^uitenfanö.
$emcngÖR lengten.
Uit Geneve meldt men, dat de liberale vereeniging Helvetia,
ten gunste van de emancipatie der joden eene memorie aan
den bondsraad heeft gerigt.
Uit Krakan wordt gemeld, dat de bewoners dier stad, die
vroeger den Poolschen opstand met hart'en ziel waren toegedaan,
thans tot andere gedachten schijnen te komen. Velen hebben
zich geruineerd; die nog iets te verliezen hebben, trekken zich
terugen men ziet thans duidelijk, dat de opstand Polen en
zijne bewoners slechts ten verderve zal brengen. Uit de provincie
Posen verwijderen zich dagelijks al meer personen en vooral
verdient het opmerking, dat de opgewondenheid der jonge lieden
zoo zeer geweken is, dat er geen dag voorbij gaat, waarop ni'et
10 a 12 jongelingen aan de grenzen worden gearresteerd.
Uit de Amerikaansche berigten blijktdat geene belang
rijke verandering daar in den staat der zaken is gekomen. De
Zuidelijken hebben zich eenigzins hersteld en schijnen kleine'
voordeelen behaald te hebben. Erger voor hen luidt het berigt,
dat Noord-Carolina zich van het Zuiden wil afscheiden, om aan
het Noorden aan te sluiten. Wel is het niet waarschijnlijk dat
dit tot stand komen zal, maar het bewijst dat de eenheid onder
de Zuidelijken gevaar loopt, en verdeeling van kracht moet
noodwendig tot den val leiden.
Een Oostenrijksch dagblad verhaalt de volgende ontmoeting
van den Pruissischen minister von Bimarclcgedurende zijn
verblijf te Gastein die den kabinetspresident niet zeer aangenaam
zal geweest zijn. l)e ministers von Boon en von Bismarck ont
moetten bij toeval in een dorp achter Salsburg den onder-koning
Lodevijk van Beijeren. Deze, den heer von Boon kennende knoopte
terstond een gesprek met hem aan. De lieer v. Bismarck verzocht
toen zijnen collega, om hem ook aan den koning voor te stellen,
die niet aarzelde om aan dat verzoek te voldoen. Daar de
koning eenigzins doof is, was de heer von Rooit verpligt zijne
vraag te herhalenzóó luiddat alle omstanders het konden
hooren. Men kan zich begrijpen dat allen verbaasd waren, toen
de koning uitriep; neen! neen en onmiddelijk zijnen weg vervolgde.
Het vorsten-congres te Frankfort, is vergaderd en eene
der eerste werkzaamheden is geweest, een gala-diner. Men schijnt
er hoogen prijs op te stellen om den koning van Pruissen,
ondanks zijne eerste weigering, ook te zien verschijnen. Er is
daarom besloten nog eene vriendschappelijke uitnoodL.ing aan
hem te rigtendie door den koning van Saksen in persoon
zal worden overgebragt.
Omtrent dat congres zegt een Duitsch blad teregt: hoe ongunstig
zal de indruk zijn en welk eene getuigenis zullen de vorsten
van zich zeiven afleggen, indien zij niets tot stand brengen in de
plegtige vergadering door hen belegd.
Te 'Gravesande is een jongmensch, die in het duin bezig was
om konijnen uit hunne holen op te delven, onder het neerstortende
zand bedolven en gestikt. Te Oisterwijk zijn negen huizen,
waaronder vijf kapitale boerderijen met hunne met granen rijk
gevulde schuren in een paar uren tijds door brand vernield.
De oorzaak van den brand woidt toegeschreven aan de onvoor-
zigtigheid van een handboogschutter die zijn brandende cigaar
of pijp tegen den uit stroo zamengestelde Doelen heeft gelegd
waarvan het vuur zieh aan een nabijgelegen schuur heeft mede
gedeeld. De schade is zeer aanzienlijk, want er is weinig gered,
maar het grootste gedeelte moet bij verschillende maatschappijen
verzekerd zijn. Een bakker te Vlissingen verloor voor eenigen
tijd alles door brand. Later bleek, dat zijn huis belast was met
eene hypotheek en dat de houder van deze uitdrukkelijk bepaald
had, dat het huis niet mogt verzekerd worden. In Dalmatie
heerscht eene zoo langdurige en buitengewone droogtedat de
oudste menschen zich iets dergelijks niet herinneren. Eene
jonge vrouw te Lysy (Nievre) zeer onlangs bevallenzat met
haar kind aan de borstin de nabijheid van het vuur. Door
eene plotselinge flaauwte overvallen stortte zij voorover in de
vlam. Onmiddelijk kon zij weêr opstaan maar hare kleederen
stonden in brandzij denkt niet aan zich zelve maar aan
haar kindlegt het op den grond en bluscht met hare han
den het vuurdat ook de kleederen van het kind heeft aan
getast. Intusschen staat zij in ligtelaaije vlam en roept om
hulp. De buren die van buiten de vlam zien, durven niet bin
nen komen denkende dat het huis in brand stond. Eindelijk
treden eenige binnen en zien de vrouw stervende als roet brand
wonden overdekt. Geene hulp mogt baten, zij stierf na drie uren
lijdens, maar had haar kind gered, dat door hare zelfsopoffering
slechts weinig was gedeerd. Een rentenier in de omstreken
van Charleroi heeft Zaturdag, zonder dat men de aanleiding daartoe
weet, een ander inwoner zijner gemeente, door een pistoolschot eene
wond in het aangezigt toegebragtkennelijk met het doel om
hem te dooden, ofschoon hij gelukkig dat doel niet heeft bereikt,
'tls een soortgelijk geval als onlangs in ons land voorviel, en
al geschiedde dit onder eenigzins andere omstandigheden, beiden
leveren het bewijs, dat niets doen dikwijls tot kwaad doen leidt.
Een snuggere geest in de residentie vindt het zeer lastig,
dat de koetsiers aan het station geen fransch verstaan. Misschien
zal hij later wel voorstellen, dat zoo vele gegradueerde personen,
die nu toch van honger omkomenzich tot die verheven be
trekking mogen leenen. Gelijk te verwachten waszijn de
vóór eenige jaren uitgevonden naaimachines niet alleen geper
fectioneerd, maar men heeft nu in Parijs ook kleine naaimachines,
die de dames gemakkelijk met zich kunnen voeren. In een klein
doosje van 15 centimeters in het vierkant tegen 4 centimeters
hoog besloten, is het gemakkelijk in een werkmandje te bergen.
In ééne seconde kan het werktuigje aan de tafel worden vast
gehecht en in werking gebragt, en door middel van eene kleine
bewerking met de hand wordén de plooijen, zomen en elk ander
soort van naaiwerk met de meeste snelheid en regelmatigheid
vervaardigd. Alle ligte stoffen worden het netst door deze machine
bewerkt. De Hooge raad verhuist met lo October naar het
nieuwe gebouw, na eerst de 25jarige dienst van het tegenwoordige
gevierd te hebben.
Verkort verslag van den toestand der Provincie
Zeelanddoor Gedeputeerde Staten uitgebragt
aan de Provinciale Statenin de Zomerverga
dering ran 1865.
Vervolg
Door de raden van twee gemeenten, namelijk Goes en Hulst,
werden wijzigingen vastgesteld van de reglementen van orde voor
hunne vergaderingen. De raad van Duivendijke stelde eene
instructie voor den secretaris dier gemeente vast, terwijl die van
de secretarissen van Kloetinge en IJzendijke door de raden dier
gemeenten werden gewijzigd.
Omtrent enkele der voormelde strafbedreigende verordeningen,
heeft met het departement van binnenlandsche zaken eene briefwis
seling plaats gehad. .Zij betrof verordeningen op het nummeren
der gebouwen en het bijhouden der bevolking-registers en op
de brandweer.
Eene daarin voorkomende bepaling dat ook al de in de gemeente
verblijvende personen bij iedere verandering van woning of verblijf
in de gemeente, daarvan binnen acht dagen aangifte ter secreiarie
moeten doen, met vermelding van het door hen betrokken huis,
meenden wij in strijd te zijn met het algemeen belang.
Volgens onze zienswijze kunnen zij die tijdelijk in eene gemeente
verblijvenin het belang van het bijhouden der bevolking-registers
niet wel genoodzaakt worden, aangifte te doen van iedere veran
dering van verblijf, aangezien bij art. 3 van het koninklijk
besluit van den 3 November 1861 (Staatsblad n 94), als regel'
wordt gesteld, dat zullen worden ingeschreven, zij die in de
gemeente Kerkelijk iconen of aldaar hun gewoon en duurzaam
verblijf houden, terwijl, naar art. 89 van dat besluit, de tijdelijk
verblijvende slechts worden ingeschreven zoo zij van hun verblijf
wenschen te doen blijken.
Mede zagen wij in strijd met de wet, in zoo ver daarbij eene
aangelegenheid werd geregeld, waarin reeds bij eenen maatregel
van algemeen bestuur was voorzien in eene bepaling waarbij
elk hoofd van een huisgezin verpligt werduiterlijk binnen
eene maand aan het gemeentebestuur kennis te geven van ieder
lid dat, bij verhuizing binnen de gemeente in het huisgezin
wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende dienst- en werk-
boden daaronder begrepen.
Het kwam ons voor dat de verpligting tot die kennisgeving
begrepen is in het voorschrift van art. 7 van het bovenaangehaald
koninklijk besluit van 3 November 1861, en dat dit artikel
voorzag zoo wel in het geval dat personen van buiten de ge
meente, als in dat, dat personen binnen de gemeente woonachtig,
in een huisgezin worden opgenomen of daaruit gaan.
De regering deelde deze onze zienswijze.
Zij deed dit niet ten aanzien eener bedenking welke bij ons
was gerezen, tegen eene bepaling waarbij de ingezetenen der
gemeente de verpligting werd opgelegd van iedere verhuizing
binnen de gemeente binnen 14 dagenter secretarie kennis te
gevenen waarbij die verpligting werd gelegd op de hoofden
der huisgezinnen voor hunne vrouwen inwonende kinderen
bloed- en aanverwanten en inwonende dienst- of werkboden.
Naar onze zienswijze konmet het oog op art. 7 van het
meergemeld koninklijk besluit, de daargestelde termijn van eene
maand niet tot veertien dagen worden beperkt.
Volgens de regering, is aan den gemeente-raad de bevoegdheid
niet te betwisten tot het vaststellen eener bepaling als boven
gemeld, waar het bepaalde verhuizingen geldt, en zou het even
beroepen art. 7 meer doelen, op de veranderingen in het personeel
der huisgezinnen binnen de gemeente.
Van eene verordening op de brandweer zijn de volgende
bepalingen, in overeenstemming met het door ons deswege aan-
gegevene, door den koning vernietigd; als:
die, waarbij aan burgemeester en wethouders wordt opge
dragen wegens bijzondere omstandighedenniet voor eene
enkele, maal dat de dienst bij de brandweer vereischt wordt
maar geheel en al van de dienst vrij te stellen, als strijdig met
de artt. 192 en 193 der gemeentewet daaringevolge die
wetsbepalingde verordening de inwoners tot het doen van
persoonlijke diensten oproepten dus ook de verordening de
redenen van vrijstelling van de dienst moet opgeven; en