1863. N°. 6.
MAMDAG 18 JAHUARIJ. 50 Jaargang.
yfaiitseftjü Stestuur.
lit, n-i hm. o
GOmCHK Mam.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maan
dag en Donderdag avonduitgezonderd
cp feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,8S fr. p. p. 1,90.
Gewone adverteutiën worden a SO ct. de
regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van
1-6 regels a 1.ÏO', behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiën moet geschieden vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Bel3t.endlmals.ins.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat
dat de SU PP LET O IRE KOHIEREN van den HOOFDELIJKEN
OMSLAG en de BELASTING op de HONDEN over het af-
geloopen dienstjaar, gearresteerd door den gemeenteraad den 25
november 18fi2 en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland
goedgekeurd den 9 dezeraan den gemeente-ontvanger ter in
vordering toegezonden zijn; mitsdien ieder belastingschuldige ver
manende om het deswege verschuldigde ten kantore van voor
noemden ontvanger \te voldoen.
En zal aan deze op de gebruikelijke wijze publiciteit gegeven
worden.
Gedaan ten raadhuize van Goes den 17 januarij 1863.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris
H. C. PILAAR.
Is de Minister van Justitie met de lokale belangen
van Zeeland genoegzaam bekend?
Het kon den schijn hebben van eene beschuldiging tegen een
hooggeplaatst ambtenaar, wanneer men omtrent hem eene vraag
doet, zoo als hierboven wordt gelezen. Het is geenszins onze
bedoeling met zoodanige beschuldiging optetreden, vooral niet,
daar wij ons verzekerd houden, dat de' minister er steeds op uit
is, om met de lokale belangen van- elke provincie zich meer
bekend te maken. Maar zoo dikwijls ons blijkt dat zij, die ook
over onze provinciale aangelegenheden zullen beslissen, nogin
menig opzigt verkeerd ingelicht zijn, meenen wij te moeten
spreken om beter licht te ontsteken.
Herhaaldelijk reeds is in onderscheidene adressen daarop gewezen,
dat eene juiste kennis van Zeeland waarschijnlijk tot eene andere
bepaling omtrent den zetel der regtbank zou hebben geleid. In
die adressen is zoowel aan den minister als aan de vertegenwoor
diging' aangewezen, dat de voorgestelde indeeling' groote bezwaren
heeft, en slechts door zeer weinigen wordt voorgestaan. En allen
hebben gezegd, dat die adressen alleen door geheel bijzondere
belangen waren ingegevenen dat men ze niet veel hooger
stellen moet, dan als uiterste pogingen, aangewend door die plaat
sen, waar nu regtbanken gevestigd zijn, om zich bijdat bezit te
handhaven. Niemand zal het zeker de bewoners dier plaatsen euvel
duiden, wanneer zij alles aanvoeren om eenen gevreesden slag
aftewenden. Wie in het bezit van eene regtbank stoffelijk voordeel
ziet voor de plaats waar die gevestigd iszou al zeer weinig
consequent zijn, wanneer hij zich die voordeelen zonder weder
stand liet ontnemen. Ook al was hij daarbij ietwat partijdig',
men zou er zich niet over kunnen verwonderen. Maar, hoe wij
ook voor de regtbank te Goes strijden, en dus onder de partijdigen
zullen gerangschikt worden, wij meenen niet te mogen zwijgen,
als wij met argumenten kunnen optreden, die afdoende moeten
geacht worden, en wij brengen gaarne alles in het licht, wat in
ons voordeel is, zonder anderen te benadeelen.
Hoe langer zoo meer wordt het zeker, dat slechts een zeer
klein deel in onze provincie de voorgestelde verandering 'in de
regtszetels verlangt. Met uitzondering van enkele plaatsen in
het 5 district, is de verplaatsing van de Goessclie regtbank
derwaarts en de vereeniging van het 4s en 5a district tot een
nieuw arrondissement, volstrekt niet verlangd. Voor Axel, Sas
van Gent en Neuzen, de plaatsen die bestemd of genoemd zijn
voor het ontvangen van eenen regtszetel was het wel onmogelijk,
om iets anders te wenschen of te vragen, dan de bevestiging
van de hun gegeven uitzigten. Maar van elders gingen geheel
andere kreten op. Het komt ons voor dat daarop moet gelet
worden. De zamenstemming van zoo velen, in tegenspraak met
den drang van zeer weinigen, kan tot bevordering van de kennis
van de lokale behoeften bij de hoogere staatsmagten medewerken.
I Daaruit toch blijkt, dat het hier niet eene enkele stad is, die
j voor haar voordeel spreekt, maar dat eene behoefte, in de lokaliteit
gegrond, zich daarin hooren doet. En wat moet bij de toekomstige
j vaststelling de hoofdzaak zijn, als het niet is het wel begrepen
belang der inwoners van onze provincie, in overeenstemming met,
de insulaire positie, die men elders slechts bij name kent.
Twee zaken hebben in den laatsten tijd zich aan ons voorge
daan, waarop wij de aandacht onzer lezers nog eens bijzonder
ipoeten vestigen,, of het mogt medewerken om eene overtuigende
stem te brengen, tot hen die ook over het lot van Goes moetiln
heslissen.
De eerste is het adres, onlangs door het
onlangs
medegedeeld, een adres waaruit wederom blijkt, dat men aan
gene zijde der Schelde de voorgestelde vereeniging volstrekt niet
algemeen verlangd. Wij zullen niet alle de argumenten, die daarin
worden voortgebragt, hier herhalen. Sommigen schijnen ons van
minder gewigt, voor ernstige tegenspraak vatbaar, of althans ge
makkelijk optelossen door den tijd. Maar het denkbeelddat
daarin doorschemert, dat het voor de duurzame vereeniging van
het oude Staats-Vlaanderen met onze noordelijke provinciën, voor
het bewaren en versterken van den bandalles behalve wensche-
ljjjc is, om als het ware die twee districten te isoleren, dat
*ko'mt ons zoo waar voordat hetnaar ons begrip, slechts door
hen kan bestreden worden, die den Zeeuwschen bodem nooit
hebben betreden, en dus niet weten, wat de ligging der onder
scheidene plaatsen, ook ten opzigte hunner onderlinge verbinding
vordert.
Wij erkennen het gaarneer is veel voor te zeggen om aan
Staats-Vlaanderen (kortheidshalve behouden wij die oude bena
ming) eene regtbank te geven. Het zou dwaas zijn te ontken
nen dat er groote bezwaren in de tegenwoordige combinatie zijn;
gelijk die, welke tegen eene geprojecteerde gemaakt worden
veel kunnen gewijzigd worden. Maar het eene belang staat hier
tegenover het andere, het eene bezwaar weegt tegen het andere
op, en waar zoo, als het ware, een evenwigt wordt aangebragt
daar moeten anderemits zwaarwegende bedenkingen de balans
naar eene of, andere zijde doen overhellen. Die bedenkingen be
staan. Mogt men ze regt laten wedervaren. Niet alleen, dat
men aan de overzijde der Schelde luide den wensch uitspreekt,
om bij het bestaande te blijven, maar velen daar zijn er geheel
van doordrongen, dat zoo men dat gedeelte van Nederland Ne-
derlandsck behouden wil, geene meerdere aanleiding moet gege
ven worden om die Nederlanders van de overigen te verwijde
ren. De regtbanken, zooals die nu geplaatst zijn, brengen onze
landgenooten van over de Schelde tot ons en houden de ge
meenschap met hen levendig. Men plaatse eene regtbank te Sas-
van-Gent eii verbinde daaraan allen die aan gene zijde wonen.
Zij zullen veel meer dan nu, naar het nabij gelegen Belgie gaan en
geene aanleiding hebben om den soms lastigen overtogt te doen.
De verplaatsing van de regtbank derwaarts zal natuurlijk ten
gevolge hebben, dat inrigtingen van allerlei aard zich ook daar
henen verplaatsen, en terwijl men aan den eenen kant een eisch
der billijkheid schijnt te vervullen, zal men aan den anderen
kant oorzaak tot eene vervreemding geven, die niet wordt be
streden, door het plaatsen van Noord-Nederlandsche ambtenaren
in die oorden; daar het te wachten is, dat de betrekkingen daar
van dien aard zullen zijn, dat niemand verlangen zal zich daar
voor zijn leven te vestigen.
Het is hier de vraag niet, wat voor het oogenblik billijk
schijnt, maar wat, met het oog op de toekomst, voor een deel
der bevolking w.enschelijkvoor het geheele Vaderland nuttig
moet geacht worden. Maar om dat te begrijpen, moet men in
datzelfde Zeeland bekend zijn, men moet daar gereisd, geleefd,
gezien en gesproken hebben. Wie onze provincie alleen van de
kaart kent, is een onbevoegd beoordeelaar Van onze behoeften
en kan tusschen de nu strijdende partijen geene uitspraak doen.
Als er van over het water eene, kreet opgaat, om met ons ver-
eenigd te blijven door eene regterlijke indeeling', die alzoo werd