tSijbtad van de Goessche Courant d°. 13 Augusta*
no. 03.
EERSTE KAMER DER STATEN-GEHERAAL. j andere Kamer gezegd) door den tegenwoordigen toestand
van den grond die door eenen ingebroken polder is om-
rikgd, niet meer bedreigd of benadeeld wordt dan vroeger
toen bij nog onbedijkt lag Zal de Slaat zelf zich dan
gcrcgligd acblcn de noodige werken uit te voeren Neen
immers bet laat zich niet aanzien, dat hij daartoe zal over
gaan Het laat zich evenmin aanzien dat de Staatbij
eene niet tijdige indijking door de maatschappij, tol meer
dere kosten zal worden vcrpligt gelijk volgens het slot
dezer zinsnede wordt gevreesd.
VERSLAG der Commissie van Rap
porteurs nopens het ontwerp van
wet tot goedkeuring eener dading
tusschen den Staat en de Maat
schappij tot indijking van op- en
aanwassen in de Ooster-Schelde.
1Bij den aanvang van hel onderzoek in de afdeelingen
van dit wets-onlwerp werd door enkele leden de wensch
geuit, waarmede onderscheidene anderen zich dadelijk ver-
eenigden, dat hij wets-onlwerpen, in welke naar eene kaart
verwezen wordteen mtn kostbare afdruk van zoodanige
kaart op verkleinde schaal onder de gedrukte stukken mogt
worden opgenomen, hetgeen tot het juist begrip der zaak
aanmerkelijk zou bijdragen.
2 Overgaande tot het onderzoek bleek dat een zeker
getal leden geene bedenkingen tegen dit wets-ontwerp hadden;
doch dat onderscheidene anderen met leedwezen hadden op
gemerkt hoe de Regering in der lijd met weinig klem had
gehandhaafd de oorspronkelijke concessie. Daaraan schreef
men toe de veelvuldige nadeelige gevolgen, welke de Staat
van deze onderneming had ondervonden daaraan schreef
men toe de meer of minder gegronde vrees voor den afloop
eener procedure, en ook voor de toekomst zag men nadeelen
daarin gelegen. Eene toegevende inschikkelijkheid om af
te wijken van de oorspronkelijke concessiemet teruggave
in het einde van het waarborgkapitaal, ook bij non-praes-
tatie van verpligtingen door den concessionaris, beschouwde
men als eene aanmoediging voor anderen tot aanvragen om
concessie voor allerlei ligtzinmge en ondoordachte of niet
ernstig gemeende ondernemingen bij welke misschien bet
winnen van eene premie op het aandeel somtijds meer be
oogd werd dan het uitvoeren van een groot werk.
3 Door velen werd de overeenkomst van 11/24 December
1860 onvolledig geacht, omdat daarin naar hunne meening
ten eenenmale een waarborg wordt gemist voor de indijking
door de maatschappij van den ingeloopen polder n°. 2, van
welks dijk de Regering waarschijnlijk gronden noodig zal
hebben voor den aanleg van den Zeeuwschen spoorweg.
Welke strafbepaling is er in de dading opgenomen, vroeg
men, indien de maatschappij dien polder niet indijkt? Zal
de Staat zelf zich dan geregligd achten, de noodige werken
uit te voeren? De Regerii g gaf in de andere Kamer te
dezen opzigle ten antwoord dat allerwaarschijnlijkst de
thans onder water staande polder wederom zal zijn herdijkt
vóór dat de grond in dezen polder voor den spoorweg zal
noodig wezen. Men vond evenwel in het wijzen op deze
waarschijnlijkheid geenen waarborg om zonder ander dwang- 1
middel dien polder door de maatschappij binnen den ver-
eischlen tijd te zien indijken Men oordeelde dat echter
art. 6 hieromtrent eene strafbepaling had behooren te zijn
opgenomen; want bij niet tijdige indijking door de maat
schappij zal de Staat ongetwijfeld tot meerdere onkosten
worden geleid.
4. Met het oog op deze moeijelijkheid stelde eene geheele
afdeeling deze twee vragen, welke zij gaarne door de Rege
ring zou beantwoord zien: 1°. welke werken moeten er nog
worden uitgevoerd om de indijking van den polder nu. 2 te
bewerkstelligen of te voltooijen? en 2". welke zal de rig—
ting zijnwelke de spoorweglijn volgen zal over deze nog
in te dijken gronden?
Enkele leden voegden hierbij nog eene derde vraag en wel
deze: indien men al de geopperde, niet onbelangrijke be
zwaren al eens voor een oogenblik ter zijde schoof en dit
wels-ontwerp tot wet verheven wierd, is er dan grond om
zich te vleijen dat er geene moeijelijkheden met een nabu-
rigen Staat zullen ontstaan over de afdamming van de
Ooster-Schelde en de verdere land- en waterwerken], voor
den Zeeuwschen spoorweg benoodigd.
De Commissie van Rapporteurs achtte deze vragen ge-
wigtig genoeg om haarster beantwoording aan de Regering
in te zenden.
Nadat deze uitslag van het onderzoek in de afdeelingen
aan de Regering was medegedeeldis van haar ontvangen
de volgende;
MEMORIE van BEANTWOORDING.
1. Aan het bij deze zinsnede van het verslag te kennen
gegeven verlangen zal voortaan, bij voorkomende gelegen
heid, kan het zijn, worden te gemoet gekomen.
2. De Regering acht het voor het minst overbodig om,
naar aanleiding eener door onderscheidene leden gemaakte
opmerking, dat in der tijd de oorspronkelijke concessie met
te weinig klem zou zijn gehandhaafd, hier ter plaats weder
op nieuw de geheele geschiedenis der zaak bloot te leggen
Zjj is in de achtereenvolgens uitgegeven jaarverslagen over
de openbare werken omstandig omschreven en hetgeen
bij deze gelegenheid door die onderscheidene leden is be
weerd is reeds vroeger in de andere Kamer meermalen
besproken en wederlegd. Er is thans geene sprake meer
van de concessie en van hetgeen tengevolge daarvan is ver
rigt, maar alleen van de dading en van de voorwaarden
daaraan verbonden. Het zijn die voorwaarden, welke tegen
over de voordeelen, die door de dading zullen worden ver
kregen, moeten worden gewogen en de Regering is van
meening dat deze voordeelen ver overtreffen het gewigt
van de bezwaren, welke uit de wijze, waarop de concessie
is uitgevoerd, mogten zjjn voortgevloeid.
3. Door vele werd de overeenkomst onvolledig geacht
omdat daarin een waarborg gemist werd voor de indijking
van den ingeloopen Polder. Welke strafbepaling is er in
de dading opgenomen, vroeg men indien de maatschappij
den polder niet indjjkt Het antwoord is geene.
In het algemeen belang heeft men het onnoodig geacht,
aan de maatschappij de verpligting tot herdijkirig op te
leggen aangezien (het werd reeds in het antwoord aan de
4. Bij deze zinsnede van het verslag worden drie vragen
gedaan welke eene geheele afdeeling der Kamer gaarne be
antwoord zag.
(d°. Welke werken moeten er nog v.orden uitgevoerd
om de indijking van den tweeden polder te bewerkstel
ligen
Het bestek, hetwelk voor de herdijking van wege de
maatschappij is ontworpen is op dit oogenblik alhier niet
meer voorhanden maar iu Zeeland aan het voorloopig on
derzoek van de betrokken ambtenaren van den waterstaat
onderworpen Men kan dus geene gedetailleerde beschrijving
geven der voorgenomen werkenmaar moet zich bepalen
tol het antwoorddat die zullen beslaan in het maken van
een nieuwen omringdijk.
«2°. Welke zal de rigting zijn, welke de spoorweglijn
volgen zal over de nog in te dijken gronden
Dit is op dit oogenblik met geene mogelijkheid te zegen.
«3". Indien het wets-ontwerp tot wet verheven wordt
is er dan grond om zich te vleijen dat er geene moeijelijk
heden met een naburigen Staat zullen ontstaan over de af
damming van de Ooster-Schelde?'
Door de gesloten transactie zal worden vcrwezentlijk het
geen men door het verleenen der concessie van 1849 heeft
willen bereiken Door eene goedkeuring dier transactie zal
derhalve in den toestanddien de concessie heeft daargsteld,
geene verandering worden gebragt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
S van HEEMSTRA.
De Minister van Finantien
van TETS
De Commissie van Rapporteurs heeft gemeenddit ant
woord te zamen met de aanmerkingen der afdeeclingen
aan de Kamer te moeten mededeelen
Aldus vastgesteld in de Commissie van Rapporteurs, den
14den Augustus 1861.
FKANSEN van de PUTTE.
van GOLDSTEIN vanOI.DE VALUER.
'T HOOFT van BENTHUIZEN
van NISPEN van BANNER DEN
VERKORT UITTREKSEL van hst verslag van den
toestand der provincie Zeeland, door Gedeputeerde
Staten uilgebragt aan de Provinciale Staten in de
zomervergadering van 1861.
Vervolg).
Gast- of ziekenhuizen, bedoeld bij letter a en d
van art 2 der wet
Gemeente-instellingen van dezen aard, uitsluitend bestemd
tot opneming en verpleging van zieken en verwonden waren
den 1 januarij 1860 aanwezig .1, als 1 in eene gemeente
boven de 5000 zielen, te Middelburg, gesubsidieerd, eri 2
in gemeenten beneden de 5000 zielen, te Sluis en Aarden-
burg, niet gesubsidieerd. Den 31 december daaraanvolgende
waren ze in denzelfden toestand nog aanwezig
Behalve in de genoemde gestichten worden ook zieken
en verwonden verpleegd in d» godshuizen te Goes, Veere
en Vlissingen In dat te Veere werden in 1860 echter geen
zieken opgenomen.
Danken van Leening
Van deze instellingen, waarvan alleen worden aangetroffen
de zoodanigen die op openbaar gezag zijn ingesteld, waren,
als in 1859, 4 aanwezig, als te Goes, Miidelburg. Vlissin
gen en Zierikzee.
HOOFDSTUK IX.
Brandblusch-middelen
Te Colijnsplaat en Korlgcnc doet de behoefte aan eene
brandspuit van grootcre soort dan de aanwezige zich ge
voelen De toestand der geldmiddelen gedoogt echter voors
hands niet tol den aankoop daarvan over te gaan
Te Goes had de straatverlichting, nog gedurende de eerste
vier maanden des jaars, met olie plaats. In den loop des
zomers werd de gas-fabriek gebouwd en in zoover in ge
reedheid gebragt, dat op den 27 augustus het gas-licht hel
eerst kon worden ontstoken.
Verder gc chiede de verlichting daarmede gedurende het
overig gedeelte des jaars, maar liet veel te wenschcn Men
had zooals zulks dikwijls met nieuwe inrigtingen hel geval
is, met velerlei zwarigheden te kampen, waarvan de felle
vorst niet de minste was Er is, zegt men, echter grond
o;n te verwachten, dat de bestaande gebreken in den loop
van dit jaar zullen worden verbeterd, en men verwacht tegen
den volgenden winter te meer eene allezins goede verlichting
om dat het gas, ondanks de ondervondene moeijelijkheden
doorgaans zuiver en helder brandde.
b. Gevangenissen
Als lid van het collegie van loezigt over hel kantonnale
huis van bewaring te Kortgene, trad ambtshalve op de
heer mr N. U van Nes van Meerkerk kantonregter aldaar
en zulks ter vervanging van zijnen voorganger in laalstgc-
melde hoedanigheid, den heer mr. J G de Backer.
Voorts werden tot leden van de collegiën van loezigt
respectivelijk van de na te melden huizen van bewaring
benoemd
te Heinkenszandde heer mr C. van Citters, burge
meester van"sHeer Arcndskerke, ter vervanging van den heer
J I' I Ruleux, vroeger op zijn verzoek eervol ontslagen.
De toestand der gevangenis-localen te Goes bleef dezelfde.
Met den bouw der nieuwe gevangenis te dier plaats werd
langzaam voortgegaan, zijnde in het afgeloopen jaar het
2de perceel aanbesteed. Door de felle vorst in den laat
stee winter moest men het werk staken.
Het mobilair dezer drie gestichten werd in bruikharen
staat, cn door herstellingen en vernieuwingen volledig ge
houden.
Het gedrag der gevangenen te Goes, wordt gezegd vol
doende te zijn geweest Aan vier hunner moesten echter
disciplinaire straffen worden opgelegd.
Van de gevangenen te Goes vinden wij aangetcekcnd
dat die, in geval zij geestelijken troost behoefden, door
den jongsten predikant der hervormde of door den kapel
laan der roomsch-krtholyke gemeente bezocht werden; deze
bezoeken had len geregeld in het gasthuis, bij de aldaar
verpleegd wordende zieke gevangenen, plaats.
De ondervinding leert bij voortduring dat de algeheele
onthouding van sterken drank, zelfs voor hen die daarvan
vroeger misbruik maakten geenerlei nadeelige gevolgen
heeft. Een in hevige male aan dat misbruik verslaafde ge
vangene te Zierikzee, heeft in het afgeloopen jaar nog
daarvan het bewijs geleverd.
Eene wijziging in de ontwerpen voor het bouwen van een
huis van bewaring te Heinkenszand, is nader wenschelijk
bevonden. Die stukken zijn dien ten gevolge op nieuw in
handen van het heirokken collegie van loezigt gesteld, van
hetwelk zij aUnog worden terug gewacht.
HOOFDSTUK X.
RIJKSMIDDELEN.
a Directe belastingen: opbrengst te zamen f 1183335,035.
b In- en uitgaande regten en scheepvaarlreglen: opbrengst
te zamen f 146890,96''.
c Accijnsen: opbrengst te zamen f 539790,18.
d Belasting der gouden en zilveren werken, te zamen
1514,83.
e. Indirecte belastingen; opbrengst te zamen f 551316,16.
f Domeinen: pachten en andere inkomsten 118410,02.
koopprijzen van domeinen met de renten daarvan f 84529,47,
g. Posterijen opbrengst brievenpost f 67509,68s.
Het getal der aan de verschillende postkantoren in 1860
ontvangene getaxeerde brieven, met uilzondering van die
van Goes, waarvan weder geene opgave kan gedaan worden,
bedroeg binnenhof!sche 367028, buitenlandsche '25726
en dat der verzonden gefrankeerde: binnenlandsche 91212,
buitenlandsche 12589.
OPENBARE VEILIGHEID EN GEVANGENISSEN.
a Openbare veiligheid.
Voor zooveel wij hebben kunnen nagaan, nam de bede
larij in 1860 niet toe Veelal werd zij bedektelijk cn onder
het uitventen van eene koopwaar van uiterst geringe waarde
gepleegd. De door 23 gemeente-besturen in Zuid-Beveland
gemeenschappelijk vastgestelde bepalingen, bleven het kwaad
aldaar op krachtdadige wijze weren
Voor de verschillende arrondissemenls-regtbanken dezer
provincie, stonden in 1860 wegens bedelarijen landloopcrij
in het geheel te regt 55 personen, dat is 7 meer dan iu
het vorige jaar. Daarvan werden 42 tot gevangenis-straf
en 10 tot gevangenis-straf en opvolgende overbrenging naar
een bedelaarsgeslicht veroordeeld. Één werd vrijgesproken,
terwijl 2 van alle regtsvervolging ontslagen werden.
Rampen enz
Wij meenen hier iu dc eerste plaats melding te moeten
maken van den hagelslag, door welke op den 16 julij de
onder de gemeenten IJzendijkc, Biervlieten Hoofdplaat te velde
staande oogst bijna geheel werd vernield Het daardoor
geleden verlies werd op ruim vier tonnen gouds begroot.
Ook onder de gemeente Wissenkerke werd daardoor eene
aanmerkelijke schade aangcrigt.
Op den 3 januarij werd de mcefabrijk Nederlandonder
de gemeente 's Heer Arendskerke, grootendcels eene prooi
der vlammen alleen de zoogenaamde toren bleef onbescha
digd, terwijl eene zekere hoeveelheid groene en bereide mcede
daarbij insgelijks verloren ging De oorzaak van het onheil
bleef onbekend. Het vernielde was tegen brandschade
verzekerd.
HOOFDSTUK XI.
WATERSTAAT.
a Rivieren.
In ons vorig verslag deelden wij mede dat er opnemin
gen en peilingen werden gedaan, ter beoordeeling van het
geen lot verbetering zou kunnen dienen van het veer liet
Sloe, en dat wij, na den afloop daarvan, van den Hoofd
ingenieur van den waterstaat eene mededeeling verwachtten
van den uitslag en van zijn gevoelen omtrent hetgeen tol
verbetering zou kunnen worden aangewend.
Die mededeeling hebben wij vervolgens ontvangen. Ver
schillende werken tot verbetering werden daarbij aan de
hand gedaan te weten
1 Het verleggen van den westelijken (Walchcrschen) veer-
dam en zijne verlenging over de voorliggende zandplaat,
benevens het daarstellen eener pont met hetgeen daarbij
vereischt wordt, waaronder de aanleg van haventjes ter
weerzijde van den oostelijken damde kosten van dit een
en ander werden door den Hoofd-Ingenienr op ongeveer
f 60000 geraamd
2. het maken van een voetpad van doorniksche steen op
het rijsbed over de voormelde plaat, en het aansluiten van
dit voetpad, door eene loopbrug over dc geul en de slik
ken, aan het einde van den westelijken vcerdam de kosten
daarvan werden op 5650 begroot
3 het verleggen der in het najaar van 1858 gemaakte
hulp-aanlegplaats aan de noordzijde van den westelijken veer-
dam naar den zuidoostelijken hoek van den Suzan;,a-polder,
derhalve nog meer noordwaarts, met het verlengen van