JW 86.
1862.
V
Maandag 3 November.
J Off APES AO UTRECHT IIRESSEL1IUIS,
4*> Jaargang.
COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
De prijs per kwartaal is f 1,75, franco per post f 1,90.
Gewone advertentiën worden a 20 ct. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels a f 1,2°
behalve het zegelregt.
Pe inzending van advertentiën moet geschieden- yóór drie uren des namiddags.
Bij dit nomnter behoort een bijvoegsel bevattende
het gedeelte vm het verhandelde in den Gemeente
raad le Goesvan 25 en 25 dezer.
ONTHULLING van het GEDENKTEEKEN
ter eere van
te WOLFAAKTSDIJK 1 NOVEMBER 1862.
Ruim een jaar geleden trok een breede stoet, zaïnengevloeid
van alle kanten', vêreenigd door hetzelfde gevoeldoor de
zelfde gedachten, naar den dooden-akker te Wolf aartsdijk.
Het waren allen vrienden en vereerders van den ontslapen
Dresselhuis, wiens stof daar aan de aarde zou worden toe
vertrouwd, waar het rusten moest naast dat van zijnen eeni-
gen zoon. Met diepen weemoed stonden allen rondom de
groeve, waar een leven zoo nuttig, zoo werkzaam, zoo be
geerd eindigde. 'tWas het gevoel van aller hart, wat door
den mond van sommigen werd uitgesproken; want daar stond
niemand bij het graf, die Dresselhuis niet veel te danken
had, die niet treurde, dat zulk een vriend aan zijnen kring,
zulk een leeraar aan de zamenleving, zulk een mensch aan
de maatschappij ontvallen was. Maar het door tranen be
vochtigde oog werd door de herinnering aan den afgestorvene
als naar boven verheven: Als een troostende engel om
zweefde den treurenden de gedachte. Hij leeftschoon het
oog hem niet meer ziet; zijn geest duurt voort in het goede
door hem gesticht; wat hij begon zal voortgezet worden en
zijn naam zal leven bij een dankbaar nageslacht. Die troost
beurde het bedrukt gemoed op, maar deed tegelijk de wenscli
rijzen, dat op het graf een gedenksteen mogt worden opge-
rigt, niet slechts als herinnering aan hetgeen Dresselhuis
was geweest, maar vooral als opwekking voor tijdgenoot en
nakomelingschap, om voort te streven naar hetgeen Dres
selhuis zocht te worden. Ook die wensch, ik weetniet
meer door wien het eerst uitgesproken,was de uitdruk
king van aller gedachte, en naauwelijks was de schare van
de laatste rustplaats des ontslapen vriends teruggekeerd, of
eene commissie had zich gevormd, die den algemeenen
wensch tot werkelijkheid zoude brengen.
Zelden misschien vond een dergelijk denkbeeld al aan-
stonds zulk eenen onverdeelden bijval. Geen mensch had 1
eene enkele bedenking. Uit den mond van hen, die geen be-
grip van zijne verdiensten hadden, omdat zij te klein waren
om zooveel groots te bevatten, mogt de vraagwaarom?
gehoord worden, zij durfden die vraag niet openlijk uitspre
ken. Gelijk bij elke goede zaak het geval is, zoo zocht men
misschien ook bij deze, in het verborgen, tegen te werken,
maar het licht was den nevel te sterk en voor de vereerders
van het ware en goede vloden de handlangers der duisternis.
De commissie bestaande uit de heeren J. Fransen van de
Putte, dr. E. Moll en dr. J. P. Snoep, vond van ston
de aan de meeste medewerking. Door het gansche land
zond zij circulaires met kennisgeving van haar voornemen
niet maar om van alle kanten te vragen, maar om allen,
waar ook, gelegenheid te geven tot een zoo schoon doel
bij te dragen. Hare verwachting bedroog haar niet. Wat
enkele bijzondere vrienden bij het graf hadden uitgesproken,
dat vond weerklank door het geheele Vaderland. Het
bleek, dat de ontslapen vriend niet maar aan enkele krin
gen, aan Zeelandmaar aan de wetenschapaan het Vader
land ontvallen was. De algemeene rouw wilde zich in alge-
meene erkentenis van zijne verdiensten lucht geven, en het was
weldra zekerheid, dat het dankbare Nederland den roem van
eenen uitstekenden burger door een gedenkteeken vereeren zou.
Aan de commissie, voor hare taak uitnemend berekend
was het overgelaten om de plaats voor het gedenkteeken te
kiezen. Rondom haar verhieven zich velerlei stemmen. Som
migen wilden het gedenkteeken op het graf, anderen in den
nieuw gebouwden tempel, anderen elders in de plaats waar
Dresselhuis had geleefd en gewerkt. De een beweerde dat
het boven zijn stof van zijnen onsterfelijken geest moest ge
tuigen de ander achtte het misplaatst daar, waar het maar
zeldzaam gezien, weinig aan hem herinneren kon. Alle die
stemmen werden zeker door de commissie gewikt en gewogen,
en bedriegen wij ons nietdan koos zij de tegenwoordige
plaats, op het plein voor de nieuw gebouwde school, dpels
omdat het daar in het midden der bevolking, eene getuigenis
van licht, waarheid en leven zoude zijn; deels omdat de her
innering aan Dresselhuis nergens beter kon worden gesteld,
dan daar, waar de school aan den v oor tr ettelijken opvoed
kundigen doet denken, en waar de schooljeugd aan den vriend
van wijsheid en wetenschap, aan den geleerden, naauwgezet-
ten, braven leidsman moet worden herinnerd.
Met ongeduld verbeidde ieder belangstellende den dag
waarop het gedenkteeken voor aller oog onthuld en aan de
gemeente Wolf aartsdijk zou worden overgedragen, om het als
een Nederlandsch eigendom te bewaren. Omstandigheden van
den wil der commissie onafhankelijk vertraagden dien dag.
Maar gelukkig moest die verschoven worden. Want na 7.00
vele stormachtige October-dagen kwam de lstc November
kalm en schoon; door enkele zonnestralen noodigendeom
naar de plaats van het feest de schreden te wenden. Iets nevel
achtigs kenmerkte slechts dien dag, als ware het om te herin
neren, dat de geest die van het licht getuigt, nog door misti gen
damp belet wordt zich geheel te ontwikkelen. De nevel
rondom het gedenkteeken was ons een beeld van hen, die de
poging om het licht tc huldigen tegen staan, maar die vroeger
of later zullen opgelost worden «1verdwijnen.
Tegen 12 uur waren de genoodigden in het schoollokaal
verzameld. 'tZon ook wel schandelijk ondankbaar Geweest
zijn, indien men niet gaarne daarvoor dat gebouw geopend
had. Wij kunnen ons begrijpen, dat het gemeente-bestuur
van Wolf aartsdijk zich gelukkig heeft geachtdat men de
school bij die gelegenheid wenschte te gebruiken. Dressel
huis heeft gedurende zoovele jaren, zoo oneindig veel voor die
gemeente gedaan; zij is hemv den trouwen vriend, den gemoe- j
delijken leeraar, den leidsman der jeugd, den raadsman van
allen, den voorstander van alle stoffelijke en geestelijke be
langen, zoo oneindig veel verpligt, dat wel die gemeente zich
beijveren moest om te toonen, (lat zij zulk een bezit niet ten
eenenmale onwaardig wasdaft zij zooveel goedsimmers
nog niet geheel, had vergeten.
De ruime zaal was geheel gevuld. Men zag daar eene com
missie uit het gewestelijk bestuur en meer dau eene uit onder
scheiden kerkelijke collegien; men vond er bestuurders van
het Zeeuwsch genootschap en notabiliteiten uit verschillende
plaatsen. Vele predikanten uit ons eiland met andere genoodig
den ook van buiten hetzelve. Tegenover de genoodigde dames,
hadden de bloedverwanten van Dresselhuis plaats ontvangen
en achter deze laatsten zag men een drietal leden van het ge
meente-bestuur en de zetels voor de overigen bestemd. En, wat
ik wel vroeger had mogen vermelden, de Zuid-Bevelandsche
onderwijzers vereeniging was breed vertegenwoordigd. Men
kon zien, dat de onderwijzers hunnen schoolopziener niet
alleen niet hadden vergetenmaar dat het hun behoefte was,
nog eenmaal te bewijzen, hoe lief hij huil was geweest.
Nadat alle de genoodigden plaats genomen hadden deelde
de voorzitter der commissie (welke in den laatsten tijd met
den onderwijzer van der Linden van Wolf aartsdijk vermeer
derd was) de heer van de Putte mede, wat men had verrigt
volgens verstrekten last, hoe dit feest was voorbereid en eindelijk
dat eene andere commissie bestaande uit de heeren Lantsheer
Buteux, Blaaubeen, Slotemaker en van Strien benoemd
was, om, de rekening na te zien en decharge te verleenen.
Voorts werd de gang der feestviering medegedeeld en nu nam
deze, naar aller verlangen eenen aanvang.
Een mannenkoor door onderwijzers gevormd, opende de
plegtigheid. Fiks en statig klonken de krachtvolle stemmen
door de ruime zaal en aller gemoed werd geleid tot de hoofd
gedachte, die hier moest uitgedrukt worden door het lied
Welke schatten d' aard kan geven7 Li<iht dat zij op aard ontsteken
Hoeveel schoons de kunst bereidtGaat niet onder in hun graf,
Alles draagtgelijk ons levenWat zij wrochten, blijft ons spreken,
't Kenmerk der vergankljkheid.-Van t geen God in hen ons gaf.
Maar, die door hun Geestes gaven Zoo zal,kan hier niets beklijven,
Zegen spreiden om zich heen Worde ook 't marmer eens tot gruis:—
Leven voortals op hun graven 't Werkde naam, de eere blijven
7 Nakroost dankt,voorwatzjdeenVan den eeiTlen Dresselhuis.
Gedurende dit gezang betradt de voorzitter, als feestredenaar,
het spreekgestoelte met de vaderlandsche driekleur gedekt.
Na passende welkomstgroet gaf hij een overzigt van het leven
van Dresselhuis, waarin zoo veel lief en leed zich hadden
afgewisseld, terwijl hij vooral deed uitkomen, hoe het levens
geluk van Dresselhuis aan zijnen eenigen zoon verbonden
was geweest en zijne levenskracht met diens sterven als het
ware uitgebluscht was geworden. Na korte karakterschets wees
de spreker op de onderscheidene maatschappelijke betrekkingen
van Dresselhuis, op (le voortreffelijke wijze waarop hij daarin
werkzaam was geweest, en op de vruchten die de wetenschap,
de kerk, de geheele maatschappij van zijne geleerdheid, zijn
doorzigt, zijn ijver, zijne voortreffelijke beginselen had mogen
plukken. In de 3 plaats werd gewag gemaakt van zijne veel
zijdige talenten als geschiedvorscher en als oudheidkundige, en
niet minder rijk was de stof door den redenaar behandeld, als hij
Dresselhuis voorstelde, als een edel. waarheidlievend mensch,
als een nederig, geloovig Christen. Wij kunnen gerust zeggen,
dat de redenaar geen enkele trek vergat om het beeld van
Dresselhuis met getrouwheid te schetsen. Zeide hij, nederig j
over de wijze waarop hij zijne taak vervulde, oordeelende
dat zijne vleugelen te zwak waren om zich hoven het alledaagsche j
te verheffen, hij heeft ons het bewijs gegeven, dat hij, uit de
volheid (les gemoeds sprekende, door zijn onderwerp bezield
was en dat hij altijd wel sprekend is, die uit het hart waarheid 1
verkondigt. Wie Dresselhuis gekend heeft, vond hem in de
hier opgegeven schildering weder, dankte den spreker in zijn
hart als hij zijne schets had voltooid, en hoorde gaarne de op
wekking: volgt hem na!"
De heer v. d. Putte werd op het spreekgestoelte ver
vangen door zijn medelid Dr. Snoep. In bezielde woorden
wees deze op de vuige taal van dweepzuchthuichelarij en
lasterdie de oprigting van het gedenkteeken eene God ont-
eerende menschenvergoding had durven noemen. Neen! het
is geeue menschenvergodingriep hij uit, wanneer de mensch
hulde brengt aan den adel der menschheidals hij het rein
menschelijke'thelk een is met het Goddelijkein den broeder
erkent en waardeert. Tegenover de aanrandingen der duister-
lingen schetste spreker in krachtige trekken, hoe Dresselhuis
vreemd was geweest aan alle zelfzucht en bekrompenheidverre
van eenige liefdeloosheid en ook in den strijd der meeningen de
opregte overtuiging van andersdenkende eerbiedigende; hoe het
1 zijn streven was geweest den slnijer opteligten waarmede de
schijnvrome zijn gelaat bedekt en waar achter de afzigtelijkste
I boosheid verborgen ligt; hoe al wat hij deed en werkte was ge-
I weest lot heil der menschheidwaarom ook het gedenkteeken
j tot allen zonde spreken en een baken zijn in (len strijd des
levens, om met den edelen vriend denregten weg te gaan, en
onder albs zijn eenvoud en opregtheid, zijne vastberaden
heid en gelatenheid na te volgen. Met een enkel woord wees
hij daarna aan, hoe onze voorouders ons het voorbeeld gegeven
hadden om door praalgraven de verdiensten van grooten en
edelen te huldigen, als om daardoor optewekken '«ot zelfkennis
zelf veredeling cii zul ('volmaking; en h'j eindigde met do herin
nering, dat ook deze dag ons leerde, dat de maat der kennis
der opgeklaarde begrippeneiken dag voller wordt, en dat het
ons doel moet zijn om, even als Dresselhuis, den tijd te helpen
bespoedigen, waarin de lichtende fakkel der waarheid het ge
heele menschdom verlichten zal.
Wij hadden reeds zoo veel schoons gehoord en waren, zoo noo-
dig, op de hoogte gebragt, om de oprigting van het gedenktee
ken, als een schuldige pligt jegens eenen uitmuntenden broeder,
als een zegen voor tijdgenoot en nakomelingschap te beschouwen;
maar nog wenschten anderen door hunne woorden als het ware
steenen aantebrengen tot het gedenkteeken den voortreffelij
ken man ter eer. Namens de Zufd-"Bevelandsche onder
wij zers-vereeniging sprak eerst de heer Cromjongh en deed
de verdienste van Dresselhuis als schoolopziener uitkomen.
Het was eene ware hulde der dankbaarheid, die te aangenamer
ons in de ooren klonk, omdat zij het bewijs gaf, dat tegenover
de drieste domheid, die uit de hoogte veroordeelt en het goede
miskent, de mannen des lichts zich erkentelijk toonen aan elk
die hun de hand reikt om voorwaarts te streven. Het deed
het hart goed te hooren, hoe de onderwijzers hunnen leidsman,
als hunnen vader beschouwd hadden, en het getuigde voor den
spreker, als hij de gelukkige greep deed, om bij deze gelegen
heid den brief medetedcelen, waarmede Dresselhuis van de
onderwijzers in zijn district afscheid genomen en zijn laatste
woord tot hen gesproken had.
Na dezen droeg dhr. Jille van 's Heer Arendskerke eenige
dichtregelen voor, die wij hier niet kunnen wedergeven, maar
die ons den indruk gaven, dat Het men ook gelijk hij zich
uitdrukte het stof des ontslapenen op het kerkhof alleen,
de dichterals vele anderenin gezelschap van den geest des
ontslapenen, zijne levensreis wilde voortzetten.
Eindelijk was het woord aan den onderwijzer der plaats, de
heer van der Linde. Hij sprak uit ervaring, als langdurig
1 ooggetuige van de stille deugden van den vereeuwigden vriend.
I Zijne eenvoudige taal voltooide de breede schilderij, die de
onderscheiden sprekers voor ons ontrold hadden. Hij was be
voegd om zóó te spreken en het zwijgen ware hem onmogelijk
geweest, bij zooveel sympathie voor de edele hoedanigheden
I van zijnen onvergetelijken weldoener. Gelukkig was zijne keus
van voorbeelden uit diens leven en wij mogten, hem hoorende,
de aangename opmerking maken, dat, wanneer de jeugd te
Wolf aartsdijk in dien geest onderwezen wordt, het nageslacht,
misschien meer nog dan de tijdgenoot, de gedachtenis van
Dresselhuis zal zegenen.
Nu was eindelijk het lang gewenschte oogenblik der ont
hulling daar. Alle de feestgenooten gingen, op uitnoodiging
van den voorzitter der commissie, naar het schoolplein, en
schaarden zich rondom het gedenkteeken, dat in vlaggen ge
huld was.
lied aan
Het koor der onderwijzers hief andermaal een
D, sluijer valVDe sluijer vall*
De naam des eedlen blinke!
En door arduin en marmer zal
Die naam bij 't nakroost klinken.
Op een teeken dat door het oudste aanwezige lid van gede
puteerde staten, den heer mr. van der Bilt, ais daartoe ver
zocht, gegeven werd viel het omkleedsel weg, en dr. Moll
begroette de eenvoudig schoone gedenkzuil met deze weinige
maar kernachtige woorden:
Leef dan voort, vader Dresselhuis man van den voor
uitgang, man der wetenschap en der practijk. Leef dan
„voortin onze harten, trots elke reactie van ongeloof en bij-
geloof. Liet gij geenen zoon ons na, uij willen uwe zonen
zijn. Mogt onverhoopt de geest des kwaads Uw gedenkteeken
omver rukken, de geest des lichts en der waarheid zal het
weer oprigten! Leef dan voortGeest des ontslapene
„op den eersten November is uwe gedachtenis gevoegd bij de
„gedachtenis aller heiligen!"
Nog onder den indruk dier gespierde taal, den geest van
Dresselhuis waardig, vervolgden de zangers:
Zoo wordt verdienste en deugd op aardt
Gekroondgezegend en bewaard!
Had de koude herfstlucht ons niet verhinderd, dan ware
het zeker eigenaardig geweestom de feestviering op de
plaats zelve, waar het gedenkteeken in ons midden stond,
te sluiten. Maar Hu was het veiliger om in de nabij
gelegen feestzaal terug te keeren. Daar vatte (le feestrede
naar nog eenmaal het woord op, eerstelijk om het monu
ment aan de zorg en hoede van het gemeente-bestuur op te
dragen, vervolgens om dank te brengen aan allen, die op
eenigerlei wijze tot de daarstelling hadden medegewerkt. Hij
besloot zijne moeijelijke maar gelukkig volvoerde taak met
eene opwekking, even passend als juist uitgedrukt: Eere den
mensch die geleefd en gearbeid heeft als Dresselhuis, bo
venal eere aan Goddie in den mensch de vatbaarheid fat
zoo groote ontwikkeling heeft gelegd!
Niet om het aantal feestredenen te vermeerderen, maar
om de gevoelens vrittedrukkendie de bloedverwanten van
Dresselhuis in dit merkwaardig oogenblik vervulden, sprak
(lr. Piccardt in naam der betrekkingen weinige woorden.
Hij betuigde hunne ingenomenheid met de ervaring, dat de
liefde die zij den vereerden man hadden toegedragen, hen niet
tot overdrijving had geleiden zeide, dat wel niemand het in ben
wraken zouwanneer zij zich aan de spits stellen der genen,
diewenschen, dat het gedenkteeken immer eene opwekking
zijn mogt om in den geest des vereeuwigden, rusteloos maar
rustig voorwaarts te streven op (1e baan der vrije ontwik
keling, en het werk te helpen voltooijenwaaraan Dressel
huis zijn leven had gewijd.
Nog eens liet nu het gezang zich hooren en de plegtigo
feest' iering eindigde met het opwekkend lied: