid te
mogen hopen, nu weder een Oranje telg zich aan het hoofd stelde,
dat de band tusschen Nederland en Oranje krachtig werd toege
haald waar het uitzigt op eene schoone toekomst gebouwd werd
op de herinnering aan een schoon verleden. De gebeurtenis van
30 November voltooide wat op den 17 van die maand begonnen
was, en het volk herdenkt gaarne, als het van zijne herkregen onaf
hankelijkheid spreekt, wat het aan Oranje verpligt is; dat Willem 1
niet aarzelde om den hem aangeboden rang, in dat tijdsgewricht,
te aanvaarden. Maar altijd blijft toch de waarheid, dat die met
van Hogendorp het initiatief genomen hebben, de natie tot zelf
bewustheid hebben gebragt, en dat de omwenteling van 1813 in
Voorts wordt in dat artikelgezegd, dat, volgens de leer van
den heer Thorbecke, de koning de wispelturigste mensch zoude
zijn op aarde, en dat alle fouten van opvolgende regeringen
voor zijne rekening zouden komen. Niet onaardig laat het Dagblad
daarop uitkomenhoe dwaas het zoude zijn om te stellendat
als de koning het met alle ministers eens was, onze koning dan
evenzeer met den heer Thorbecke als met den heer van der Brugghen
het eens zoude geweest zijn. Doch laat ons het woord onaardig niet
gebruiken, waar wij liever van eene onwaardige handeling moesten
spreken.
Weinige
regelen verder toch lezen wij„de
koning
laat besturen door raadslieden der kroon, die de regeringsdaden
voor hunne verantwoording nemen moeten, die daarom het regt
hebben hunne medewerking aan die daden te weigerenmaar
die ook verpligt zijn ze als de hunne te aanvaarden, zoodra zij
die medewerking verleenen." Gaat deze laatste redenering op, dan