Miiimfonfosclje 3kriyten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
herinneren dj^mgezefehèn aan de bepalingen van art. 27 en 42
der wet vjm- 2® -Maart 1833 (Staatsblad n». 4) omtrent de be
lasting n<iar tijdsgelang ep.lde suppletoire aangifte, volgens welke
.een ieder^'die door uitbreiding, vermeerdering, verwisseling of het
1' aanschaffen" van belasting, voor werpen der grondslagen van het
personeelVÈomt_t$ valled onder toepassing van eenen nieuwen
of verhoogden aanslag in den loop des dienstjaarsverpligt is
■alvorens en naar gelang der omstandigheden en op de boete bij
art. 35 en 39 vastgesteld, tot het indienen van behoorlijke aan
gifte deswege, in voege als bij art. 30 der wet is voorgeschreven,
kunnende daarvoor een biljet ter invulling bij den heer ontvanger
worden afgehaald.
Goes, den 17 October 1863.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAÜBEEN.
De secretaris
H. C. PILAAR.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat
Dat het SUPPLETOIR KOHIER van den HOOPDELIJKEN I
OMSLAG voor deze gemeente, volgens besluit van den gemeente
raad van den 16 Maart 1855, gewijzigd bij raadsbesluit van den
L November daaraanvolgende, goedgekeurd bij koninklijke besluiten
van den 18 April en 14 December deszelfden jaars, nos. 67 en
7 5 over het loopende jaar ter voldoening aan het bepaalde bij
art. 264 der gemeente-wet, door hen voorloopig vastgesteld, van
Maandag 19 dezer tot en met Duigsdag den 3 November e. k. van
des voormiddags negen tot des namiddags twee ure, van iederen
werkdagter secretarie ter visie zal liggenten einde ieder
belastingschuldige in de gelegenheid te stellen om zijne reclames
gedurende die dagenbij het gemeente-bestuur in te dienen.
En opdat een ieder hiervan kennis drage, zal aan deze op de
gebruikelijke wijze publiciteit gegeven worden.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 17 October 1863.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAÜBEEN.
De Secretaris
H. C. PILAAR.
De Arnliemsche Courant deelt geheel onze beschouwingen over
de «tofs-spoorwegen in ons vorig nummer opgenomen. Wij lezen
in haar hoofdartikel van 11. Vrijdag: Dat men 151 '2
„millioen bestemd voor den verderen aanleg der staatspoorwegen
„moeten wij even zeer goedkeuren. Nu icij eenmaal liet land en
zelfs onze toekomst met zulk een ontzaggelijken finantiëlen last
„bezwaard hebbenis het van het hoogste belang de beschikbare
„middelen te bezigenten einde van dien last zoo spoedig mo
gelijk bevrijd te wezen. Thans hebben wij de millioenen of
„wij ze een volgend jaar hebben zullen, kan niemand met zeker
heid voorzien. Dat wij dus werken zoo lang het dagen ons
„hooi binnen halen zoolang het droog weder isis het verstan
digste wat wij doen kunnen. De natie ziet zekerlijk liever
„eenige jaren achtereen een hoog cijfer van het batig slot voor
„spoorwegen besteden en daardoor de waarschijnlijkheid grooter
„worden, dat dan ook deze groote taak afgedaan en de eventuele
„middelen er voor tot andere doeleinden bestemd kunnen worden,
„dan dat zij, in verhouding van de minder te besteden sommen,
„het aantal werkjaren en de risico er halverwege in te blijven
„steken, toenemen zag. Hoe spoediger het spinneweb der staats
spoorwegen nu afgesponnen wordedes te beter wordt ons
„finantiëel vooruitzigt" enz.
Ook hieruit kan blijkendat wij niet ten onregte beweerden
dat de staatsspoorwegen voor velen in den lande meer een voor
werp van bezorgdheid dan van verheuging zijn.
De koloniale reactie is zoo verlegen met de in ons blad meer
malen besproken Indische adressen, dat zij op allerlei wijze haar
best doet om er den indruk en beteekenis van te verkleinen. Met
dat doel tracht P. M(ijer?) in een ingezonden stuk in het N.
Dagblad van Donderdag het betoog te leveren, dat de ondertee
kenaars der adressen vooreerst hoofdzakelijk vreemdelingen zijn
ten anderedat zij slechts Indische commissie-huizen vertegen
woordigen die in de eerste plaats bij den vrijen arbeid en den
val van het cultuurstelsel belang hebben, terwijl ten slotte wordt
beweerd, dat het andere gedeelte (volgens P. M. het hoofdbe
standdeel) der Indische maatschappij te weten de burgerlijke en
militaire ambtenaren, eene geheel andere meening zijn toegedaan
en tengevolge der liberale koloniale politiek in allerongunstigsten
toestand geraken.
Van het standpunt der oppositie was het niet kwaad uitge
dacht om de zaak over deze boeg te wendenhet was althans
te wachtendat deze wijze van beschouwing meer indruk zou
makendan de taktiek der redactiedie zich bepaalde tot het
uitschelden der onderteekenaars wier namen en het ridiculiseren
van de adressen wier inhoud zij tegelijkertijd, om de vergelijking
te bemoeijelijkenzorgvuldig voor hare lezers verborgen hield.
Maarhoe handig de heer P. M. het ook overlegd heefthij
diende eene hopelooze zaak. Ten bewijze hiervan strekt het ons
tot genoegen te kunnen mededeelen het volgend uittreksel uit een
brief, ons welwillend daartoe afgestaan, niet van een vreemdeling
of vrij-arbeidermaar van een pur sang Nederlander en sedert
jaren in Indie gevestigd hoofd-ambtenaar.
„Als gij nog niet verzadigd zijt van het XD Hoofdstuk der
„staatsbegrooting 1863dan nog een paar woorden over onzen
„Minister. Gij kunt begrijpen, dat hjj door dien spoorweg vooral
„hier zeer populair geworden isof liever hij was dat reeds
„maar nu durft niemand meer iets ten zijnen nadeele zeggen; hij
„werd bij zijne optreding beschouwd als een bij uitstek praktisch
„manmaar men vreesde dat hij tegen mannen als Wintgens
„de Brauw enz. niet bestand zoude zijn. Groot was de verbazing,
„toen men hier tot het bewustzijn kwamhoe goed hij ook in
„dat opzigt, voor zijne taak berekend was. Voor dat bier zijn
„eerste speech bekend was (ik bedoel niet die van 4 Dec.dit
„zeide menkon eene van buiten geleerde les zijnmaar nu bij
„de begrooting) hoopte en vreesde men naar omstandigheden, dat
„de anderen te sterk voor hem zouden zijn, maar ik geloof niet
„dat iemand dachtdat hij zoo goed beslagen ten ijs zoude
„komen. Men denkt nu algemeen, dat hij voor het volgend jaar
„althans weder vast zit en de meerderheid hier, is daarmede zeer
„ingenomen.
„Voor mijzelven ookwat mijn Departement betrefthoop ik
„wij v. d. Putte lang zullen houdenhij en de tegenwoordige
„Gouverneur-Generaal zijn menschen met wie men wat tot stand
„kan zien komen, en als hij een jaar of vier minister blijft, dan
„zal het er in deze Residentie heel anders en vrij wat beter
„uitzien, dan nu. Van de langzaamheid van den gang van zaken
„hier hebt gij geen begripenz.
Uit de memorie van toelichting tot het wets-ontwerp tot het
stichten van een paleis voor de Staten-Generaal, blijkt, dat de rege
ring, terwijl zij meende zich te moeten onthouden van allen invloed
op de uiting der nationale dankbaarheid voor het in 1813 herwon
nen volksbestaan en aan de viering der November-dagen het karakter
eene geheel en alleen uit het volk voortspruitende hulde te moeten
laten, het van hare taak heeft geacht het initiatief te nemen tot het
stichten van een waardig gedenkteekeu aan de niet minder groote
weldaad in November en December 1818 voor ons Vaderland
verkregen, te weten: de vestiging der hoofdbeginselen onzer staats
regeling; en daar nu de eerste cn voornaamste der daaruit
voortgevloeide instellingen, zijn de Staten-Generaal, meende zij
dat dit op geen gepaster wijze konde geschieden, dan door de
stichting van een paleis voor de Vertegenwoordiging, zonder
welke Willem I verklaarde het eenhoofdig bestuur niet te willen
aanvaarden.
Reeds is het wets-ontwerp in de afdeelingen der Tweede
Kamer onderzocht, en heden in beraadslaging genomen. Be
houdens eenige bedenkingen van ondergeschikten aard, was het
voorstel met veel voldoening ontvangen en is de aanneming dan
ook niet twijfelachtig.
Onder het afdrukken ontvangen wij per telegraaf berigt dat over
het ontwerp tot stichting van een paleis voor de Stat en-Genei aal
langdurige discussien zijn gevoerd. Een amendement van dhr. Groen,
om alleen een gebouw te stichten ter herinnering aan de gebeur
tenissen van 1813, werd verworpen met 84 tegen 13 en het ontwerp
der Regering aangenomen met 29 tegen 19 stemmen.
(Dit berigt is nog in een gedeelte onzer oplage opgenomen.)
Ter verkiezing van een lid voor de Tweede kamer der Staten
Generaal in het hoofd-kiesdistrict Dokkum zijn uitgebragt 1483
geldige stemmen, waarvan 856 op den heer Jhr. mr. S. W. II. A.
van Bejmj, thoe Kingmapresident der Arr. regtbank te Leeu
warden die alzoo verkozen is.
Door de provinciale staten in Zuid-Holland is heden in bui
tengewone vergadering tot lid van de Eerste Kamer der Staten-
Generaal benoemd de heer Joost van Vollenhovenmet 41 van
de 73 stemmen.
Heden avond houdt de gemeenteraad eene zitting, waarin o. a.
behandeld wordt het voorstel van de raadsleden Fransen van de
Putte en de Laat de Kanter, tot schorsing van eenige bepalingen
van het plan tot aflossing der gevestigde stedelijke schuld, vast
gesteld den 11 April 1853.
Het voorstel strekt om de jaarlijksche aflossing van 3000,
gedurende tien jaren te schorsen en gedurende dat tijdvak jaar
lijks eene gelijke som op de begrooting te brengen tot het daar-
stellen van een verbeterd riolen-stelsel en de noodige verbeterin
gen aan de openbare scholen.