De Burgemeester het laatste in strijd met de wet achtende
gaf aan hetzelve geene uitvoering, en verklaarde, nadat zijn voor
stel, om tot de benoeming van leden van het stembureau voor
de nieuwe verkiezing over te gaan, was verworpen, met een der
wethouders het bureau van stemopneming te zullen uitmaken.
Daar nu de bepaling van den dag voor de stemming, ter ver
kiezing van een raadslid, geheel vreemd is aan de bemoeijingen
van den raad, was het gedachte besluit in zoover zonder twijfel
in strijd met de wet. Wij meenden ons echter te kunnen ont
houden de vernietiging daarvan aan te vragen, vermits hetzelve
op den gang der zaak geen den minsten invloed had gehad
dewijl met de nieuwe stemming op den bepaalden dag was voort
gegaan. Bij deze stemming werd de heer mr. Dronken tot raadslid
benoemd, welke benoeming door hem onmiddelijk werd aange
nomen. Wij gaven van een en ander berigt aan zijne excellentie
den minister van binnenlandsche zaken.
De minister deelde ons hierop mede, dat, naar zijn oordeel,
ook van het bestreden besluit van burgemeester en wethouders
geene vernietiging kon te pas komen, daar hetzelve mede van
geen invloed was geweest, dewijl toch een van de twee perso
nen, die bij de herstemming hadden moeten in aanmerking ko
men, en juist hij die buiten aanmerking wenschte te blijven,
gekozen was, terwijl toch, in allen gevalle, zoo de gepleegde
onwettigheid herstelling behoefde, daartoe het middel moest ge
zocht worden in de beslissing omtrent de toelating of niet toe
lating van den gekozene, 'tzij van den raad, 'tzij in hooger be
roep of ambtshalve door onsen ten laatste, bij beroep van onze
beslissing, op den koning. Hij maakte alzoo zwarigheid de ver
nietiging van het, ook naar zijn inzien, met de wet strijdige besluit
aan zijne majesteit voor te dragen.
Naar aanleiding hiervan meenden wij des ministers aandacht
er nader op te moeten vestigendat het besproken besluit wel
degelijk op de stemming van invloed was geweest. Immers be
droeg het getal kiezers, die aan de tweede stemming deelnamen,
niet meer dan 80, tegen 140 die bij de eerste stemming waren
opgekomen, terwijl de heer Weijns, die bij de eerste stemming
d7 stemmen had bekomen, bij de tweede stemming slechts 25
stemmen op zich vereenigde. Naar onze meening was hieruit
gereedelijk op te maken, dat het meerendeel der voor den heer
Weijns gestemde kiezers gemeend hadden aan de tweede stem
ming geen deel te moeten nemen, uithoofde zij deze beschouw
den als eene handeling in strijd met de wet.
Wij gaven aan den minister tevens als ons gevoelen te kennen,
dat het zoo wel bij de kiezers, als bij den heer Weijns zelf be
staande bezwaar, niet wel dan door eene vernietiging van het
beklaagde besluit kon worden weggeruimd, tenzij, bij niet toe
lating 'van den bij de tweede stemming tot raadslid benoemden
persoon, alsnog eene herstemming over het vroeger gevormde
tweetal moest plaats hebben, en dat die herstemming zeis door
het collegie, hetwelk de geloofsbrieven had te beoordeelen, kon
worden bevolen.
Wij wezen voorts op de mogelijkheid dat de bij de onwettige
^temming benoemde persoon, ofschoon hij de benoeming reeds
had aangenomen, de indiening der bij art. 17 der gemeentewet
bedoelde stukkeu oubepaaldelijk zou uitstellen, aangezien hij na
genoeg de zekerheid bezat van niet te worden toegelaten, 'tzij
dan ten gevolge van een raadsbesluit, 'tzij ten gevolge eener
beschikking van ons of van den koning, waardoor dan een door
burgemeester en wethouders, in strijd met de wet, genomen be
sluit het gevolg zou hebben dat eene plaats in den raad voor
eenen onbepaalden tijd onvervuld zou blijven, een bezwaar 'twelk
door de vernietiging van dat besluit geheel ware voor te komen.
Wij drongen bij den minister er dus nader op aan dat aan ons
daartoe strekkend voorstel alsnog gevolg mogt worden gegeven.
De minister bleef echter bij zijn gevoelen, dat eene vernieti
ging van het verkeerde besluit niet te pas kwam, ook al had
hetzelve op den uitslag der laatste verkiezing van invloed ge
weest, dewijl bij het onderzoek der geloofsbrieven van het nieuw
benoemde lid de door de wet aangewezen gelegenheid daar zou
zijn: om te beoordeelen of de benoemde als wettig gekozen kon
worden beschouwd, en bijgevolg het besluit van burgemeester en
wethouders van zelf ter sprake zou moeten komen, terwijl, zoo
de raad daarin achterlijk mogt blijven, door onze vergadering
eene andere beslissing genomen en, bij beroep, door den koning
uitspraak gedaan kon worden.
De vernietiging kon, naar des ministers oordeel, te minder te
pas komen, omdat, al wierd daartoe overgegaan, toch geene her
stemming meer kon plaats hebben, aangezien de bij art. 11 der
gemeentewet gestelde termijn reeds verloopen was, zoo dat er
geene mogelijkheid meer bestond om de zaak in den toestand,
waarin zij zich by den afloop der eerste stemming bevond, terug
te brengen.
De minister gaf voorts, als zijne meening, te kennen, dat de
vraag, of bij niet toelating van het gekozen lidalsnog eene her
stemming tusschen de vroeger aangewezene personen zou moeten
plaats hebben, naar aanleiding van het 2.1e lid van art. 38 der
wet, ontkennend moest worden beantwoord, daar, naar zijn in
zien, de wetgever daarbij duidelijk te kennen geeft, dat, na zoo
danige uitspraak, steeds eene nieuwe verkiezing moet worden uit
geschreven.
Wat eindelijk het onbepaald uitstellen door den gekozene van
de indiening zijner geloofsbrieven betreft, kon de minister zich
niet voorstellen dat die persoon, die als burgemeester geroepen
was de wet ter goeder trouw te helpen uitvoeren, door zoodanig
uitstel de bedoeling der wet, die den raad steeds zoo veel mo
gelijk voltallig wil hebben, zou trachten tegen te werken.
Wij meenden, ofschoon wij door deze mededeeling van de on
juistheid onzer zienswijze in deze zaak niet overtuigd waven, ons
van verdere vertoogen bij den minister te moeten onthouden, en
gaven aan den heer Weijns alzoo te kennen dat onze vergade
ring in zijn bezwaar niet kon voorzien.
Naar des ministers verlangen, deden wij burgemeester en wet
houders voorts opmerken, dat van hunne zijde de wet in deze
zaak verkeerdelijk was toegepast, daar de wet, waar volstrekte
meerderheid gemist wordt, bepaaldelijk herstemming vordert tus
schen hen die de meeste stemmen erlangdenen hierin geene
afwijking toelaat in het geval dat een der personen, waarover
herstemd moet worden, buiten aanmerking wenscht te blijven.
Wij gaven daarbij tevens aan gemeld collegie te kennen, dat
zijne handelingen ons te meer bevreemdend voorkwamen, daar
aau hetzelve reeds in 1853, namens onze vergadering, was te
kennen gegeven, dat eene herstemming moet plaats hebben in
elk geval waarin door bet bureau van stemopneming is beslist
dat eene zoodanige herstemming' moet geschieden, en dat, noch
burgemeester en wethouders, noch Gedeputeerde Staten, bevoegd
zijn eene beslissing van het stembureau, welke dan ook, te ver
nietigen of buiten gevolg te houden.
Eindelijk heeft de heer mr. Dronkers de aanneming zijner be
noeming tot raadslid ingetrokken, waardoor deze ingewikkelde
zaak door eene nieuwe vrije stemming is getermineerd.
Voorts werd door zijne majesteit tot burgemeester van Wolp-
haartsdijk benoemd de heer mr. C. P. Lenshoek, ter vervanging
van den heer H. van Strien, eervol ontslagen.
Wordt vervolgI).
INGEZONDEN.
De afdeeling der Broedergemeente te Zeijst doet jaarlijks ver
slag van hare werkzaamheden onder de slaven in Surinameop
denzelfden dag worden mededeelingen gedaan omtrent de zendings
werkzaamheden der Broedergemeente in het algemeen. Zijdie
door jaarlijksche bijdragen dezen arbeid ondersteunenworden
schrittelijk uitgenoodigd tot bijwoning van dit feest en als broe
ders ontvangen terwijl de toegang tot de bijeenkomsten op dien
dag voor alle belangstellenden openstaat. Wie immer zulk een
dag daar mogt doorbrengen zal de herinnering daaraan niet ligt
vergetenteregt draagt dat feest den naam van Unitatstag (ver-
eenigingsdag), want daar heersoht ware éénheid tusschen broeders,
al behooren ze uitwendig tot verschillende kerkgenootschappen.
Tengevolge van vermeerderde belangstelling in den zendings-
arbeid, is in de laatste jaren de toevloed der bezoekers te Zeijst
zeer groot geweest, zelfs te groot voor de beperktheid van het
gebouw. Dit deed den wenscb ontstaan om, even als zulks in
Duitschland plaats heeft, zoo mogelijk in het vervolg eene by-
eenkomst in de vrije lucht te beproeven. Voor het eerst heeft
dit onlangs plaats gehad te Wolfheze, het eigendom van de
familie van Brakel. De Heraut van 14 dezer bevat een kort
verslag van dat zendingsfeest. In de hoofdzaak komt bet hierop
neer. Het doel der bijeenkomst werd door ds. Heldring korte-
lijk herinnerd. Door den heer Looman, uit Amsterdam, werd
vervolgens een uitvoerig verslag mededeeld van den veel omvat-
ténden zendings-arbeid over de geheele wereld. Een en ander
werd voorafgegaan door gebed en gezang, het laatste onder be
geleiding van het koor bazuinblazers der Zeijster-Broedergemeente.
Hierop volgde eene ruime pauze, zoo om iedereen in de gele
genheid te stellen zijne bekenden toctesprekenals om eenige ver-
verschingen te gebruiken. Des namiddags werden door verschil-
lende sprekers bijzondere mededeelingen of toespraken gedaan
ordeshalve werd aan elk spreker 20 minuten vergund, terwijl
met de bazuin telkens een teeken werd gegevenwanneer die tjjd
verstreken was. Bij afwisseling werd nu en dan iets toepasse-
lijks gezongen, alles werd met gebed en gezang besloten.
Het aangevoerde zal voldoende zijn om te doen ziendat er
geenerlei grond bestaat om de zamenkomst te Wolfheze onder
een belagchelijk licht voortestellen.
V. D. B.
3Srtcoeniirxooer.
f
Uit eene goede bron kunnen wij mededeelendat een brief
die Maandag 10 Ang. des voormiddags tijdig op het postkantoor
te Goes werd bezorgd en ook het postmerk van dien datum
vertoonteerst Woensdag avond te Wissekerke (N.B.) aan des-
zelfs adres is bezorgd, zonder dat het stempel van het hulpkan-
toor Cortgene daarop werd gevonden. Waar heeft intusschen die
brief vertoefd, en hoe heeft hij het adres bereikt, zonder het
1 hulpkantoor te passeren?