■BiiinrnCniiiterfjf lengten.
MAANDAG 22 JVNIJ.
1803. N°. 47.
50"" Jaargang.
yfaatsefp bestuur.
PUBLIEKE VERPACHTING.
„Het regt tot vissollen in de Kaai en Haven,
„de waterleiding en de watergangen aan
„de wegen gelegen, alles voor zoover het
„Ambacht Goes strekt."
«mme niiKAM,
De uitgave dezer Courant geschiedt Slaan,
dag en Donderdag}'avond uitgezonderd
op feestdagen.
Prijs per kwartaal ƒ1,55 fr. p. p. 1,96.
Gewone advertcnttEu worden a 26 et. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van
1-6 regels ƒ1,36, behalve liet zegeiregt,
De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
zullen op Zahtrdag den 27 Junij 1863 des namiddags ten een
ureten raadhuize publiek aan den meestbiedende trachten te
verpachten
Waarvan de voorwaarden van heden af tot den dag der ver
pachting voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd ter secretarie.
Goes 20 Junij 1863.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Bels.en.dLmals.msen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat-: dat
het kohier van de plaatselijke belasting op de HONDEN, over
het loopende dienstjaar, gearresteerd door den gemeenteraad den
24 Maart 11. en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland goed
gekeurd den 12 dezer maand, aan den gemeente-ontvanger ter
invordering toegezonden ismitsdien ieder belastingschuldige ver
manende, om het deswegens verschuldigde, ten kantore van voor
noemden ontvanger te voldoen.
En zal aan deze op de gebruikelijke wijze publiciteit gegeven
worden.
Gedaan ten raadhuize vau Goes, den 20 Junij 1863.
Burgemeester eu wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR,
De BURGEMEESTER van GOES, maakt de ingezetenen de
zer gemeente bekend:
Dat het kohier n°. 1 der PERSONELE BELASTING, over
het dienstjaar 1863, op den 17 Junij 11. door den heer commis
saris des konings in deze provincie executoir verklaard, op heden
ter invordering aan den ontvanger van 'srijks belastingen ge
zonden is.
En opdat niemand hieromtrent onwetenheid voorwende zal deze
worden afgekondigd op de gebruikelijke wijze.
Gedaan te Goes, den 22 Junij 1863.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De eerste kamer der Stat. Gen. heeft in hare zitting van Vrij
dag kennis genomen van eenige ingekomen stukken en de rap
porten gehoord over vroeger ingekomen adressen. Voorts is me-
dedeeling gedaan van de rapporteurs van eenige wetsontwerpen,
door de afdeelingen benoemd. De zitting heeft niet veel belang
rijks opgeleverd.
In de zitting der Tweede Kamer van Zaturdag zijn alle werk
zaamheden, die aan de orde waren, afgehandeld. Zonder discussie
zijn goedgekeurdde conelusien van rapporten over onderscheidene
stukken, en het wetsontwerp houdende nadere bepalingen omtrent
den accijns op de suiker. Over de couclusie van het rapport
betreffende het adres van mr. P. J. ScJrillemans (in zake den
Graaf d' Hombres) zijn eenige discussien gevoerd, maar ten slotte
is de conclusie goedgekeurd met 44 tegen 5 stemmen.
Per telegraaf. Dezen morgen zijn bij de 2e kamer de discussien
aangevangen over den spoorweg op Java. De HH. Goltstein
en Wintgens hebben zich bepaald tegen het wets-ontwerp ver
klaard. De HIT. Geversvan Logchem, de Meester spraken er
voor. De heer Storm van 's Gravesande was niet tegen het ont
werp maar verlangde nadere inlichtingen. De hr. Heemskerk Az.
had eenige bedenkingen daartegen en de hr. van Nispen opperde
groote bezwaren. De meeste der sprekers hebben op een of ander
punt nadere inlichtingen gevraagd.
De zaak der spoorwegen op Java, die thans bij de kamer aan
hangig is, wordt zooals men weet door de oppositie vlijtig aan
gewend, als wapen ter bestrijding van den minister van koloniën.
In tegenstelling met de beweringen der oppositie zijn een twee
tal adressen; een aan den koning om Z. M. dank te betui
gen voor de bekrachtiging der verleende concessie, en een aan
den minister van koloniën tot dankzegging voor zijne belangstel
ling in en de spoedige behandeling van dat onderwerp. De beide
adressen zijn ingediend niet alleen door belangstellenden in Ned.
Indie, maar ook door oud-ingezetenen van dat land. Men leest
daaronder de namen van Duymaer van Twist, A. Vrolile, de Koek,
Delprat en bijna zeventig anderen. Een dergelijk feit mag niet
voorbij gezien worden, als het te doen is om den toestand juist
te. preciseren, evenmin als de omstandigheid, dat naar men zegt, de
'neer Storm van's Gravesande die. zoozeer ijvert om de rapporten
van den lieer Stieltjes algeineen bekend te maken, een bijzondere
vriend van den laatstgenoemden is.
Het N. Haagsche Dagblad, nog altijd ijverig in de weer om
de gemoederen op ie ruijen tegen den minister van koloniën
geeft in n°. 143 een betoog, dat door deszelfs langdradigheid en
duisterheid meer van dan op den weg helpt, en dat strekken
moet om te bewijzen, dat de minister stukken achterwege gehou
den heeft, die niet alleen tot regte beoordeeling van de concessie
Poolman moeten gekend worden, maar die daarbij ook regtstreeks
behooren. Wij meenen daartegen alleen deze opmerking te moeten
maken, dat in het oppositieblad telkens dooreen gehaspeld wor
den, de stukken die regtstreeks bij de concessie Poolman behooren
en die rapporten van de commissie van vervoermiddelen, die tot
voornoemde concessie, slechts gedeeltelijk betrekking hebben. Die
verwarring kan het publiek op een dwaalspoor brengen. Men
behoeft niet te vragen waarom dat wordt gedaan. Wij meenen
overigens ook te moeten herinneren, dat de zaak eerst na de
debatten, die heden zijn aangevangen, volledig zal kunnen be
oordeeld worden, en dat elke hatelijke oordeelvelling, die nu reeds
op hetgeen men meent, wordt gebouwd, niet voor de onpartij
digheid getuigt, van hem die wil, dat men- op zijn oordeel eeni-
gen prijs zal stellen.
Indien de Indische belangen, die thans in de kamer besproken
worden, werkelijk in verband staan met den bloei of ruïne van
het Vaderland; indien waarlijk aller oogen thans gerigt zijn op
de Staten-Generaal en met belangstelling uitzien naar den loop
der zakendan was het zeker wenschelijkdat niet zoo vele
leden der kamer zich aan de discussie onttrokken. Misschien
zien deze leden de zaken anders in en meenen zij niet onmisbaar
te zijn bij debatten over een onderwerp, dat bijna alle leden
slechts door voorlichting van anderen kennen. In ieder geval
kunnen wij niet anders dan het feit betreuren, dat zij, die geroepen
zijn de hoogste belangen van het Vaderland te behartigen, om
allerlei redenen aan de werkzaamheden der kamer zich onttrekken.
Het N. H. Dagblad spreekt in een ongelooflijk naar artikel
(n". 144) van eene bewonderenswaardige logicawaar hij den
minister van koloniën in tegenspraak wil brengen met zich zeiven.
Men oordeele over de logica van het Dagblad. De minister
heeft vroeger gezegd„ik meende dat de quaestie van de rigting
der spoorweglijn thans niet in de kamer zou gemoveerd worden."
Later zeide hij: „nimmer de bevoegdheid der kamer te hebben