In de laatste dagen heeft de oppositie-pers zonder ophouden
getracht op de leden der Eerste.Kamer te werken, door hun voor
te houden, dat zij de koloniale begrooting moeten verwerpen.
Meent die pers treden te kebbéiy om te gelooven, dat haar ge
schrijf invloed hebben zal op ,de leden van het hoogste staats-
ligchaam, dan is het lancL-ic beklagen, dat tot de hoogste be
trekkingen geroepen ziet, menschendie door zulk hatelijk geschrijf
en door inconstitutionele redeneringen zich tot een oordeel laten
brengen, waarbij alle zelfstandigheid ontbreekt. Acht die pers
daarentegen de leden der Eerste Kamer boven dien invloed ver
heven, dan kan haar geschrijf niet anders bedoelen, dat het pres
tige van dat hooge staatsligchaam te verkleinen. Wij raden daarom
zeer de lezing van de laatste nummers van het Volksblad aan,
dat in dezen eene merkwaardige onpartijdigheid toont en dat
onzen eerbied afdwingt, al staan wij niet op het standpunt,
waarop het zich overigens tegenover dit ministerie heeft geplaatst.
Eene dergelijke oppositie kan niet anders dan weldadig werken,
terwijl die van zeker dagblad, dat zich zoo gaarne het orgaan
der oppositie noemt, even verachtelijk is om de wijze waarop zij
wordt gevoerd als om het doel, dat door haar wordt beoogd.
Men heeft in de laatste jaren de Eerste Kamer soms hoog
verheven wanneer zij de wets-ontwerpen door de Tweede Kamer
aangenomen afstemde en daarmede, zoo men zeide, een bewijs
gaf van leven en van zelfstandigheid. In den laatsten tijd is
meermalen geblekendat zij niet alleen vijandig tegenover de
Tweede Kamer staat, inaar zelfs den moed had, om ter bevor
dering van particuliere belangenhet algemeen belang opteofferrn;
getuige de wet op de afkoopbaarstelling der tienden. Ook ten
aanzien van vroegere koloniale wets-ontwerpen zal de Eerste Kamer
getoond hebben geheel zelfstandig te zijn. Men moet echter wel
onderscheiden tusschen eigenzinnig en zelfstandig zijn. tusschen
bewijzen van politiek leven en politiek leven maken. Wij meenen
die kamer te kunnen ontleden in J volbloed anti-ministeriëlen,
voorstanders van de tegenwoordige rigting en 1 dat op nadere
inlichtingen, wij zouden bijna zeggen dat op latere inspiratie,
wacht. Het laatste deel, het minst eerwaardige, is uit den aard
der zaak het gewigtigste, voor zoo ver het namelijk de schaal
doet overhellen. Ook het lot van deze koloniale begrootings-wet
hangt waarschijnlijk van eenige stemmen af, die nog weifelen aan
welke zijde zij zich zullen scharen. In dien stand van zaken is het te
hopendat de raad van het Volksblad ingang vinden zal en dat
zij die hunne stem bouwen op hetgeen zij hooren zullen ook
de gevolgen van die stem mogen berekenen en begrijpendat de
magtige klank dier stemwel voor stoffelijke kracht getuigt
maar eene treurige verdooving tengevolge kan hebben.
In het tegenwoordig oogenblik vooral rijst de vraag, of het eeï^;
gelukkige bepaling in onze grondwet is dat slechts de hoogst
aangeslagenen verkiesbaar zijn, voor het lidmaatschap der Eerste
Kamer. Hie het hoogst staan door hunne talenten, zouden zeker
de meeste waarborgen geven voor de rigtige behartiging van
's lands belangen. Maar zon het onbillijk zijn te eischendat
allen op een even hoog standpunt van ontwikkeling stonden, het
is geen onregtmatigc eisch, dat allen met onbevangenheid onder
zoeken, oordeelen en besluiten. Wij hopen dan ook dat de vol
gende dagen liet bewijs zullen opleverendat al is niet elk lid
in de koloniale zaken te huis, al deelt niet ieder van hen in alle
opzigten de politieke inzigten van den minister, dat allen onpar
tijdig genoeg zijn om de waarheid te willen hooren; dat zij niet
alleen tusschen personen en zaken, maar ook tusschen de nuances
eener rigting weten te onderscheidendat zij vast houden aan
regt meer dan aan eene eenmaal aangenomen rigting dat zij boven
dat partijbelang staan, dat men hen wil laten dienen; dat zij aan
gesne nevenconsideratien de rust, den bloei, het welvaren van
koloniën en moederland opofferendaardoor zullen zijdie het
zeker op hun hoog maatschappelijk standpunt voor het minst
rekenen, dat zij materieel boven anderen staan, de hoogstaange-
schrevenen worden in de aehfing des volks.
De afzigtelijke politiek van den minister van koloniën zoo
zegt het N. H. Dagblad, is in al hare naaktheid te voorschijn
getreden, daarin, dat de minister zich heeft willen plaatsen op
een piëdestal van eerlijkheid en onkreukbaarheid. Wij lezen daarin
de naive bekentenis van den jongen Hagenaar, dat eerlijkheid
en onkreukbaarheid- in zijii oog afzigtelijk zijn. De zaak zelve
had geen bewijs mêfV noodig, maar de ronde verklaring daar
omtrent geeft on a hoopdat het dagblad nu voortaan geene po
gingen meer doefï zal, om aan deszelfs eerlijkheid te doen gelooven
en dat het zich in deszelfs waar karakter zal te zien geven. Wij kun
nen overigens niet denken, dat het Dagblad zich zou geërgerd
hebben aan den schijn van zelfverheffing, die het in zijne voor
stelling van 'sministers woorden geeft, want wie zoo gewoon
is altijd zich zeiven op den voorgrond te stellen en zich het
orgaan van het grootste en beste deel des volks noemt, die kan
het immers anderen niet euvel duidenals zij zich op hunne
eerlijkheid en onkreukbaarheid laten voorstaan?
In ons verslag van de vergadering der maatschappij van land
bouw onlangs alhier gehoudendeelden wij het besluit dier ver
gadering, mede omtrent de indiening van een adres aan Z. M.
den Koning, tot het verkrijgen van vrijdom van zegel- en regis-
tratieregten bij den afkoop van tienden. Dat adres, door het
hoofdbestuur der maatschappij opgemaaktwordt in de Middel-
lurgsche Courant medegedeeld en is van den volgenden inhoud:
„Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen de
maatschappij Tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zee
land; dat de maatschappij niet zonder leedwezen de pogingen heeft
zien mislukken, die er aangewend zijn om de afkoopbaarstelling
der tienden te bewerkstelligen:
„dat de maatschappij meer dan ooit doordrongen is van het
belang dat de landbouw heeft bij eene spoedige afkooping of kon
versie der tienden in grondrenten;
dat de maatschappij dan ook te rade geworden is, om te zoeken
naar de middelen waardoor de vrijwillige afkooping of konversie
der tienden in grondrenten gemakkelijker of liever mogelijk zou
kunnen gemaakt worden;
„dat als beste middel daartoe aau de maatschappij is voorge
komen eene kwijtschelding van de regten van zegel, registratie
en overschrijving zoowel voor de akte waaruit de afkoop of kon
versie in grondrenten blijkt als voor aile daartoe betrekkelijke akten,
waaronder bepaaldelijk te begrijpen de akten of vonnissen vereischt
tot de verkrijging van de geregtelijke of administratieve magti-
ging om de overeenkomst van afkoop of konversie aan te gaan;
„dat toch een afkoop of konversie in grondrenten in den tegen-
woordigen stand der zaak alhier ondoenlijk is, omdat al zijn
zoowel de tiendheffer als de tiendpligtige overeengekomen om
trent eene billijke afkoopsom geene der beide partijen de kos
ten van zegel, registratie, overschrijving enz. (die minstens op
ruim 6 A pet. kunnen geschat worden) geheel of voor de helft kan
dragen, omdat de tiendheffer in dit geval te weinig of de tiend
pligtige te veel betalen moet, dat in de verschillende wetsont
werpen tot afkoopbaarstelling van de tienden het beginsel reeds
nedergelegd is om ter zake van den afkoop geene regten van
zegel, registratie of overschrijving te heffen, dat bij art. 29 der
wet van 31 Mei 1824 (Staatsblad u 36). 9 der wet van 3
Januarij 1824 (Staatsblad n". 1) en 44 der wet van 3 October
1843 (Staatsblad n1. 47) aan uwe majesteit het regt is voorbe
houden om in het algemeen belang kwijtschelding te verleenen
van de regten van registratie overschrijving en zegel;
„dat het der maatschappij voorkomt geen betoog te behoeven
dat eene kwijtschelding als de bedoelde in het algemeen belang
is, en dat de maatschappij eindelijk zoo zeer overtuigd is dat
uwe majesteit in haar geheele volk en niet het minst in den
nijveren landbouwerstand het grootste belang stelt, dat de maat
schappij, die er ook op uit is die belangen te bevorderen, en
die het geluk heeft uwe majesteit tot beschermer te hebben, zich
gerustelijk tot uwe majesteit durft wenden, met het eerbiedig en
dringend verzoek dat het uwe majesteit moge behagen „vrijstelling
te verleenen van de regten van zegel, registratie en overschrijving
zoowel voor de akten waaruit van afkoop of konversie van tien
den in grondrenten blijkt, als voor alle daartoe betrekkelijke akten,
waaronder bepaaldelijk te begrijpen, de akten of vonnissen ver
eischt tof de verkrijging van de geregtelijke of administratieve mag-
tiging om de overeenkomst van afkoop of' konversie aantegaan."
Het is te hopen dat op dit adres een gunstig antwoord zal
komen. Zoolang de eigenaren en voorstanders van tienden de
pogingen tegenwerken om den afkoop daarvan te bevorderen
zou door dezen maatregel ten minste iets worden gedaan om
degenen, die van dien druk kunnen en willen ontslagen worden,
daartoe in de mogelijkheid te stellen. Het is gelukkig dat dit
adres de handen van de leden der eerste kamer niet moet passeren.
In de vorige week is te Leeuwarden het Landhuishoudkundig
congres gehouden, dat niettegenstaande de afgelegenheid van de
plaats der zamenkomst zeer druk is bezocht geweest. Onder
de aanwezigen zag men ook mevr. de wed. Storm van der Chys
die met de bestaande vooroordeelen brekende een bewijs heeft
willen geven, dat ook in ons land vrouwen gevonden worden,
die bij lust en gelegenheid daartoe, de algemeene belangen zich
aantrekken. Het congres is door den burgemeester van Leeuwarden
met eene uitvoerige toespraak geopend. Voor de behandeling
van koloniale landbouw was het getal der opgekomenen te
gering om eene afdeeling te vormen. De overige afdeelingen
hebben met vrucht gearbeid en de zittingen van het congres zijn
in vele opzigten belangrijk geweest. Aan feesten heeft het evenmin
ontbroken en ten slotte is door de zaamgekomenen bepaald dat het
congres in het volgend jaar te Haarlem zal worden gehouden.
Eergisteren is te Middelburg aanbesteed het maken van buiten
gewone werken aan de oalaraiteuse polders in Zeeland en zijn die
werken aangenomen door J. C. van Hattem te Sliedrecht en an
deren voor eene som van 242,398,
Men schrijft ons omtrent de werkzaamheden aan het kanaal
Het heijeu met stoom, dat thans in den sasput te Hansweert
de hoofdbezigheid is, wordt sedert meer dan veertien dagen gere
geld voortgezet. Op enkele dagen worden er 12 a 13 palen geheid
Te Wemeldinge is het heijen der proefpalen geëindigd. Daar
is voorts rond den geheelen sasput geheid, tot voorkoming der
afschuivingen die er plaats hebben, en welkedaar ze indien
ik mij niet bedriegnagenoeg geheel voor rekening van het
rijk zijn, reeds, zegt men, aanzienlijk de aannemingssom ver
meerderen. Verder wordt het graven aan het kanaal in de