1863. i\°. 41. MAANDAG 1 JUNIJ, pftiatsefijü lestuur, SCHOUWING DER WEGEN. Putolicatio Ittiiieiifmiöscfje 3Sertgteu. 50',e Jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maan. dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal f 1,35 fr. p. p. 1,90. Gewone advertentiën worden a SO et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels ƒ1,80, behalve bet zegelregt, De inzending van advertentie!! kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave^ BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, ter voldoening aan de bepalingen van het reglement op het beheer, onderhoud en de policie der buurtwegen en voetpaden, in deze provincie, dato den 6 Julij 1838, in deze gemeente, voor zooveel de buurtwegen aangaat, ingevoerd bij publicatie van den 4 Mei 1844, zullen op Woensdag den 10 Junij eerstkomende SCHOUW HOUDEN OYER ALLE DE BUURTWEGEN IN DEZE GEMEENTE en worden mitsdien de wegpligtigen en verdere belanghebbenden aangemaand en gewaarschuwd om te zorgendat de voorschreve wegen in behoorlijken staat en geëffend zijn; dat alle laagten, slagsporen, gaten en putten behoorlijk aangevuld en de kanten der wegen, van distels, brandnetels en verdere ruigten gezuiverd zijnmitsgaders de waterleidingen, sprinken, slooten en gruppen langs de wegen volkomen zijn schoongemaakt. Alles op de boete en straffen bij het meergedacht reglement op de overtreding gestatueerd. Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders voornoemd, den 30 Mei 1863, om door aanplakking ter gewone plaatsen en insertie in de Goessche Courant ter kennis van belanghebbenden te worden gebragt. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De secretaris H. C. PILAAR. In de raadsvergadering van Donderdag is: 1. medegedeeld dat dhr. van Ho'ek bedankt voor het lidmaatschap der plaatselijke school-commissiewaartoe nu worden aanbevolen de lieeren mr. J. G. de Witt Hamer en S. de Laat de Kanter. 3. Bepaald de premie voor de tentoonstelling van den landbouw op 40. 3. Besloten oproeping van sollicitanten te doen naar de vacante betrekking van hoofd-onderwijzer aan de Fransche school op eene jaarwedde van 1600. 4. Besloten tot het doen van eenige af- en overschrijvingen. 5. Aangehouden verzoeken om grond op erfpacht van IIEllefrink en JII. C. Kakeheeke. 6. Af gewezen gelijk verzoek van J. Koens. 3. Besloten 3000 cub. el grond te verkoopen aan den aannemer der gevangenis. 8. Ver lengd de pacht der lijnbaan van N. de Lange. 9. De reke ning der leenbank en gemeente-apotheek vastgesteld. 10. Eenige ingekomen stukken medegedeeld en daarna de vergadering ge sloten. (Gewoon verslag in een volgend De algemeene beraadslagingen in de Tweede Kamer over de koloniale begrooting zijn na eenen zes daagschen strijd eindelijk afgeloopen en heden zijn die over de artikelen begonnen. Of degenen die herhaaldelijk en veel gesproken hebben, juist het meest gezegd hebben, laat zich betwijfelen. Waarschijnlijk zijn zij tot spreken verlokt door den wierook dien het Dagblad hun toe zwaaide en die waarlijk ook te bedwelmend is, om er niet op gewonden door te geraken. Misschien zou men hier met grond kunnen opmerken wat onlangs geheel ten onregte van anderen werd gezegd. Indien het namelijk waarheid is, dat het Dagblad slechts het orgaan is van de partij der heeren Groen en de Brauw c. s. dan valt er op de onpartijdigheid van den hun gegeven lof wel iet wat aftedingen. Herhaaldelijk heeft de minister van koloniën bij zijne tegen standers aangedrongen, nadat hij zijn stelsel duidelijk en eerlijk had blootgelegd, dat men een ander daartegenover zoude plaatsen, indien men hem wilde bestrijden. Eindelijk roept nu het dagblad victorieen zegtde heeren Schi nmelpeminck en Mijer hebben het tegenovergestelde stelsel ontwikkelt en met zoo groote kracht van argumenten den handschoen opgenomen, dat geen lid der ministeriele partij meer is opgestaan om hen te wederleggen,. Die mededeeling van een stelseldie krachtige argumenten, die vernietigende taal nu, hebben daarin bestaan, dat de een met wei nige en de ander met vele woorden gezegd heeft, dat zij geen ander stelsel tegenover stelsel willen plaatsen, dan hetgeen in het regerings reglement is opgenomen-. Indedaad men mogt hier spreken van la mort sans phrases. Meermalen heeft men ook den minister van koloniën ver weten, dat hij over de zaken luchtig henen sprong. Nu hij uit voerig over alles gesproken heeftsprak hij weder te lang en verwijt men hem, dat hij in bijzonderheden getreden is. Die wer kelijke tegenstrijdigheid laat zich echter ligt verklaren. Zoolang men meendedat de minister bij het algemeene blijven zou daagde men hem uit om het tegendeel te doenmaar nu men den man gevonden heeft, die niet schroomt tot de bijzonderheden aftedalen, die daarenboven het bewijs geeft, dat bij in de details te huis isnu men gevoeltdat men onbekwaam is om hem daar te volgen nu is de behandeling der onderdeelen een grief en zou men gaarne tot het algemeene terugkeerenom zonder kennis van zaken met groote woorden te schermen. Teregt heeft de minister gezegd, dat ieder lid zich door studie op de hoogte der zaak moet stellen, want zoo men een bewindsman wil aan vallen, zooals men dit den tegenwoordigen minister van koloniën doetdan dient men allereerst te zorgen, dat men op de hoogte der zaken zij. Wij lezen heden, (N. II. D. no. 126), dat elke dubbelzinnig heid omtrent de rigting van den min. van kol. is opgeheven, wij mogen dan nu ook verwachten, dat het eindeloos gewawel over slimheid en handigheid, waarbij men aan onopregtheid deed den ken, zal ophouden. Het is tevens te hopen, dat de conservatieve en antirevolutionaire mannen eindelijk eens begrijpen zullen hoe dwaas het is, om in eene en dezelfde redevoering over slimheid en handigheid te spreken en te zeggen: de minister heeft cor- daat en loyaal gevraagd, dat men stelsel tegen over stelsel plaatsen zou. De heer Storm van 's Gravesande heeft een merkwaardig blijk gegeven, dat hij zich zeiven gelijk blijft. Toen hij om vakantie met Paschen dwong, woog het niets bij hemdat algemeene en groote belangende kamer tot arbeiden riepen. Thans heeft hij op den voorgrond gesteld, dat men de Javanen niet te veel moet liefhebben. Het schijnt dus tot de leidende beginselen van dien afgevaardigden te behooren dat men zich zeiven eerst en vooral liefhebben moet. Nog altijd blijven de would-be gemoedelijke tegenstanders van 1 ons bewind beweren dat de nota aan het russische hof ge zonden, niet goed opgenomen is. Er staat echter duidelijk genoeg in, dat men ze opneemt in denzefden geest, waardoor zij werd ingegeven. Maar, zegt men, wat daaraan vooraf gaat bewijst toch dat Rusland de zaak afkeurt. Indien Rusland goedkeurde, dan had het zeker de indiening voorkomen, door eenen anderen weg met Polen in te slaan Nu vreest hetniet ten onregte, dat de Polen opgewekt zullen zijn om te hopen op hetgeen Rusland liever niet geven wil. Maar om dit te voorkomen mogt men niet zwijgen. De minister van den czaar kan wel niet anders sprekenen juist daarindat hij met eenige bezorgdheid nagaat wat de Polen uit alle die nota's kunnen opmaken ligt het bewijsdat men de regte snaar getroffen heeft. Voegen wij daarbij, dat uit den aard der zaak Rusland niet hoog ingenomen kan zijn met eene inmenging, waal hoven het zich altijd verheven achtte, dan was wel geen ander antwoord denkbaar en is de meeste hoffelijkheid in acht genomen waar men een welverdiend pijnlijk gevoel niet ontveinzen kan. Onder de aanmerkingen die de anti-ministeriële pers op de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1863 | | pagina 1