1863. N°. 30. DONDERDAG16 APRIL. 50s" Jaargang. Een brief uit Inclie. 606SSCHË COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maan dag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,95 fr. p. p. 1,90. Gewone advertentiOn worden a SO et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodbcrigten van 1-6 regels ƒ1,30, behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Het was ligt te voorzien, dat de oppositie-pers den vakantie tijd van de Tweede Kamer te baat nemen zou, om in haren geest de gemoederen voortebereiden, voor de behandeling van het wets ontwerp betrekkelijk den aanleg van staatsspoorwegen op Java. Nadat de minister er ernstig ophad aangedrongen, dat dit ont werp met spoed door de kamer zou worden onderzocht, maar de zwakke of vermoeide kamerleden zoolang gedwongen hadden tot ze hun zin kregenbegon er een tijd van rustdien de oppositie juist noodig had, om inmiddels de batterijen tegen de ministe riële voordragt te pointeren en de natie daartegen zooveel mo gelijk intenemen. Het is wel der moeite waard nategaan hoe zij dat doel zoekt te bereiken, en wij meenen daarom de aandacht te moeten vestigen op Eenen brief uit Indie, die in het n'1. van Dingsdag 11. van den jongen Hagenaar is opgenomen. Dat die brief niet-ten gunste van het wets-ontwerp zoude zijn, laat zich vermoeden, omdat die door dit dagblad werd opgenomen; dat er in Iudie zijn die de politieke zienswijze van den jongen Ha genaar deelen, schoon dan ook weinigen, is eene bekende zaak; maar dat men de partijzucht tot zulk een uiterste van onbe schaamdheid zoude drijven, dat hadden zij althans niet gedacht; die nog altijd meenen, dat de parlementaire vormen, dat de be scheidenheid niet in strijd met de vrijheid zijn. De zoogenaamde brief uit Indie is, naar wij lezen, geschre ven door iemand, die meent bevoegd te zijn om zijn oordeel uit te spreken en zich tot staving daarvan beroept op zijne bekend heid bij de redactie van het Haagsclie blad. Wij laten aan het publiek overom te beslissenin hoeverre die bekendheid, voor het publiek een waarborg isdat een overigens onbekend indi vidu werkelijk op de hoogte is, om een juist, en eerlijk genoeg om een onpartijdig oordeel te vellen. Ons komt het voor, dat wie in zoo gewigtige zaak op den voorgrond treden wil en dit op zoodanige wijze doet, niet met zijnen naam in het duis ter moest schuilen, maar veel meer, door dien te noemen, gezag moest bijzetten aan zijn beweren. Toch zouden wij daarop minder hechten, indien niet de inhoud van den brief zelf tot gevolgtrekkingen aanleiding gaf, die den briefschrijver in een min gunstig licht plaatsen. Ér wordt in dien zoogenaamden brief uit Indie niet over de zaak gerede neerd door een deskundige, door een bevoegd getuige, maar de schrijver deelt eenvoudig den inhoud mede van de rapporten door den raad van Indie, den heer Stieltjes en den heer van Sicieten ingediend. Het is bekend, dat, een deel althans van die rap porten, eerst met de laatstvoorgaande mail hier is aangekomen en wij hebben dus allereerst te constateren, dat de inhoud van die rapporten in Indie of publiek is gemaakt of officieus aan enkelen is medegedeeld, zoodat deze nu reeds hier bekend kan zijn, alvorens de stukken zelve welligt in handen van de leden der kamer zijn gekomen. Wij hebben reeds meermalen opge merkt, dat de jonge Hagenaar in betrekking schijnt te staan met de zoodanigen die eenen ring van Gijges schijnen te bezitten en van alle geheimen ongemerkt kunnen kennis nemenen die daarbij de vrijmoedigheid hebben, om hetgeen zij heimelijk te weten kwamenluide uittespreken. In dit geval blijkt het zonneklaar, dat de Indische correspondentzoo hij er iser geen het minste bezwaar in vindt, om wat hijquovis modo, te weten kwam aan de klok te hangen. En indien hij werkelijk in die mededeeling ter goeder trouw is, dan moet het ons verwonderen, dat niet één der Indische bladen, onlangs tot ons gekomen, van den inhoud dier rapporten spreekt. Bijna zouden wij opmaken, dat hier aan een abus de confiance moet worden gedacht. Maar gesteld ookdat die correspondent langs den meest loijalen weg tot de kennis van die rapporten is gekomen, dan is de vraag of de courantdie dezen brief mededeelde even loijaal gehandeld heeft Het was bekenddat de minister er op had aangedrongen om voorloopig den inhoud der medege deelde stukken geheim te houden. Anderen mogen anders daar over denken, maar de minister die in zijne ambts-betrekking een dergelijk verzoek doet, terwijl hij de kennisneming aan de leden der kamer niet onthoudt, heeft er regt op, om te verwachten dat men zijn verzoek zal eerbiedigen. Zeker heeft hij voor zijn verzoek gegronde redenen, en mogt men deze ook betwisten, de humaniteit brengt in ieder geval mede, dat, wie ook achter dat geheim mogt komenniemand dat verrade, al is hij ook eene geheel andere zienswijze toegedaan. Wij wenschen, zooveel als iemand, de publiciteit in de behandeling van publieke aangele genheden, maar ook de meest billijke eischen hebben grenzen en wij kunnen dus de openbaarmaking van bescheiden, waarvoor de minister geheim houding had gevraagd, niet anders beschouwen, dan als eene vijandige handelingmaar die in hare illoyauteit hare veroordeeling vindt. Het gold hier eene zaakwaarover niet het publiek maar de leden der kamer moesten oordeelen; de publieke debatten zouden genoeg aan het licht brengen, wat het publiek tot deszelfs oordeel van noode had. Waarschijnlijk zou het geheim dan ook zijn opgeheven, maar de bekendmaking van de stukken, quasi uit O. I. afkomstig, moet door iedereen worden afgekeurd die niet aan de zijde van eenen jongen Hagenaar staat. Men versta ons wel. Wij bedoelen geenszins de openbaarmaking te bestrijdenmaar wij zien in deze handeling eene daad die met alle vormen en regelen in strijd isen die te meer be- teekenis krijgtwanneer wij in het volgende nommer van het dagblad waarin de brief is opgenomen, de gemoedelijke wensch lezen dat de minister toch spoedig de geheimhouding moge opheffen, als of het zegel niet reeds verbroken was, door de open baarmaking van de^i zoogenaamden brief. Wij kunnen daarom niet nalaten om te uiten, wat iemand ons na de lezing van den zoogenaamden brief uit Indie, zeide. Zou dat wel een brief uit Indie zijn, sprak de twijfelaar, want er komen uitdrukkingen in voor, die aan eenen bekenden publicist doen denkendie zeer mogelijk hier konden worden gebruikt 1 onder den indruk der laatste gebeurtenissen maar waarschijnlijk niet in Indieop den tijd waarop de brief gezegd wordt ge schreven te zijn. Onwillekeurig rijst de gedachte opdat die brief slechts de vorm is, waarin de inhoud der nu voor de leden der kamer gedrukte stukken aan het publiek wordt medegedeeld, waardoor men de indiscretie zoekt te bedekken. Wij laten die gissing voor hetgeen zij is, maar al ware zij ook beter gevonden dan waar, toch wekt zij nadenken op en deelen wij haar mede, omdat uit het stil zwijgen der Indische bladen over de genoemde rapporten blijkt, dat zij daar zeker niet algemeen bekend zijn of dat men het ontijdig achtte er over te spreken. Het zal voorts wel geen betoog behoeven, dat de mededeeling van den zoogenaamden brief alleen geschied om de koloniale agi tatie levendig te houden. Daarom zeker wordt in den aanhef gewaagd van den Gouverneur-generaal als een spoorweg-man en van diens strijd met den heer Stieltjes, waardoor terstond aan gewezen wordtaan welke zijde de ministeriële opposanten zich moeten scharen. Welke ook de oorsprong zij van den brief, al tijd is die met talent geschreven om den argloozen te winnen voor andere denkbeelden, dan men bij den minister onderstelt; en het publiek, dat zich met deze zaak bemoeit, heeft een belangrijke stoot gekregen om reeds vooraf de partij te kiezen van den heer Storm c. s., die zeker niet in gebreke zullen blijven, om de denk beelden in het rapport Stieltjes ontwikkeld aanteprijzenjuist omdat zij gerigt zijn tegen diewelke ten grondslag liggen van de concessie Poolmanwaarvoor bij de wetgevende magt de goed keuring is gevraagd. Wat nu die denkbeelden zelve betreft, wij achten ons niet bevoegd om, wie zulks ook doen moge, daarover te beslissen. Men moet met lokale kennis toegerust zijn, om te kunnen oor deelen, of zich bepalen tot toetsing van de algemeene beginselen die de een en de ander bij den aanleg van spoorwegen op Java volgen wil. Maar ook deze kunnen slechts door hen regt beschouwd worden, die met den grond, de bevolking, de vervoermiddelen en wat niet al meer in Indie bekend zijn. Daarom hoe wij an ders ook strijden voor zelfstandig oordeel, vrij van alle steunen op gezag van anderen, in dezen meenen wij, dat het onmogelijk is tot eene juiste zienswijze te komen, zonder voorlichting van

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1863 | | pagina 1