1863. rs°. DONDERDAG 28 MEI. ■Btniirnfunftsrfif leriglen. MliiSM'llli 5öste Jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maan. dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Fr(js per kwartaal f 1.95 fr. p. p. 1,9». Gewone advertentiEii worden a 3© et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels f 1,2©, behalve het zegclregt. De inzending van advertentiEn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave Heden avond 7 ure wordt eene openbare vergadering van den gemeente-raad gehouden. De punten van behandeling zijn: Het bedanken van mr. J. A. van Hoek, voor de betrekking van lid der school-commissie; 2. Dankbetuiging voor de be toonde belangstelling in de Zeeuwsche maatschappij van Land bouw en Veeteelt en voor de uitgeloofde premie; 3. Maatre gelen ter voorziening in de vacature van hoofd-onderwijzer aan de Fransche jongensschool; 4. Af- en overschrijvingen be grooting 1862; 5. Verzoeken om grond op erfpacht, HElle- irink, J. H. C. Kakebeeke en J. F. Koens6. Idem om grond in koop tot aanvulling terrein der nieuwe gevangenis en voorstel tot verplaatsing brugwachterswoning;9. Idem tot onderhand- sche pacht der lijnbaan aan N. de Lange-, 8. Verantwoording der leenbank over 1862; 9. Idem van gemeente-apotheek en begrooting 1864; 1«. Verhooging brandassurantie en voor ziening in de kosten. Ingekomen stukken. Een Belgisch blad deelt eene correspondentie uit 's Hage mede, waarin gezegd wordt, dat dezer dagen te 's Hage eene nieuwe opvoering is gegeven van Shakespaere's meesterstuk, Veel ge schreeuw en weinig wol. Men heeft daarbij het oog op de inter- pellatie Groen en karacteriseert die, zoo als zij, meenen wij, beschouwd moet worden. De interpellatie van den heer Groen is, zooals men weet, af- geloopen met de verwerping van zijne motie door 40 stemmen tegen 25 die haar goedkeurden. Die uitkomst en veel meer nog de discussie zelve heeft bewezendat die schoone bladzijde in de geschiedenis van ons parlement, zoo als zekere partij heeft gezegd, niet anders is geweest, dan eene onbeduidende maar niet temin hatelijke aanval op het ministerie. Wij betwijfelen dan ook zeer of de voorspelling vervuld zal worden, dat na de verwer ping der motie in de kamer, de belangstelling daarin buiten de kamer zal beginnen. Toen het, bij de discussie over de motie Groenal meer en meer duidelijk werd, dat de kamer die motie zou verwerpen, zeide de heer de Braauw dat het hem volstrekt onverschillig was, of de motie aangenomen of verworpen werd, want dat de waarheid toch altijd zoude blijvendat het ministerie het belang van Nederland had voorbijgezien. Indien de voorstellers van eene motie zoo onverschillig zijn voor den afloop hunner pogingen, dan is het jammer van den tijd die met de discussie wordt verspild, en men handelt niet in het belang van het land om door zulke incidenten de behandeling van gewigtige onderwerpen te vertragen. Maar als wij gelooven mogendat dergelijke motien worden voorgesteld om een votum der kamer uittelokken, dat het oordeel der meerderheid over handelingen van het gou vernement doet kennen, dan getuigen woorden als die van den heer de Braauw en van den heer Groen of van dépit, omdat men een ecjhec voorziet of van aanmatiging die stoutweg zeggen doet: of gij met mij instemt of niet, wij alleen hebben de waarheid. De oppositie kan in afwachting dat de door haar voorspelde belangstelling buiten de kamer in de Bussische nota-kwestie ge boren wordt deze zaak nog niet laten rusten. Toen de zitting van 11. Dingsdag der tweede kamerom het ver gevorderde uur werd verdaagd, vroeg de heer Storm van 's Gra- vezande het woord om den minister van buitenlandsche zaken an dermaal te interpelleren. Hij vroeg: 1". of er antwoord gekomen was op onze nota2o. zoo jaof de minister zou kunnen goed vinden dat antwoord aan de kamer medetedeelen; 3o. wanneer dat antwoord aan den minister was medegedeeld. De minister van buitenl. zaken antwoordde, dat dienzelfden morgen hem door den Kussischen gezant voorlezing was gedaan van het antwoord van den Kussischen minister van buitenl. zaken op de depêche die hem door onzen gezant vroeger was voorgelezen en dat hij zich voorstelde morgen of overmorgen (dus gisteren of heden) mede- deeling van den inhoud aan de kamer te doen. (Werkelijk heeft lieden de mededeeling, blijkens het onderstaande verslag der zitting plaats gehad.) Dingsdag jl. zijn de discussien over de definitieve begrooting van koloniën aangevangen en gisteren en heden voortgezet. In de zitting van Dingsdag hebben vijf leden het woord gevoerd namelijk de heeren Hoffman en Wintcjens tegen en de heeren v. Loachem, Viruly en Dirks voor de begrooting. Terwijl de' heer Hoffman hoofdzakelijk gekant was tegen de liberale koloniale rigting van het gouvernement en den minister, beschouwde de heer Wintgens de zaak meer uit een politiek oogpunt en bestreed de houding der regering in verband met de afstemming der begrooting van den heer ühlenbeck in de Eerste kamer in December 11. De zitting van Woensdag werd geopend met eene motie van den heer Groen, omtrent den vorm der beraadslagingen en ver volgens grootendeels ingenomen door de redevoeringen van de heeren v. Mulcken, die zich tegen de begrooting verklaarde op grond van 's ministers voornemen om de strijdkrachten in Indie te verminderen, de Braamo, die den minister sommeerde om te verklaren of hij behoudend of liberaal was, vermits hij omtrent de koloniale rigting van den minister in groote onzekerheid verkeerde, v. Voorthuijzen, Groen en Storm van 'sGravesan.de, die zich op verschillende gronden tegen de wet verklaarden en den heer v. Bossedie overtuigd dat de minister niet tot de geavanceerde liberalen behoorde vóór de begrooting zoude stemmen, ten ware de loop der discussien hem tot andere gedachten bragt. Ten slotte voerde de minister van koloniën het woord. Na de redenen te hebben opgegeven die hem zouden beletten met de verouderde denkbeelden der tegenstanders van het ko loniaal regerings beleid zich ooit te vereenigen en na te hebben aangetoond dat hij zich uit den aard bij de behandeling van koloniale aangelegenheden tot bijzonderheden moest bepalen, lichtte hij de handelwijze der regering na de afstemming der vorige begrooting toe, en verklaarde aan zijne antecedenten getrouw te zullen blijven, hoe wel hij daarom aangaande de wijze van re geling van een of ander belangrijk punt van gevoelen kon ver schillen. Onder anderen zeide de minister voornemens te zijn de indische regering zooveel mogelijk vrij te zullen laten in hare werkkring, gaf zijne gedachten omtrent het cultuur-stelsel te kennen, zeide, dat hij daarvoor gunstig gestemd was, maar niet deelde in den overdreven lof daaraan door anderen toe gezwaaid, zoodat wettelijke regeling noodzakelijk was geworden. In de zitting van heden heeft de minister zijne rede vervolgd. Hij ontwikkelde zijn stelsel nopens de landrente en andere hoofd punten en beantwoordde de vorige sprekers op de bijzondere pun ten door hen ter sprake gebragt. Ook zijn wensch is stelsel tegen over stelsel te plaatsen, doch tevens het debat te houden op prak tisch terrein. Na den minister spraken nog de heeren Wintgens, Groen, Ge vers, Mijer en van Nispen, allen tegen de koloniale politiek der regering, terwijl de heer Godefrog nog opheldering verlangde op bepaalde punten om zijne stem te kunnen bepalen. Morgen zullen de discussien worden voortgezet. Vóór het sluiten der zitting heeft nog de minister van buiten landsche zaken het antwoord van Rusland op onze nota be trekkelijk Polen voorgelezen. In de troonrede, waarmede de zitting der Pruissische Kamer van afgevaardigden is gesloten, wordt haar door het anti-revo lutionaire ministerie verweten, dat zij door hare beraadslagingen over de buitenlandsche staatkunde getracht heeft de werkzaamheid der regering te verlammen. Wat zou de heer Groen wel zeggenindien dit woord van zijnen politieken geestverwant eens door ons ministerie tot hem gerigt waren

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1863 | | pagina 1