aan enkele zijner dichtende tijdgenooten te danken heeft. Met
die tijdgenooten stond hij niet op den besten voet en hij maakt
zelfs nimmer van Vondel gewag. Het waren ook geen menschen
voor elkander, en Cats, de man der kerkelijke partij, kan wel I
niet instemmen met den levendigen Vondel, die hem om zijne I
zucht naar het buitenleven Jaap Priaap noemde. In menig opzigt
schijnt het Cats aan vinding en oorspronkelijkheid te hebben ont
broken en meest altijd komen zijne gedichten op dezelfde zaken
neer Geld en liefde en. liefde soms in een vrij zinnelijken vorm,
zijn de spillen waarom alles draait en het huwelijk als grond-
huwelijk geestelijk huwelijk en grafhuwelijk wovclt van alle
kanten en altijd weder beschouwd. Zijne herhaalde stopwoorden
zijn des al niettemin en evenwel nogthans en ik en west niet icat
zijn ieder bekendten opzigte van die grieven heeft de dichter
Hoffhann echter gezegd:
Gij die den braven Oats slechts met verachting leest
Wijl ik en %oeet niet nat in hem u kon mishagen.
Indien die eedle zeeuw een franschman waar geweest
Gij zoudt met lof van zijn je ne sais quoi gewagen-
Bovendien heeft de rythmus die hij kiest in onze dagen weinig
aantrekkelijks meer. De alexandrijnen die C zoo eigen zijn, dat
Wj ze niet verlaten kanzonder stroef en stootend te worden,
behagen ons niet. In zijnen tijd was die vorm waarschijnlijk de
gezochte en gaf die aanleiding tot het gemakkelijk van buiten
leeren van Cats verzenhet was misschien onder de oorzaken
dat men zich aan dien dreun over het algemeen hechtte. Cats
zucht om te rijmen is schier zonder voorbeeld; het kostte hem
moeite om in proza te schrijven, zijn laatste arbeid was dan
ook het rijmen van een gebed dat hem in zijne stervensure moest
worden voorgelezen. -- Als dichter bespeurt men ook bij hem
geene toenemende ontwikkeling en zijne eerste verzen zijn beter
dan de laatste, doch in allen ontmoet men zekere platheid die
met voorbeelden wordt gestaafd.
De spreker gaat daarna over om de verdiensten van C. als
dichter uit een te zetten. Zijne levenswijsheid, zijne kennis van
het menschelijk hart hebben hem tot zededichter bij uitne
mendheid gemaakt. Alles wat hij ziet grijpt bij aan om er eene
zedeles aan vast te knoopen. -Een straatjongen die eeu appel
van een tafeltje steelteen kat die een viscli pakt geven hem
stof tot dichten. Zijne Bijbelkennis die verbazend isbrengt
hij overal te pas gelijk door voorbeelden wordt aangewezen.
Hier en daar" zijn er echter dichtstukken die van vernuft ge
tuigen of door zangerigheid uitmunten. Met veel zorg onthoudt
C. zich van alle kerkelijke en staatkundige twisten en 't is al
veel als hij van de godgeleerden der Dordsche synode zeggen durft.
Ik hope dat de Heer Uw werk zal doen geschien
Maar dat w'u in dees staat toch nimmer wederzien.
Een enkele maal slechts is er een gedicht waarin hij toespelingen
schijnt te maken op den staat dezer landen na den dood van
Willem II en wel in zijn gedicht eindigende Want een rijck van
enckel dwang. Duert gemeenlijch niet te lang.
Na dat nog een blik was geslagen op Catsals dichter
van het werkelijk leven, beschouwde spreker hem in het tweede
deel meer in het algemeen. De groote verdiensten van C. bestaan
z. i. vooral in de kernachtige spreuken, die een schat van levens
wijsheid bevatten. Van daar dat spr. meer waarde hecht aan
dergelijke korte gedichten dan aan die van grooteren omvang.
Zijn blijeindend treurspel Aspasia moge niet geheel zonder
verdiensten zijn; het valt in het oog dat C. in dat genre niet
te huis is. Onze dichter had veel gereisd; hij had Frankrijk en
Engeland in zedelooze tijden bezocht; teregt is opgemerkt wie
veel gezien heeft, heeft veel gevoeld en de rijke levens-ervaring
die hij had opgedaan wist hij overal te pas te brengen. Cats
was groot door veelerlei gaven, doch hij bleef de dichter van
het burgerlijk leven en waar hij de vleugels verder uitslaan
wil, ziet men die poging gemeenlijk mislukken. Cats is niet te
vergelijken met Vondel, doch misschien zou men hem eene
plaats kunnen wijzen tusschen deze en Starter welke laatste even
wel niet van onkieschheid vrij te pleiten is. Cats werd dooi
de meerderheid zijner tijdgenooten gevierd en als voorstander
der kerkelijke partij was hij ook in de rigting dier meerderheid.
Het volk voelde zich tevens gestreeld, dat de groote Kaad-pen-
sionaris tot hem wilde afdalen. Vondel en later Antonides waren
meestal te verheven om door het algemeen begrepen te worden;
om C. te verstaan was het voldoende om mensch zijn, en Bellamy
vergelijkt hem bij een zwaan die zacht en heerlijk over de
vlakte zweeft.
De spr. stelt de vraag of het een gelukkig verschijnsel mag
worden geacht, dat de werken van C. herbaalde malen op nieuw
worden uitgegeven Hij gelooft dat de uitgaven meer zijn
boekverkoopers speculatien op de traditionele vereering van C.
gegrond, dan een hulde aan zijn talent. Het nut dier uitgave
betwijfelt hij. Onze tijd levert genoeg op dan dat wij telkens
tot het oude zouden behoeven terug te keeren. Eene bloemlezing
uit de. werken van 6. zou misschien nog meer nut stichten dan
deze kostbare editien. C. is volksdichter bij uitnemendheid. Het
volk heeft behoefte aan opleiding en t'is ieder niet gegeven in
de taal des volks te spreken. Daartoe zijn bijzondere gaven en
veel studie noodig. Want met platheid is het volk niet gediend.
Het volk waartoe Cats zich rigt is echter niet de laagste klasse
der maatschappijt'is het volk in het algemeen de natie collectief
genomen. Het vereert ons volk, dat het prijs blijft stellen op
C., want al is het den poêtischen vorm ontwassen, de zeden
meester blijft dezelfde in ieder tijdperkvoor iederen leeftijd
voor iederen stand. Het verheft ons volk dat het C. als zede-
meester blijft vereeren, want de levenswijsheid van Cats blijft
altijd de ware levenswijsheid. Met eenige dichtregelen besluit
spr. zijne rede.
INGEZONDEN STUKKEN.
Aan de Redactie van de Goessche Courant.
In uw blad van Maandag den 2 dezer maand, komt voor een
ingezonden stuk, waarbij aan het publiek op eene allezins geloof
waardige wijze het feit wordt medegedeelddat de gezagvoerder
der stoomboot „Stad Goes" de inhumaniteit had gehad om
op Dingsdag den 24- Februarij 11. op het oogeublik, dat deze de
voor Stavenisse omhoog zittende stoomboot Zuid-Bevt land" in
het gezigt kreeg, alle de vlaggen in top te laten hijschen en alzoo
laatstgenoemde boot voorbij te varen, alsmede dat niettegenstaande
deze onheusche handelwijze van genoemden gezagvoerder, de Di
rectie der stoomboot Znid-Beveland aan haren gezagvoerder den
bepaalden last had gegeven, om, Wanneer het zich mogt voordoen,
dat de stoomboot Stad Goes" eenige hulp noodig had, die steeds
met de meeste bereidwilligheid te verleenen.
Ieder weldenkende zal bij de lezing van dit ingezonden stuk
het gedrag van den gezagvoerder der stoomboot „Stad Goes"
ten hoogsten afgekeurd en de edelmoedige wraakoefening der
Directie van de stoomboot „Zuid-Beveland" geprezen hebben;
en voorzeker mag deze oordeelvelling gegrond en regtvaardig
genoemd worden.
Het publiek zal het mij echter wel niet ten kwade duiden
dat ik, in het belang der „Goessche Stoomboot-onderneming" en
ter regtvaardiging van den gezagvoerder der stoomboot „Stad
Goes"door middel uwer Courant openlijk bekend maak en ver
klaar, dat het, in voornoemd ingezonden stuk van den zoo onpar-
tijdigen schrijver medegedeeld feitniet alleen van allen grond
is ontblootmaar geheel en al bezijden de waarheid en verzon
nen is.
De stoomboot „Stad Goes" vertrok op Dingsdag den 24 Fe
bruarij 11. des morgens om 9 uur van Botterdam en nam aan het
station Ooltgensplaat verscheidene passagiers op.
Op last van den gezagvoerder werden daar alle de vlaggen
geheschenhetgeen mij door de verklaring van geloofwaardige
personen is bevestigd gewordenzoodat het wel geen betoog zal
behoeven, dat de schrijver van het ingezonden stuk onwaarheid
spreekt door te verklaren, dat de vlaggen in top waren gehe
schen op het oogenblikdat de gezagvoerder van de Stad Goes"
de omhoog zittende boot „Zuid-Beveland" in het gezigt kreeg.
Moeijelijk is het toch te veronderstellen, dat het oog van ge
noemden gezagvoerder reikte A an Ooltgensplaat naar Stavenisse,
eene distantie van circa 2/'. uur!
De bedoeling van den onpartijdigen schrijver met het openbaar
maken van het hiervoren beschreven onwaar feit, is echter lig-
telijk te raden; hij heeft daardoor een blaam willen werpen
(welligt uit persoonlijke vete) op den gezagvoerder van de stoom
boot „Stad Goes", ten einde zoo doende de Goessche Stoomboot-
onderneming, welke die gezagvoerder aan boord vertegenwoordigt,
in een ongunstig daglicht te stellen; of dit laatste den onbe
kenden schrijver gelukt is zal de toekomst moeten leeren.
Wil men echter om de eene of andere reden de Goessche Stoom
boot-Onderneming tegenwerken en andere ondernemingen boven
haar in de hand werken, dit staat ieder vrij en mag door mij
niet worden beoordeeld; maar als men dit laatste doet, dan
behoort zulks te geschieden op eerlijke en loijale wijze en niet
door het verspreiden van onwaarheden door middel van ongetee-
kende stukken in een publiek blad.
Met de opname van bovenstaande regelen in uwe courant
zult u verpligten den Directeur der Firma
„de Goessche Stoomboot-onderneming"
Z. D. v. d. BILT LA MOTTHE Jr.
Aan de Redactie der Goessche Courant te Goes.
Mijnheer de Bedacteur!
De oprigting van Zangvereenigingen ten platten lande, welker
aantal gedurig toeneemt, de deelneming die zij ondervinden, hier
zich openbarende door een groot getal ledendaar weder door
ondersteuning en aanmoediging buiten hunnen kringis een
verschijnsel, dat zeker door ieder weldenkende met genoegen wordt
waargenomen en borg spreekt voor de bewering, dat ook daar
edele en nuttige uitspanningen op den voorgrond treden.
Hebben de meeste dier vereenigingen op de dorpen in dit
eiland niet de groote hulpmiddelen van die welke men in de
steden en andere aanzienlijke gemeenten vindvolharding is
daar veelal met goed succes werkzaam.
Hiervan getuigt de verleden zondag avondde leden der
Zangvereeniging te Kruiningen gevestigd, bragten toen een bezoek
aan hunne vrienden te Krabbendijke. Reeds voor dat de eerst
genoemde de vergaderzaal, zijnde het schoollocaal aldaar, waren
binnengetreden, was eene groote menigte belangstellenden aan
wezig; de beide Zangvereenigingen zongen eerst vierstemmig het
1& vers van den 133 t n Psalm, op welke wijze verscheidene
andere Psalmen werden voorgedragenterwijl de Kruiningers
nog eenige liederen van Hazeu, en die van Krabbendijke eenige
Evangelische gezangen vierstemmig zongen. Het schoone van het