BIJVOEGSEL VAN BE GOESSCHE COURANT. MAANDAG 5 OCTOBER 1863, No. 77. Verkort verslag van den toestand der Provincie Zeelanddoor Gedeputeerde Staten uitgebragt aan de Provinciale Statenin de Zomerverga dering van 1865. (Vervolg.) Voor de gronden, die nog voor den aanleg van bet kanaal moesten worden aangekocht, werd, op voorstel van de commissie door den minister van binnenlandsche zaken, magtiging verleend tot aankoop tegen de bij dat voorstel overgelegde waardering. De onderhandelingen met de eigenaren werden sedert ten einde gebragt, en de koopacten door den minister goedgekeurd, zijnde alzoo aangekocht 16,5140 bunders voor de som van 28555,52. De aankoop van gronden voor het eigenlijke kanaal was hier mede afgeloopenbehoudens eenige kleine perceel en van te doorsnijden wegen, waaromtrent evenwel geenerlei moeijelijkheid te verwachten was. Voor de waterleiding, die als een gevolg der met de voor malige indijkings-maatschappij door het dijksbestuur der Breede watering bewesten Yerseke gesloten overeenkomst, gemaakt moet worden, moesten evenwel ook nog gronden worden aangekocht. Op het deswege door haar gedaan voorstel, ontving de com missie magtiging om de benoodigde gronden aan te koopen, volgens de voorloopig door tusschenkomst van het gemelde bestuur met de eigenaren overeengekomen voorwaarden. De alzoo aan te koopen gronden beslaan eene oppervlakte van 31 a bunder, toebehoorende aan negentien eigenaren. Met uitzondering van een paar eigenaren, werd met allen op billijke voorwaarden voor den afstand overeengekomen. Zestien koop akten betreffende eene grootte van 1,6696 bunderwerden alzoo voor 2546,12gesloten. Ingevolge verleende magtiging had op den 28 Januarij 1862 de eerste aanbesteding plaats van werken die tot aanleg van het kanaal moesten worden uitgevoerd, als: 1 het bouwen eener steenen suatie-sluis met bijbehoorende werken voor de Breede watering bewesten Yerseleenabij Hansweert, dat werd aangenomen voor eene som van 41000 2°. het maken van twee waterleidingen met bijbehoorende werken voor gezegde watering en de gemeente Schore, en het leggen van een ijzeren duiker door den KruiningscJen Zanddijk hetwelk werd aangenomen voor 16800; 3". het graven van het noordelijk deel des kanaals, over ongeveer 3950 ellen lengte, hetwelk voor 238000 werd aangenomen. Met het onder art. 1". genoemde werk werd den 17 Maart 1862 aangevangen. Het metselwerk van de sluis was in Junij daaraanvolgende reeds geheel voltooid. De deuren en schoven waren den 1 Julij gereed. Het sluisgebouw was toen tot onge veer 2 ellen onder hoog waterpeil aangeaard, en de sluiskom 'J/in gegraven zoodat het zich liet aanzien dat deze werken op den bepaalden tijd 1 September zouden voltooid zijn doch nadat de aanaarding met kracht was voortgezet tot den 18 Julij, toen de nieuwe dijk de hoogte van gemiddeld 1 el boven hoog- waterpeil had bereikt, ontstond op den volgenden dag, 19 Julij, plotseling aan de zuidzijde der sluis eene verzakking in het dijks-ligchaamdoor zijdelingsche uitwijking der onderliggende slappe spierlagen. De dijk zonk aan de binnenzijde, over nagenoeg 30 ellen Jlengte en 15 ellen breedte, in het midden ter diepte van 1,05 el. Achter den dijk was de grond in den boezem opgekomen. Ten gevolge van deze verzakking werd de zeedijkwaarmede men aan de binnenzijde reeds met ontgraven was aangevangen weder tot 2 ellen boven hoog waterpeil verzwaard en later tot zijn vroeger profil hersteld. Ter voorkoming van verdere verzakkingen moesten voorzie ningen genomen worden. Als zoodanig werd een berm achter den dijk noodig geoordeeld, gesteund door eene zandkistlang 70 ellen, tot op de zandlaag, gerekend op 5 ellen beneden den boezem. Ter vermijding van verdere uitwijking der onderlagen tijdens het baggeren der sleuf, moest de nieuwe dijk wederzijds de sluis weder ontgraven worden, en verder de boezem aan de achterzijde zooveel verbreed als noodig was, om dezelfde water berging te behouden. Door de commissie werd den minister omtrent de herstellings werken een voorstel gedaanmet het doel om met den aan nemer van de sluis voor de uitvoering overeen te komen[tot een geraamd bedrag van 14832, niet medegerekend de kosten die voor aankoop van eenigen grond gevorderd en op 1000 geschat worden. Nadat nog eenige inlichtingen te dien aanzien door den minister gevraagd en door de commissie gegeven waren, werd vervolgens eene overeenkomst tot voorschreven bedrag door den minister den 7 November goedgekeurd. De ontgraving van den nieuwen dijk is daarna voltooid, en het baggeren der sleuf voor de genoemde zandkist vorderde tot eene diepte van 3,50 ellen tot 2,50 ellen beneden den boezem. Verde werd 2146 kub. ellen zand aangevoerd tot aanvulling van de kist. Ten gevolge van den ingevallen winter werd het werk den 20 November tijdelijk gestaakt. Met het graven van het kanaal, onder 3 vermeld, werd den 17 Bebruarij begonnen. Het eerste gedeeltezijnde tusschen den dam benoorden den Plaakschen Zandweg en den Eijksweg, lang 2300 ellen was den 31 December over de geheele lengte tot de diepte gebragt die met graven bereikt kon worden. Het noordelijkste deel daarvan, lang 200 ellen, was onder peil afgewerkt, terwijl het overige gedeelte 3 tot 4 ellen onder A. P. was gegraven. Ontstane afschuivingen maakten het dieper graven onmogelijk. Uit dit gedeelte werd eene hoeveelheid van 65900 kub. ellen grond in de wederzijdsche dijken verwerkt. Van het tweede gedeelte, strekkende van den Eijksweg tot den Bonzijweq, lang 1650 ellen, waren de dijken reeds vroeger nage noeg aan het profil gebragt, zoodat bijna al de uit het kanaal voortkomende grond naar het eerste gedeelte te vervoeren was, waartoe een spoor werd aangelegd. Van het gedeelte tusschen den Bonzij- en den Kooiwegwaren op 31 December reeds 14700 kub. ellen grond naar den Eijks weg en den oostelijken kanaaldijk ten zuiden van dien weg ver voerd. De afstand van vervoer bedroeg toen 2200 ellen. Voor de bekleeding van een gedeelte kanaalboorden met klei, van elders aan te voeren, werd een staat van meerder werk, ten bedrage van 568,50 den 24sten Julij door den Minister goedgekeurd, waaraan evenwel op 31 December nog geene uitvoering was gegeven. De waterbemaling geschiedde den 1 Julij met twee locomobiles, elk van 8 paardenkrachten, en een locomobile van4 paardenkrachten. De beide eerstbedoelde werktuigen bemaalden het eerste ge deelte van het kanaal, lang 2300 ellen; het andere het gedeelte tusschen den Bonzij en den Kooiweg, lang 500 ellen. Het bouwen van twee schutsluizen aan de monden van het kanaal werd den 30sten October in twee perceelen aaubesteed. Uit hoofde van het belangrijke verschil tusschen de aannemings- sommen, ad 594000, en de begrooting ad 434970 ea 431760, werd die besteding niet goedgekeurden hadmet eenige wijzi ging in het bestekop den 16den December eene herbesteding plaats in twee perceelen en in massa, alleen bij inschrijving, De minste inschrijvingen waren, voor het 1ste perceel 547000, voor het tweede perceel 527SOO, en voor de massa 1017800. Of schoon ook deze uitkomst niet gunstig te noemen was, daar de begrooting 963000 bedroeg, zoo was de commissie van oordeel dat, aangezien eene zeer belangrijke mededinging had plaats gehad, van eene derde besteding geene betere uitkomst kon worden ver wacht, terwijl bovendien het werk thans in handen was gekomen van zeer gunstig bekende aannemers, hetgeen voor zulk een moei- jelijk en omvangrijk werk, waaraan zooveel risico verbonden is, van overwegend belang was te achten. Zij stelde dus de goed keuring der besteding in massa voor, welke door den Minister den 29sten December werd verleend. De noordelijke havendam van Goes werd met 266 vierk, ellen steenglooijing bezet. De kosten bedroegen 721. Twee der duwpersen van de buitensluis der haven aldaar werden door ijzeren windwerken vervangen. De kosten beliepen 530; terwijl tot herstel der vloeddeuren 372 werd besteed. De houten beschoeijing aan de westzijde der binnenhaven, nabij Goes werd geheel vernieuwd. De kosten bedroegen 1216. In het jaarverslag van burgemeester en wethouders van 's Keer Arendskerke wordt gemelddat de haventjes aan t' Eindewege en den Niemce Kraaijert-polder in eenen voldoenden staat ver keerden, doch dat die aan de Zuid-Kraaijertpolder groote herstelling behoefde. Om daartoe te geraken was bereids eene overeenkomst tot stand gekomen met het bestuur van den Zuid-Kraaijert-polder, welks sluis op het haventje uitwatert, doch eer deze definitief gesloten was, en terwijl reeds het bestek der herstelling door den minister van binnenlandsche zaken was goedgekeurd en de aanbesteding bepaald, viel de havendam op den 19 April jongst leden bijna geheel weg, zoodat de gesteldheid van het locaal geheel veranderde, en de zaak moest worden opgeschort. De haven en kom te Eals werden volgens het verslag van burgem. en weth. in 1862 uitgediept. De kosten daarvoor be droegen 59; terwijl tot herstel der schade door den storm van 1921 December veroorzaakt, eene som van 17 werd besteed. Volgens het jaarverslag van Burgemeester en wethouders van Kortgene vorderde eene dringende herstelling aan de haven eene som van 85,78, en werd op de begrooting voor 1863 eene som ƒ500 uitgetrokken tot vernieuwing der beschoeijings-werken. Omtrent de haven der gemeente Kruiningen te Hansweert ge dragen wij ons aan ons vorige verslag. De haven te Wissenkerlce bevindt zich, volgens het jaarverslag, van burgemeester en wethouders in goeden staat. De opbrengst r van kaai- en havengeld bedroeg in 1862 f 216,25.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1863 | | pagina 5