1863. N°. 68. DONDERDAG 3 SEPTEMBER, 5«,te Ja;
II.
3StimeïiCiinöscf)e lengten.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,55 fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiün worden a SO et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten Vflii
1-6 regels 1,30behalve het zegelregt.
De inzending van advertsntiSn kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dag der uitgave.
Gelijk wij in ons voorgaand nummer aanhaaldenwil het dag
blad in de eerste plaats betoogen dat onder het ministerie Thor-
becke de regeling der uitgifte van gouvernements-suiker-contrac-
ten in Nederl. Indie niet bij de wet maar bij besluit plaats
„heeft," of, zoo als het in u°. 204, nader wordt omschreven,
„dat het vroeger tot stormram gebruikte beginsel, dat de net
moet regelendoor den heer Transen van de Putte is losgelaten."
Om nu tot het bewijs dezer stelling te geraken, wordt eenvou
dig aan het kon. besluit van 20 Julij eene strekking toegedicht,
die er geheel vreemd aan is. Want het doel van het besluit is
wel, om de voorwaarden te herzien der bestaande contracten,
geenzins om de wijze van uitgifte van contraeten te regelen. En
toch is de toeleg geene andere dan om dit te doen gelooven.
Niet alleen, dat de regeling van 1860 van den heer Roe/tussen,
en het besluit van 20 Julij, als zaken van gelijke strekking tegen
elkander worden overgesteld en vergeleken, maar de geheele ver
dere redenering is op die valsche stelling gebouwd. Met herin-
neriug aan de in Mei 1860 in de Tweede Kamer gevoerde dis
cussie over eene motie waarbij verklaard werd, dat er behoefte
bestond tot regeling der uitgifte van cultuur-contracten bij de
wet, wordt in het breede uitgeweid, hoe daarbij de heeren Thor-
becke en v. Hoëvell op regeling bij de wet aandrongen; uit de
bekende brochure, door den heer van de Putte in 1860 uitgegeven,
wordt eene zinsnede aangehaald, waarin het betreurd wordt, dat
de toenmalige minister van koloniën Rochussen tot wettelijke re
geling der' uitgifte niet te bewegen wasalles om ten slotte tot
de conclusie te komen, dat door het ministerie op verregaande
wijze met beginselen gespot en gespeeld wordt.
En toch wist het dagblad, maar het verzwijgt, dat tusschen
de regeling van 1860 en het besluit van 20 Julij in doel en
strekking een kemelsch breed onderscheid bestaat. Terwijl eerst
genoemde algemeene grondslagen vaststeldenaar welke de gou-
„vernements-suiker-cultuur, alsmede de fabrikatie op Java wordt
„in stand gehouden," en dus het onderwerp in zijnen geheelen
omvang voor de toekomst regelde, heeft het besluit van 20 Julij
slechts ten doel tijdelijke maatregelen te nemen ten aanzien der
thans op Java aanwezige gouvernements-sniker-ondernemingen
en bevat omtrent de uitgifte, of liever, omtrent de publieke
uitbesteding, slechts bepalingen voor de acht of tien onderne
mingen die ten gevolge van niet-toetreding tot de algemeene
voorwaarden weder ter beschikking van het gouvernement komen
en waarvan twee reeds in dit jaar eindigenzoodat onmiddelijke
voorziening gebiedend wordt gevorderd.
Verzwegen wordt, dat eene' wettelijke regeling van de uitgifte
der bestaande ondernemingen, die in 1860 verlangd werd en toen
zeer nuttig en voordeelig voor den staat zoude geweest zijn,
thans nog voor een groot aantal jaren doelloos is geworden dooi
de toen bij besluit tot stand gebragte regeling, ten gevolge
waarvan de bestaande contracten voor tien jaren zijn verlengd;
maar ook verzwegendat het beginselom de uitgifte van nieuwe
ondernemingen bij de wet te regelenniet alleen niet is losgelaten,
maar dat bij de behandeling van het budget van koloniën ten
duidelijkste is gebleken, dat de tegenwoordige minister dat be
ginsel onveranderlijk blijft vasthouden.
Of zou het dagblad niet wetendat reeds in de memorie van
beantwoording de minister heeft verklaard, eene voordragt tot
regeling der gouvernements- en particuliere cultuur aan het oor
deel der vertegenwoordiging te zullen onderwerpen; en in de
discussiendat die cultuur-wet in de eerste plaats regels zal stellen
voor de uitgifte van gouvernements-contractenen dat er geene
nieuwe contracten zullen worden uitgegeven, zoolang de cultuur
wet niet is tot stand gekomen?
Dit alles is aan het dagblad volkomen bekend, want het staat
in het bijblad opgeteekend; en wanneer het dan in weerwil hiervan
aan het besluit van 20 Julij, de benaming geeft van „Regeling
„der uitgifte van gouvernements-suiker-contracten inNed.Indie,"
en het doet voorkomen als of het dergelijke regeling beoogde,
dan noemen wij dit opzettelijke misleiding en zeggen op onze
beurt: „Zie daar de consequentie, de politieke eerlijkheid van
de tegenwoordige oppositieZie daar goedmoedige lezers van
het Dagbladhoe het met u handelt
{Wordt vervolgd.)
De reactionaire pers, die het volk zoo lief heeft, die voor
deszelfs belangen waakten zich steeds voor het orgaan
van ons publiek uitgeeft, geeft eene weinig vleijende voor
stelling van het voorwerp harer liefde. Het Nederlandsche volk
is blind. Van daar de wanhopende uitroepwanneer zullen aan
het volk de oogen open gaan Het Nederlandsche volk is doof.
Van daar de vertwijfelende vraag: wanneer zal het beroep tegen
de handelingen van den Dictator op het volk eindelijk baten.
Het Nederlandsche volk is stomwant het zwijgt niet alleen
naar den wil des Dictators, maar het zwijgt ook bij de her
haalde oproepingen van diens invloedrijke tegenstanders. Voegt
daarbij, dat het Nederlandsche volk vertegenwoordigd wordt,
door eene Eerste kamer die geintimideerd wordt, als zij de
stem des Dictators maar in de verte hoort; door eene Tweede
kamerwaarin één minister alle discussie stuitof aan wier
discussie geen der ministers zich stoort. Zóó wordt de eer der
natie door hare boezemvrienden die het zoo wel met haar
meenen, opgehouden. Zoo wordt zij door dezen voor het buitenland
gekarakteriseerd. Er ligt dan dunkt ons weinig roem in, om zich
voor het orgaan van zulk een volk uittegeven.
(Zie het A'. D. v. 's Gr. n". 205).
Onder de zoogenaamde aardigheden van de partij van den
achteruitgang, behoort ook de uitdrukking het liberale ministerie
van de burgerlui. Het is bekend dat die haren oorsprong
verschuldigd is aan de beweringdat het tegenwoordig ministerie,
vooral steun vindt bij de burger- of middenstand. Is die stand
in zijne soort even achtingswaardig als de hoogere standen der
maatschappij, dan is het eene eeretitel, die aan het ministerie
wordt gegeven. Wordt echter door die bijvoeging bedoeld om
het ministerie te declineren, dan bewijst het weinig voor degenen,
die op zoodanige wijze van burgerlui spreken, en die daardoor
mindere achting toonen voor een groot deel onzer burgers
waaronder vaak zoo velen gevonden worden, die achtingswaardiger
zijn dan zij, die voor hen den neus ophalen.
Een regerings-telegram gedagteekend 24 Julij is te 'sHage uit
Batavia ontvangen en luidt: Twee inschrijvers hebben zich op
gedaan voor de stoombootdienst. De Heldin is den 23e naar
Holland gezeildhet fregat Djambi is aangekomen.
De minister Thorbecke is van zijne buitenlandsche reis in de
residentie terug gekeerd.