1863. IV 61. MAANDAG 10 AUGUSTUS. 50'" Jaargang.
yffltttseCtjfi iSestour.
(iOHSSdlK l'MIBAVT,
De nitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,35 fr. p. [i. ƒ1,90.
Gewone advertentiën worden A ZO et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van
1-6 regels ƒ1,30, behalve bet zegelregt,
De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie nren des namiddags op den dag der nitgave.
Bel3Lend.m.als:lxiseu.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
willende voldoen aan de circulaire van den heer commissaris des
konings in de provincie Zeeland, van den 19 Januarij 1852, A,
nj. 103, le afd,, (prov. blad no. 11), houdende uitnoodiging om
jaarlijks vóór of uiterlijk op den 20 Augustus in te zenden eene
opgave van do in deze gemeente zicli bevindende officieren, onder
officieren en verdere leden der schutterijdie ter erlanging van
het eereteeken ingesteld hij Zijner Majesteits besluit van den 5
December 1851, voor EERVOLLE, LANGDURIGE, WERKE
LIJKE DIENST bij de SCHUTTERIJEN, in de termen zijn
gekomen en verlangen daarmede te worden begiftigdbren
gen zulks ter kennis van de belanghebbendenmet verzoek, om,
met overlegging van eenen staat van dienst waaruit blijktdat
zij gedurende vijftien jaren en laiujervoor zich zeiven in wer
kelijke dienst zijn geweest en zich aanhoudend onberispelijk heb
ben gedragenvan hun verlangen om inct het bedoelde eere
teeken 'begiftigd te wordenaan burgemeester en wethouders te
doen blijken, vóór of uiterlijk op den 10 Augustus eerstkomende,
ten einde door hen ten bepaalde tijde gevolg aan de bekomene
Aanschrijving kunne gegeven worden.
En opdat dit algemeen bekend zij zal deze worden afgekon
digd aangeplakt en geplaatst in de Goessche Courant.
Gedaan ten raadhuize van Goesden 8 Augustus 1863.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
verwittigen de daarbij belanghebbenden:
Dat door hen, ter voldoening aan de circulaire van den heer
commissaris des konings in de provincie Zeeland, van den 22
October 1350, A. n". 6583', 3e afdeeling (provinciaal blad n°. 144)
vóór of op den 1 September van elk jaar, opgave behoort te wor
den gedaan, betrekkelijk de in de gemeente plaats gehad hebbende
GEHEELE SLOOPING VAN GEBOUWEN,
en noodigen mitsdien de ingezetenen uit, voor zoo ver zoodanige
slooping van eenig gebouwd eigendom mogt hebben plaats gehad,
daarvan ter secretarie dezer gemeente, aangifte te doen vóór den
25 der loopende maand, als kunnende alleen in dat geval, daarop
gelet worden bij de verandering in den aanslag voor de eerstvol
gende dienst te maken.
En opdat niemand onwetendheid voorwende, zal deze worden
afgekondigd, aangeplakt en in de Goessche Courant geplaatst.
Gedaan te Goes, den 8 Augustus 1863.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
De geschiedenis van de stemming en van de herstemming van
leden der gemeenteraden, die onlangs,door het geheele land, zijn
afgeloopenheeft eenige niet onbelangrijke momenten opgeleverd,
die beteekenis genoeg hebben, om ze nog .eens te releveren.
In de eerste plaats trekt het de aandacht, dat op meer dan
ééne plaats, de aftredenden, waarvan sommigen reeds herhaaldelijk
zitting namen, niet zijn herkozen. Dikwijls heeft men moeite
gedaan, om enkele leden te doen vervangen door de zoodanigen,
die men of op grond van een nu bekend verleden of in verband
met de eischen van het tegenwoordige, meer geschikt achtte.
Maar het gelukte niet, om de kiezers den ouden slenter te doen
verlaten en het scheendat die eenmaal op het kussen zat, daarop
voor zijn leven behoorde, al had men ook geene reden om inge
nomen te zijn, met de wijze waarop hij zijne taak vervulde. Dit
maal is het op enkele plaatsen gelukt. Op anderen bleef men
zich aan de gewoonte der herkiezing houden, hier en daar door
partijgeest of bijzondere oogmerken of eene min gelukkige candida-
tuur aan de andere zijde, daartoe in staat gesteld. Maar er hebben
toch ook nieuwe keuzen plaats gehad, die opmerkelijk zijn, om
dat zij van eenig meerder politiek leven getuigen, 't Is er verre
van af, dat wij eene gedurige verwisseling van personeel in onze
gemeenteraden zouden verlangen, maar wij kunnen niet anders
dan óns verblijden, wanneer wij zien, dat men eindelijk eens den
moed neemt, om eene andere keus uittebrengen, dan men vroeger
deed, wanneer er voor de aftredenden geene andere aanbeveling
wasdan dat zij nu eenmaalhoe ookbinnen geloosd waren.
Nergens zeker heeft dit meer in het oog vallend plaats gehad,
dan in de residentie, waar een wethouder niet alleen niet her
kozen werd, maar bij herstemming voor eene zeer beduidende
meerderheid moest wijken. Wij mogen ons over hetgeen daar
plaats had, geen oordeel aanmatigen, wat de personen betreft,
die ons geheel onbekend zijn. Indien wij nagaan langs welken
weg de heer Karseboom, die in de plaats van den heer Janssen*
gekozen werd, aanbevolen is, dan kan de ingenomenheid met
den daar verkregen uitslag zelfs niet groot zijn. Maar met de
meeste belangstelling lazen wij in het N. D. v. 'sGrav. no. 183,
„dat er nu een welsprekend bewijs geleverd is, dat de ingezete
nen van den Haag rijp zijn voor de regtstreeksche verkiezingen."
Toen vóór eenige jaren die verkiezingen met de nieuwe ge
meentewet werden ingevoerd, ging van alle kanten de jammer
kreet op, dat die verkiezingen onheil zouden brengen over het
vaderlandomdat ons volk daarvoor nog niet rijp was. Men
maakte er een grief van tegen den heer Thorbecke, dat hij
wel schoone theoriën verkondigde, maar de gesteldheid en
behoefte en dus de eischen des volks miskendedoor regt
streeksche verkiezingen intevoeren. Het baatte niets dat som
migen beweerdendat die verkiezingen eerst moesten ingevoerd
zijn, zou het volk ooit al de waarde en beteekenis daarvan
begrijpen. Met een zekere triumf werd er jaar op jaar uitge
roepen, als er weinig kiezers waren opgekomen: ziet gij wel,
men is daarvoor nog niet rijp! En nu, zoo weinige jaren zijn
voldoende geweest, om enkele deelen van het volk in dit opzigt
tot rijpheid te doen komen. In 's Gravenhage hebben de kiezers
gevoeld en daarom gestemd en zóó gestemd. In de residentie is
men vóór anderen tot de hoogte gekomen, waartoe de kieswet
brengen moest. In de naaste omgeving van den minister, die
die wet redigeerde, heeft men het eerst haar gewigt begrepen.
En moge ook de verkiezing daar bewijs gegeven hebben, dat men
rijp kan zijn voor de uitoefening van een regtzonder daarom
altijd dat gebruik daarvan te maken-, dat naar een bijzonder
oordeel gewenscht zoude zijnverblijdend is het verschijnsel
dat het Dagblad, dat zoo gaarne alles wat van den heer Thorbecke
uitgaat, declineert, thans stilzwijgend erkent, dat een door hem
ontworpen wet, ons volk heeft opgevoed voor de uitoefening
van een der voornaamste regten, daar nu reeds een deel getoond
heeft volkomen op de hoogte te zijn om van dat regt gebruik
te maken.
Geheel vereenigen wij ons met het geschrevene in het Dagblad
dat het kiesregt een der heiligste regten is en dat elk staats
burger dat onkreukbaar heeft te handhaven. Wat klinkt het
schoon, in verband daarmede, als wij lezen: „nog nooit is een
vertegenwoordiger gekozen, zoo vrij van allen regtstreekschen in-