1863. N". 54.
50ste Jaargang.
DONDERDAG 16 JÜLIJ.
I>e uitgave dezer Courant geschiedt Maan.
dag en Donderdag avonduitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1.S5 fr. p. p. J' 1,9».
Gewone advertentiCn worden a 30 et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van
1-6 regels f 1,36, behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Wanneer in dagen van politieken strijd, gelijk wij nog onlangs
beleefden, de dagbladpers meeningen van geheel tegenstrijdigen
inhoud verdedigt en het publiekdat de bladen van verschillende
kleur leest, dreigt in een maalstroom gehragt te worden, dan moet
wel de eerste vraag zijnwelke waarde er gehecht kan worden
aan de mededeelingen en beschouwingen, die in de onderschei
dene bladen worden gevonden? Daartoe is de kennis noodig van
personen en omstandigheden, die niet altijd door iedereen ter
stond kunnen gekend en doorgrond worden. Men doet daarom
zeker, en het publiek, dat men wil laten oordeelen, en de zaak,
die te beoordeelen iseene goede dienstwanneer over een en
ander het noodige licht wordt verspreid. Slechts is één ding
dat daarbij wel eens vergeten wordt, noodig, inen moet niet
alleen waarheid mededeelen, maar men moet onpartijdig' zijn.
Als men van de bladen eener bepaalde politieke rigting, de re
dacteuren, hunne bronnen en medewerkers aanwijst, dan moet
men dit eveneens van de bladen der oppositie doen, of het is
duidelijk, dat het niet te doen is om het publiek voortelichten
maar om het publiek tot zich te trekken. Men moet, alvorens
zichaan mededeelingen omtrent personen en zaken te wagen
zekërkeid hebben van alles wat men schrijftof het isduidelijk,
dat' men niet schroomt om het publiek des noods te misleiden.
Men moet dan in den tegenstander zoowel het goede als het kwade
erkennen of het is duidelijk, dat men onzuivere bedoelingen heeft.
Men moet eindelijk voor zich zeiven geen standpunt van hoog
hartige versmading van anderen innemen, noch zich tot hatelijk
heden en persoonlijkheden laten verleiden, of het is duidelijk, dat
laaghartigheid de pen bestuurt. Voor den eerlijken dagbladschrijver
is dat niet moeijelijk, maar voor hem die eene partij dienen
moet, die tegen zijne overtuiging schrijft, die met drogredenen zich
mofet bezig houden, alles omdat een stoffelijk belang hem daartoe
drijft, voor hem is het ondoenlijk om eene karakteristiek der dag
bladpers te schrijven, en waar hij zich daaraan waagt, kan hij
verzekerd zijn, dat men vooraf overtuigd van zijn gebrek aan
waarheidsliefde, hem slechts leest om te kunnen constateren hoe
diep hij zich verlaagt.
Onwillekeurig worden wij tot deze gedachten geleid, bij het
lezen van een artikel in het N. Dagblad. (15 'Julij) dat tot inleiding,
zeker van vele volgendeu, zal moeten dienen. Wij hebben er vrede
mededat daarin het gelteele raderwerk van de dagbladpers
wordt blootgelegd, maar mogen dan ook 'verwachten, dat, nadat de
liberale bladen besproken zijn, de oppositiebladen even naauwkeu-
rig zullen worden behandeld. Als wij lezen wie de voorname com
missaris en aandeelhouder is van de N. Rotterdamsche Courant
en deze te gelijk nog eens over den hekel wordt gehaald, dan
heeft het publiek regt om te vragenwie zijn nu de edele
commissarissen van het N. Dagblad, die door hunne onbaat
zuchtigheid en onpartijdigheid natuurlijk hoog boven die van
het Rotterdamsche blad staan Als wij lezen wie de medewerkers
zijn aan onderscheidene ministeriele bladen, dan heeft het publiek
regt om te vragen wie werken aan het oppositieblad mede?
Als wij lezen wie er berigten zenden aan de bladendie het
publiek eigenlijk niet lezen moest, dan heeft dat publiek regt
te vragenwie ze geven aan het bladdat zich uitsluitend
orgaan des volks en der waarheid noemt. Dat zelfde publiek
heeft ook regt om te vragen Als gij zegt dat anderen onder
invloed staan van zekere personen, bewijs ons dat gij vrij van
den invloed van zekere personen zijt? Als gij meent dat anderen
mededeelen, wat zij niet mogtenbewijs ons dat gij altijd be
scheiden zijt en nooit reveleertwat gij hadt moeten geheim
houden? Als gij beweert, dat gij den volksgeest uitdrukt ofschoon
gij niet ontkennen kunt, dat de meerderheid der dagbladen die
zich met politieke beschouwingen inlaten in liberalen zin geschreven
worden, en gij tegenover hun aantal de groote en kleine pers
bij elkander moet brengen, om eenig getal te krijgen, bewijs ons
dan, dat de zoogenaamde ministeriele bladen met den volksgeest
in strijd zijn? Indien het geschrijf dezer laatsten voor het denkende
deel der natie geene waarde hoegenaamd hebben, bewijs ons dan
dat zoo velen die deze bladen lezen in waarheid niet-denkers
zijn? Indien alle bladen der ministerielen slechts uit ééne coterie
voortkomen en geheel afhankelijk zijn, bewijs ons dan, dat de
oppositie geene cöterien kent en dat hare bladen geheel onafhan
kelijk zijn? Zoo lang die vragen niet bevredigend beantwoord
i worden mag de oppositie niet eischen, dat het publiek haar en
haar alleen gehoor geven zal. Wie het kleine clubje oogen
dienaars ontmaskeren wil moet met open visier voor den dag
komen, en het kleine clubje zal door den enkelen aanblik zeker
wegvlieden; en wie voor de gehoorzame pennevoerders de natie
waarschuwen wil, die moet eerst buiten allen twijfel kunnen
stellendat zijne pen alleen gehoorzaamt aan de stem van het
geweten, aan regt en pligt.
Wij verwachten dan ook, dat liet Dagblad alvorens nategaan
wat anderen de natie zoeken diets te maken, het publiek inlichten
zal, wie hij is die nagaat, met welk regt hij den staf over an
deren breekt.
Het zou kunnen zijn, dat het Dagblad beweerde: wij schrij-
ven geheel onafhankelijk, wij hebben geene medewerkers, wij
zamelen zelve onze berigten op, wij oordeelen geheél zelfstan
dig, enz. in dat geval mag liet kleine clubje toch wel vragen
wees zoo goed en deel ons mede: wie zijn die wij, welke zijn
hunne antecedenten, opdat wij ze mogen erkennen in hunne po
litieke eerlijkheid en goede trouw, opdat wij de zekerheid mogen
hebben, dat zij door standvastigheid in hunne beginselen, de deug
delijkheid daarvan in hun eigen voorbeeld boven alle bedenking
hebben verheven.
Onder de besluiten in de jongste vergadering der Prov. Staten
genomen, en die voor ons eiland meest van gewigt zijn, bekleedt
eene voorname plaats, dat betrekkelijk het adres van den gemeente
raad van Borsselen, om toepassing van art. 86 der wet op het
lager onderwijs, voor den bouw van een nieuw schoollokaal met
onderwijzerswoning in die gemeente. Gedeputeerde Staten hadden
voorgesteld om de gemeente eene som van 5000 te doen
bijdragen in de stichting van een nieuw schoollokaal, waarvan
de kosten geraamd zijn op ongeveer 10,000. In alle afdeelingen
heeft men zich met dat voorstel vereenigd, schoon in eene afdeeling
aanmerkingen gemaakt waren tegen de hooge raming der kosten,
terwijl in de beide andere de geldelijke offers voor zoodanig
doel in het algemeen en in dit geval vooral te hoog werden
beschouwd. Het voorstel is met algemeene stemmen aangenomen,
nadat het bestreden was door den heer mr. F. van Feinse. Deze
was van oordeel, dat de bedoelde school buiten verhouding is
tot al de gebouwen in Borsselen en de verblijven waar de
kinderen gewoonlijk huisvesten. Ten bewijze dat men voor den
bouw van scholen geene enorme kosten maken moetberiep hij
zich op het voorbeeld van de gemeente Cauter, waar van de
schoolgaande kinderen geen tien ooit schoenen aan de voeten
gehad hebben, waarom het hem ongerijmd voorkwam, voor kinderen,
die barrevoets of op klompen loopen een gebouw te stichten,
dat duizenden kost. Als middel om de kosten te verminderen
wilde hij ook steenen vloeren in de scholen. Deze toch leveren,
volgens spreker, geen groot bezwaar op, en in sommige scholen
waar zij worden gevonden hebben de onderwijzers de gewoonte
om op klompen door de school te loopen, hetgeen geen buiten
gewoon groot geraas veroorzaakt.
Naar wij vernemen zal morgen de vergadering plaats hebben
van de onderwijzers-vereeniging in dit district. Zij zal worden
bijgewoond door den inspecteur, en door schoolopzieners uit
andere districtenalsmede door de schoolcommissie en leden
van andere vereenigingendaartoe als gasten uitgenoodigd.
Wij vernemen dat het vergelijkend examen voor de vakante
betrekking bij de jongensschool voor meer uitgebreid lager
onderwijs hier ter stedezal plaats hebben in het einde v an
deze maand, 29 en 30 Julij.