1863. 53. 50s" Jaargang. MAANDAG 13 JULIJ ]JfrtalseftjTi Xcstuur. COURANT, De nltgave dezer I ourant geschiedt Maan. dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. FrJJs per kwartaal f 1,35 fr. p. p. ƒ1,90. Gewone adverteiitiPii worden it ZO et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels 1.20, behalve bet eegelregt, De inzending van advertentie,, kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der nitgave. HeM.endmals.ins. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente Dat de PATENTEN over het dienstjaar 1862 (loopende van 1 Mei 1862 tot ultimo Mei 1863), aangevraagd gedurende het vierde kwartaal van dat jaar, ingevuld gereed liggen en tot der- zelver afgifteter secretarie zal gevaceerd worden, van heden af tot den 28 dezer uitgenomen des Zondags dagelijks van des voormiddags negen tot des namiddags twee ure. Wordende de belanghebbenden vermaandom die afhaling in persoon te verrigten en zich den bepaalden tijd ten nutte te maken, ten einde van alle kosten bevrijd te blijven, vevmits volgens art. 2 van Zijner Majesteits besluit van den 17 October 1820 de onafgehaalde patenten of de afschriften van dezelvedoor eenen deurwaarder der directe belastingenonverwijld aan de patent- pligtigen moeten worden uitgereikt, tegen betaling van tien cent; waartoe dan ook den 29 Juiij en volgende dagen zal worden over gegaan. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 13 Julij 1863. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN, De Secretaris; H. C. PILAAR. In het Volksbladn 28, van den 9 Julij 11. lezen wij het volgende „Het is inderdaad bedroevend te zien hoe weinig nog de ware constitutionele beginselen bij ons publiek zijn doorgedrongen. Onder die beginselen behoort in de eerste plaatsdat men elke regeringsdaad beoordeelt als regeringsdaad en de verantwoorde lijkheid daarvan niet doet opklimmen tot den koning. Zoo wel de tegenwoordige ministeriële- als oppositie-bladen, miskennen dit beginsel. Toen wij op de benoeming van den minister Thor- becke - tot grootkruis wezen als op eene regeringsdaad goedgekeurd door den ministerraadbeweerde men, dat de koning persoonlijk dié benoeming gewild had. Nu de heer Stieltjes wordt ontslagen, beweren die zelfde quasi-libërale bladen, dat de koning persoon lijk het gedrag van den heer Stieltjes heeft afgekeurd. Men mis kent in zulke oordeelvellingen geheel, dat men in de polemiek den koning buiten spel moet laten. Maar maakt de tegenpartij zich aan eene dergelijke miskenning van constitutionele beginse len ook niet schuldig wanneer zij spreekt van i/o/-kabalendie moeijelijk te denken zijn 'zonder eenigen invloed deskoniugs. In constitutionele landen moet men niet spreken van Hof-kabalen, maar alleen van ministerieel nepotisme en favoritisme." Tegen de algemeene stellingen, waarmede het artikel van het Volksblad aanvangt, hebben wij niets in te brengenwij beamen die volkomen. Doch tegen de toelichting en toepassing moeten wij eenige be- benkingen in het midden brengen, te meer daar wij tengevolge van ons artikeltje in deze courant, van 18 Mei, in de zaak eeni- germate betrokken zijn. Vooreerst geeft het Volksblad eene onjuiste voorstelling van het gebeurde. Het was volstrekt niet toen het Volksblad op de be noeming van den minister Thorbecke, tot grootkruis had gewe zen, als op eene regeringsdaad goedgekeurd door den ministerraad, dat men beweerdedat de koning persoonlijk die benoeming ge wild had; maar het was integendeel toen het Volksblad, op het eenvoudig berigt dier benoeming een artikel schreef, dat door te doen uitkomen, dat, „wanneer een minister, op advies van „den ministerraad, na de aanneming eener wet, eene ridderorde „ontvangthij die in werkelijkheid ontvangt door zijn eigen toe- „doen en dat dit inderdaad iets belagchelijks heeft," de ken nelijke strekking had, om alle waarde aan die benoeming te ont nemen. Het was tegen deze strekking, dat wij en anderen opkwamen omdat het van algemeene bekendheid was, dat in dit geval van geen advies van den ministerraad of van benoeming door eigen toedoen sprake was geweest, maar dat integendeel de voordragt van het kabinet des konings bij den ministerraad is gekomen met verzoek aan den minister van finantien, om te contrasigneren. Hierdoor nu wordt aan de benoeming van den heer Thorbecke tot grootkruis, geenszins het karakter eener regeringsdaad ontno men veelmin de verantwoordelijkheid op den persoon des konings overgebragtdaartoe strekte dan ook de teregtwijzing nietwaar over het Volksblad zich beklaagtmaar zij had alleen ten doel om het karakter van „eigen toedoen" bij den gedecoreerden mi nister en van „belagchelijkheid"dat door het Volksblad aan de benoeming was gegevenweg te nemen. In de tweede plaats, is het onjuist te zeggen: „toen wij op „de benoeming van den minister Thorbecke tot grootkruis wezen, „als op eene regeringsdaad goedgekeurd door den ministerraad enz. Had het Volksblad werkelijk de zaak aldus voorgesteld, er ware waarschijnlijk door niemand, door ons althans zeker niet, op de zaak terug gekomen, want eene door den ministerraad goedgekeurde regeringsdaad is zij juist. Maar het Volksblad had gesproken van een advies van den ministerraad enz., en nu is het waar het decoreren van ministers betreft een belangrijk onderscheid, of de ministerraad het initiatief neemt, dan of hij éénvoudig het initiatief van het hoofd der regering goedkeurt In de derde plaats had het Volksblad wel beter voorbeelden kunnen aanhalen, ten bewijze voor het kwaad, dat het zoowel ministeriële als oppositie-bladen ten laste legt. Hetgeen het Handelsblad heeft gezegd omtrent 'skonings afkeu ring van het gedrag van den heer Stieltjes, is een louter berigt, en maakt geenerlei deel uit van de polemiek: had het Handelsblad die beweerde afkeuring als argument gebruikt, om daarmede het ontslag van den heer Stieltjes te verdedigen, dan eerst ware de opmerking gegrond geweest. Wij gelooven, dat de liberale bladen zich al zeer zelden, aan de aangeduide en teregt ver- oordeelde constitutionele ketterij schuldig maken. Daarentegen komt er van de oppositie bijna geene courant uit, waarin niet op de eene of andere wijze de koning van zijne ministers wordt gescheiden of als lijnregt tegen dezen gekant, voorgesteld. Het door het Volksblad aangehaalde voorbeeld, waarin het Dagblad van Hofkabalen gewaagtis waarlijk niet het sterkste dat er te vinden was. Wanneer de oppositie spreekt van den minister, die ontslag geeft aan den door den Koning benoemden heer Stieltjes, of wanneer zij insinueert, dat de koning nimmer zijne toestemming aan eene ontbinding der Eerste kamer zoude geven of haar publiek bezig houdt met een verhaal van 's konings weerzin om eene benoeming of wetsvoordragt te onderteekenen, dan zondigt zij, dunkt ons, vrij wat sterker, dan in het voor beeld door het Volksblad aangehaald, waarin wel eene onwaardige insinuatie is vervat, doch waarin wij niet kunnen zien, dat de persoon des konings bepaaldelijk betrokken wordt.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1863 | | pagina 1