ïïïiöbcfcn trail oerooer.
Oïïar&töerigten.
INGEZONDEN STUKKEN.
Het is eene natuurlijke neiging bij den mensch om steeds
uittezien naar dat gene wat hem het voordeeligst is en niets
is gewis meer bevorderlijk in de maatschappij om die neiging
bevredigd te zien, dan concurrentiemededinging of concurrentie
wordt opgewekt door buitengewone winsten die het monopolie
verzekerde doch zij werkt niet langer, dan tot het oogenblik
dat de winsten gedaald zijn tot het peil van den productie-prijs,
daar is hare natuurlijke grens, daar houdt de mededinging op.
Deze staathuishoudkundige wet kwam mij voor den geest, bij
hetgeen wij in den jongsten tijd in de stad onzer inwoning zien
plaats grijpen met eene verdubbelde stoomvaart, en onwillekeurig
kwam bij mij de vraag op, of dat verschijnsel voor onze stad
wel zoo wenschelijk te achten is? eene vraag die ik meen dat
voor onze stadgenooten niet van belang is ontbloot.
Het is gewis niet tegen te spreken, dat mededinging in het
algemeen voor het groote publiek de meest wenschelijke zaak
moet geacht worden, zij toch is het middel om het genot uit
tebreidenen te doen genieten ook bij hen, die het vroeger niet
bereiken konden. Maar hoe gewenscht zulks in de meeste ge
vallen te achten is, gelooven wij toch, dat de mededinging die
zich in de stoomvaart te dezer stede heeft opgedaan, met het
oog op de toekomst minder gewenscht moet gerekend worden.
Om onze zoo even geuitte meening te staven, moeten wij een
blik slaan op het verledeneen de feiten nagaan die de ge
schiedenis onzer stoomvaart heeft opgeleverd. Totaal gemis aan
zoodanig middel van vervoer, deed uitzien om ook Goes in
dat genot te stellen, met opoffering van vele zijden en daaronder
niet het minst van de handelstand en neringdoenden, met op
heffing van de bestaande beurtschepen op Botterdam kwam zoo
danige boot in de vaart, maar korte jaren zijn genoegzaam ge
weest om de overtuiging daar te stellen, dat zonder voortdurende
mede werking van alle zijden, de opbrengst ongenoegzaam moet
geacht worden, om zelfs als monopolie in stand te kunnen blijven,
de onderneming ging te nietwel spoediger door bijkomende
oorzaken, als anders welligt het geval zoude geweest zijn doch
ondanks die oorzaken, is het toch eene bekende daadzaak dat de
onderneming geene renten afwierp genoeg zij ging te nieten
men mogt zich verheugendat ondernemende mannen in ons
midden gevonden werdendie de stoomvaart voor Goes wilden
trachten te behouden, wij noemen dit een edel doel, daar zij, die met
het ftnantiële van die onderneming bekend zijn, overtuigd zullen
wezendat bij eene opbrengst als tot heden werd genotende
meest mogelijke intevoeren bezuinigingen en de behartiging van
de grootste spaarzaamheid, hoogstens eene zeer schrale rente het
loon kan doen zijn van hen die de onderneming waagden.
En is dit niet tegen te spreken, dan is het even onbetwistbaar,
dat de concurrentie die zich heeft opgedaan, noodwendig daartoe
moet leiden dat de Goessche-onderneming zal bezwijken want
men mag niet aannemen dat het edel doel der ondernemers zoo
ver gaan zal dat zij ten eigen koste, en alleen ten gerieve onzer
stadgenooten zoodanige onderneming zullen in stand houden. En
dan vragen wij is dit wenschelijk? is dit voor Goes onverschillig?
Wij doen die vraag aan onze stad- en landgenooten zonder eenig
doel om deze maatschappij te bevoordeelen of de concurrent te
willen benadeelen, wij doen die vraag alleen met het oog op de
toekomstalleen in betrekking tot onze stad- en landgenooten
wat toch zal het geval zijn zoo de Goessche-onderneming ophoudt
te bestaan Wij gelooven ditdat de stoomvaart op Goes in
handen komt van vreemden, in handen komt van hen die bij eene
vaart op Goes geen ander belang hebben of kunnen hebben dan een
finantiëel belang, een finantiëel belang dat niet langer duurt als dat
eene vaart op Goes voordeelig blijft, doch even snel ophoudt zoodra
de vaart op eene andere plaats een meer voordeelig resultaat aanwijst.
In tegenstelling daarvan, heeft het behoud der Goessche-onderne
ming voor stad- en landgenooten dit voor, dat zij is eene onderne
ming die van hier uitgaat met het doel om Goes in het bezit te houden
van zoodanig middel van vervoer, en waarbij het finantiëel alleen
in zoo verre een hoofdrol speeltdat de onderneming moet kunnen
in stand gehouden worden zonder opoffering. Wij treden in
geene vragen of deze of gene boot aangenamer verblijf of sneller
overtogt aanbiedt, wij vragen niet of deze of gene boot ingeval
van ongunstige weersgesteldheid meer of minder zekerheid verschaft,
of deze of gene goedkooper of voordeeliger is, dat alles zijn bij
komende zaken bij het onderzoek hier ingesteld. Het ligt toch
nog in de toekomst of zoo de Goessche onderneming eenmaal ver-
pligt mogt zijn te staken, dat goedkoope van blijvenden aard zijn
zal, het ligt nog in de toekomst of de boot van den concurrent
op den duur bestand zal zijn voor de vaart op onze stroomen?
of de nood niet eenmaal zal gebieden dat eene andere boot die het
aangenaam verblijf dat de tegenwoordige schijnt aantebieden mist
deze zal behooren te vervangen. Maar het is en blijft onze over
tuiging dat het behouden der Goessche-onderneming met het oog
op de toekomst voor onze stad- en landgenooten eene vraag is
niet van belang ontbloot, en hebben gemeend onze gedachten
des aangaande niet te mogen terughouden, maar aan ieders over
weging te geven, opdat elk die het met de stad zijner inwoning
wel meent zoo veel in hem ishandele naar hetgeen hij meene
dat zijn belang vordert. Q.
Uit Belgie werd onlangs berigt, dat de burgemeester der ge
meente Esschene in Zuid-Brabantbesloten had een register aan
te leggen, waar, in chronologische orde, alle merkwaardige feiten,
welke zich in de gemeente mogten voordoen, opgeteekend zouden
worden, en dat dit plan bij den Belgischen minister van bin-
nenlandsche zaken zooveel bijval gevonden had, dat hij eene aan
schrijving had gerigt aan de gouverneurs der verschillende pro
vinciën in d ;t Itijk, ten einde alle gemeente-besturen aan te sporen
dat voorbeeld te volgen, opdat vele gegevens, welke thans zeer
verspreid worden te boek gesteld, en, als men ze noodig heeft,
moeijelijk zijn op te sporen, in een geregeld geheel worden za-
mengevat.
Wij meenendat deze zaak te belangrijk is, om er ook niet
hier te lande de algemeene aandacht op te vestigen. In elke ge
meente valt van tijd tot tijd iets voor, waarvan de kennis levendig
verdient te blijvenmaar dat na verloop van eenige jaren ver
geten is. Men behoeft daarom niet allerlei onbeduidende kleinig
heden te boek te stellen; er zullen zelfs jaren zijn, waarin nieta:
merkwaardigs te vermelden ismaar zaken, b. v. het stichten of
herbouwen van kerken, raadhuizen, scholen of liefdadige gestich
ten het aanleggen van wegen en dijkenhet bepolderen van
schorren, rampspoeden door dijkbreuken, brand en hagelslag ge
leden oprigting van fabrieken contracten met de regering of
met naburige gemeenten gesloten en dergelijken. Bij ondervinding
wetende, hoe het verzuim van dergelijke dingen van vroeger tijd
op te teekenen, de gemeente-besturen dikwijls groote moeite ver
oorzaakt, wanneer zij het in het belang hunner administratie moe
ten opsporen, en hoe zij door dat verzuim somtijds hunne eigene
regten niet kennen.
Het is waar, sommige dezer bijzonderheden worden in de
notulen aangeteekendmaar op verre na niet alle, en dan zijn
zij ook onder allerlei andere discussien verscholen en later moeije
lijk terug te vinden. Met zulk een register daarentegen, dat,
goed bijgehouden, zeer weinig moeite kost, zou men in een oog
opslag al deze bijzonderheden kunnen vinden, vooral wanneer
er alle 10 of 20 jaren een index bijgevoegd werd. Bovendien
zou het ook de belangstelling der ingezetenen in de lotgeval
len hunner woonplaats aanvuren, en mogelijk dezen of genen
tot verdere nasporing ook voor vroegere tijden opwekken, nu
men tegenwoordig uit de alom geopende archieven zich gemak
kelijk verdere inlichting kan verschaffen, terwijl bij eene even
tuele uitgaaf van zulk een geschiedkundig overzigt eener gemeente,
de gemeente-besturen daarvan zelve later de vruchten zouden
plukken.
Keeds is in de laatste jaren de belangstelling voor dergerlijk
onderzoek merkelijk toegenomen, en vrijwillig, zonder aansporing
der regering, heelt men hier en daar dorpsbeschrijvingen opge
steld, zou dan ook dit voorbeeld, door Belgie gegeven, en
waarvan de nuttigheid voorzeker door ieder zal ingezien worden,
ook in ons Vaderland geene navolging vinden?
W., 27 Maart 1863. B.
APRIL 1863.
STOOMSCHIP: „33S3 STAD 0-033S».
van GOES. ure. van ROTTERDAM. ure.
Vrijdag 3 'smorg. 11,Zaturdag 4 's morg. 6,r
Maandag 6 5,Dingsdag 7 8,
Woensdag 8 5,.Donderdag 9 10,30.
Vrijdag 10 5,Zaturdag 11 11,30.
Maandag 13 8,.Dingsdag 14 5,
STOOMJAGT:
van ROTTERDAM. ure. I van GOES. ure.
Vrijdag 3 'smorg. 6,Zondag 5 'smorg. 11,
Maandag 6 8,Dingsdag 7 's midd. 1,
Woensdag 8 8,Donderdag 9 'smorg. 3,30.
Vrijdag 10 10,Zondag 12 6,—.
Maandag 13 's midd. 1,30. Dingsdag 14 8,
GOES, 31 Maart 1863.
Bij tlaauwi n aanvoer noteerde men de vorige weekprijzen. TARWE 8,75
a 9'%,. ROGGE 604\o. Winter GERST 4,85 a f 5,15, Zomer
DITO f 4«'S5. HAVER f 2,90 a 3,10. GROENE ERWTEN f 6'"/M
PAARDENBÓONEN 5,'75 a 6,00.
MEEKRAP. Onveranderdflaauw.
AMSTERDAM, 1 April 1863.
TARWE stil. ROGGE onveranderd. KOOLZAAD 89 Oj peT voor-
jaar X 76'2. LIJNZAAD 5,— lager.
RAAPOLIE vliegend 51-4 4 op 6/w. f 53.
LIJNOLIE - 42 - 43V,.
AVIGNON, 28 Maart 1863,
MEEKRAP stil en prijzen onveranderd. Wortels schaars,
BROODPRIJZEN.
naar de vroegere zetting.
Tarwen brood 15 ct. I Masteluin brood 12 et.
Tarwen Krop brood 13 Rogge brood 11